ECLI:NL:RBNHO:2025:12306

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
15/021816-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksuele handelingen zonder dwang in GGZ-instelling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het seksueel binnendringen van een slachtoffer in een GGZ-instelling. De rechtbank heeft geoordeeld dat dwang niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastelegging, die onder andere bestond uit het duwen van zijn penis in de anus en vagina van het slachtoffer, en het zich laten pijpen en aftrekken door het slachtoffer. De feiten speelden zich af tussen 11 en 18 januari 2024 in Heiloo, waar zowel de verdachte als het slachtoffer verbleven in een GGZ-instelling. Tijdens de zitting op 23 september 2025 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, terwijl de verdediging verzocht om vrijspraak, stellende dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor dwang. De rechtbank heeft vastgesteld dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar dat er onvoldoende bewijs was voor dwang. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de verklaringen van het slachtoffer en de omstandigheden waaronder de handelingen plaatsvonden. De rechtbank concludeerde dat het enkele gebaar van de verdachte en zijn indringende blik niet voldoende waren om te concluderen dat het slachtoffer gedwongen was tot de seksuele handelingen. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/021816-24
Uitspraakdatum: 7 oktober 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 september 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.P. Peters, en van wat de gemachtigd raadsman, mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, naar voren heeft gebracht. De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 januari 2024 tot en met 18 januari 2024 in de gemeente Heiloo, in elk geval in Nederland (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] te weten
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes penis in de anus van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer], en/of
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes tong in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het zich laten pijpen door die [slachtoffer], en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte (telkens), de kamer van die [slachtoffer], in de GGZ instelling waar zowel verdachte als die [slachtoffer] verbleven, is binnengegaan en/of vervolgens die [slachtoffer] met zijn lichaamshouding en/of gebaren en/of agressieve manier van kijken heeft geïntimideerd, en/of aldus voor die [slachtoffer] (die zeer kwetsbaar is vanwege ernstige psychiatrische problematiek) een zeer bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij zich niet kon of durfde te onttrekken.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om van de zaak kennis te nemen, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van hetgeen hem wordt verweten, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor het bestanddeel dwang.
3.3
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Zowel de verdachte als [slachtoffer], namens wie de aangifte is gedaan, verbleven in de periode van 11 januari 2024 tot en met 18 januari 2024 in een GGZ-instelling in Heiloo. Op grond van camerabeelden kan worden vastgesteld dat de verdachte op 12 januari 2024 rond 18.16 uur op de deur van de kamer van [slachtoffer] klopte. De deur werd opengedaan en de verdachte ging de kamer binnen. Om 18.35 uur verliet de verdachte de kamer.
Gezien de verklaring van de verdachte bij de politie op 29 november 2024 staat niet meer ter discussie dat er tussen de verdachte en [slachtoffer] op 12 januari 2024 seksuele handelingen hebben plaatsgevonden die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam (vaginaal en oraal).
Door de verdachte wordt echter betwist dat er sprake zou zijn geweest van dwang. Volgens de verdachte hebben de seksuele handelingen plaatsgevonden op verzoek (en dus met instemming) van [slachtoffer].
Op 12 januari 2024 was de nieuwe Wet Seksuele Misdrijven nog niet in werking getreden. De rechtbank dient deze zaak daarom te beoordelen aan de hand van de oude zedenwetgeving. Verkrachting zoals dat strafbaar was gesteld in artikel 242 (oud) Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) vereist dat het slachtoffer door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid is
gedwongentot (het plegen dan wel ondergaan van) seksuele handelingen.
Dwang kan bestaan uit geweld of een andere feitelijkheid, of uit bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid. Uit het dossier blijkt niet van geweld, bedreiging met geweld. De rechtbank staat daarom voor de vraag of sprake is van dwang door (bedreiging met) een andere feitelijkheid.
Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494 kan van zo’n feitelijkheid slechts sprake zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten. Ook kan sprake zijn van door een feitelijkheid dwingen als de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of een dergelijke dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, aldus de Hoge Raad.
[slachtoffer] heeft tijdens het studioverhoor bij de politie verklaard dat de verdachte, toen hij haar kamer binnenging, een gebaar zou hebben gemaakt. Dat gebaar bestond eruit dat de verdachte zijn vinger voor zijn mond hield, “zo van, stil stil stil, geen lawaai maken”, aldus [slachtoffer]. De verdachte zou niets hebben gezegd, maar wel een indringende blik hebben gehad. Meer of andere handelingen van de verdachte zouden er, volgens [slachtoffer], niet zijn geweest en dat volgt ook overigens niet uit het dossier of verhandelde ter terechtzitting.
Het enkele door [slachtoffer] beschreven gebaar in combinatie met een indringende blik, levert naar het oordeel van de rechtbank niet een zodanige psychische druk op dat [slachtoffer] zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten. Ook levert dit enkele gebaar niet een zodanige door de verdachte veroorzaakte (bedreigende) situatie op dat [slachtoffer] zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken.
Dat betekent dat – ook indien wordt uitgegaan van de verklaring van [slachtoffer] – er onvoldoende bewijs is dat de verdachte haar heeft gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen.
Nu naar het oordeel van de rechtbank ‘dwang’ niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zal de verdachte reeds om die reden worden vrijgesproken.

4.Beslag

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen dekens kunnen worden geretourneerd. De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over het beslag. De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen beddengoed dient te worden teruggegeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Dat is de kliniek van GGZ Noord-Holland-Noord te Heiloo.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten GGZ Noord-Holland-Noord van: 5 zakken beddengoed.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.F. van Halderen, voorzitter,
mr. J.M. Jongkind en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2025.