Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van 611 gram cocaïne op Schiphol op 24 december 2023. De verdachte werd op die datum aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen. Tijdens de rechtszaak op 10 januari 2025 zijn procesafspraken gemaakt tussen de officier van justitie en de verdediging, waarbij de verdachte instemde met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 130 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de procesafspraken als passend beoordeeld, mede gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat een getuige niet kon worden gehoord vanwege zijn uitzetting naar Suriname.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was, dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte in de invoer van harddrugs en zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 24 januari 2025.