Op 9 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, een beslissing genomen op het verzoek tot wraking van de rolrechter in een civiele procedure. Verzoekers, beiden wonende te Amsterdam en vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Ilkdogan, hebben het verzoek ingediend tegen mr. J. van der Kluit, de rolrechter in de hoofdzaak. De wraking is aangevraagd naar aanleiding van een rolbeslissing van 22 september 2025, waarbij de rolrechter een vervangend processtuk van verzoekers niet heeft toegestaan. Verzoekers hebben aangevoerd dat hun rechten zijn geschonden, onder andere door het niet horen van hen voor de beslissing en door een schending van het beginsel van hoor en wederhoor. De rolrechter heeft in zijn verweer betwist dat er sprake was van vooringenomenheid en heeft zijn beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar eerdere beslissingen en de inhoud van de ingediende processtukken. De wrakingskamer heeft de gronden van verzoekers beoordeeld en geconcludeerd dat het verzoek kennelijk ongegrond is. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rolbeslissing van 22 september 2025 een rolbeslissing betreft en dat een ongewenste procesbeslissing op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en het proces in de hoofdzaak voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.