ECLI:NL:RBNHO:2025:11137

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
11686122 CV EXPL 25-2978
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en geschil over mondelinge overeenkomst tussen partijen met betrekking tot loodgieter- en elektrawerkzaamheden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een mondelinge overeenkomst voor het uitvoeren van loodgieter- en elektrawerkzaamheden ter voorbereiding van het plaatsen van een keuken. De procedure begon met een dagvaarding en omvatte een mondelinge behandeling op 4 september 2025. De partijen zijn in contact gekomen via de website werkspot.nl, waarbij [eiser] op 10 oktober 2024 bij [gedaagde] thuis is geweest om afspraken te maken. Er is een aanbetaling van € 2.500,00 gedaan door [gedaagde] op 13 oktober 2024, maar er ontstond onduidelijkheid over de exacte afspraken en de uitvoering van het werk. Uiteindelijk heeft [eiser] de woning verlaten en zijn er geen verdere werkzaamheden uitgevoerd.

In conventie vorderde [eiser] betaling van € 4.988,55 van [gedaagde], inclusief een bedrag voor meerwerk en een spoedopslag. [gedaagde] betwistte de hoogte van de afgesproken prijs en stelde dat de werkzaamheden gebrekkig waren uitgevoerd. In reconventie vorderde [gedaagde] een verklaring voor recht dat [eiser] aansprakelijk was voor de geleden schade en een bedrag van € 1.960,20. De kantonrechter oordeelde dat de oorspronkelijke aanneemsom € 3.250,00 inclusief btw was en dat [gedaagde] nog € 950,00 verschuldigd was aan [eiser]. De vorderingen van [gedaagde] werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11686122 \ CV EXPL 25-2978
Vonnis van 1 oktober 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: Legal Advice Wanted.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- het tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het bericht van 3 september 2025 met producties van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 4 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is via de website werkspot.nl in contact gekomen met [eiser] over het uitvoeren van loodgieter- en elektrawerkzaamheden ter voorbereiding van het plaatsen van een keuken.
2.2.
In de avond van 10 oktober 2024 is [eiser] in de woning van [gedaagde] geweest om afspraken te maken. Naast keukenwerkzaamheden werd (in ieder geval) afgesproken dat [eiser] een nieuwe groepenkast zal verzorgen. Partijen hebben de afspraken niet schriftelijk vastgelegd.
2.3.
Op 11 oktober 2024 is [eiser] met de werkzaamheden begonnen.
2.4.
Op 13 oktober 2024 heeft [gedaagde] een bedrag van € 2.500,00 aanbetaald en vraagt [gedaagde] via WhatsApp aan [eiser]:

En lukt het om de verroeste waterleiding bij de toilet vandaag of morgen te fixen? Loopt nu steeds water op de vloer. (…)
2.5.
Nadat [eiser] diezelfde dag foto’s heeft verzonden van wat hij heeft aangetroffen reageert [gedaagde]:
“Ziet er idd vrij bizar uit op de foto’s. kan je in de kruipruimte ook fotootje maken hoe dat gat zit en waar ie eigenlijk op het riool aangesloten zou moeten zitten? Heb ik een duidelijk verborgen gebrek lijkt me.”
2.6.
Op 14 oktober 2024 heeft [eiser] een betaalverzoek verzonden naar [gedaagde] voor € 2.158,90 met als omschrijving “Keukenaanpassing E W 2024 Oktober”. [gedaagde] heeft hierop geantwoord:

In eerste instantie zouden we 3850 nu doen toch? Waarvan 2500 voldaan, dus nog 1350 nu?Owh de btw erbij, ik snap het al
2.7.
Op 15 oktober 2024 is de situatie tussen partijen geëscaleerd. Partijen verschillen van mening wat precies besproken en gebeurd is. Uiteindelijk heeft [eiser] de woning verlaten en de huissleutels aan de politie overhandigd. Er zijn daarna geen werkzaamheden meer uitgevoerd.
2.8.
Op 28 oktober 2024 heeft [eiser] aan [gedaagde] een betaalverzoek verzonden voor € 1.028,50 met mededeling “
Meerwerk ruwvoorbereiding 2024 peter [gedaagde] lichtplan en frees hakwerk, boren in schuur enz.”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na wijziging eis – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.988,55 inclusief btw, bestaande uit de hoofdsom (€ 4.658,50 inclusief btw minus aanbetaling van € 2.500,00), meerwerk (€ 1.028,50 inclusief btw), tarief spoedklus 15% (1.031,55 inclusief btw) en kosten en rente. Daarnaast vordert [eiser] te bepalen dat [gedaagde] de negatieve uitlatingen op online platforms onmiddellijk verwijdert en dat [eiser] gerechtigd is om alle schade als gevolg van de uitingen en de schade als gevolg van agressieve en intimiderende handelingen van [gedaagde] op hem te verhalen.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Met [gedaagde] is voor de afgesproken werkzaamheden mondeling een bedrag van € 3.850,00 exclusief btw afgesproken. Dit volgt uit het bericht van 14 oktober 2024 en uit de algemene voorwaarden, waarin staat dat de bedragen exclusief btw zijn. In de algemene voorwaarden staat verder dat voor spoedklussen een opslag van 15% wordt berekend. Omdat hier sprake was van een spoedklus is [gedaagde] deze opslag verschuldigd. De algemene voorwaarden zijn van toepassing. Ze worden op de site genoemd en een klus kan pas worden aangenomen als hiervoor akkoord wordt gegeven. Het meerwerk is ter plaatse met [gedaagde] besproken en overeengekomen. In de algemene voorwaarden staat dat mondeling overeengekomen meerwerk al bindend wordt beschouwd, tenzij daartegen uitdrukkelijk en schriftelijk bezwaar wordt gemaakt. [gedaagde] heeft echter nooit bezwaar gemaakt hiertegen.
3.3.
[gedaagde] betwist dat € 3.850,00 zou zijn afgesproken. In eerste instantie is een bedrag van € 3.250,00 overeengekomen waarbij kort daarna nog € 600,00 kwam voor werkzaamheden aan de kruipruimte en herstel van een afvoer. Die extra werkzaamheden zijn echter nooit uitgevoerd. Met uitzondering van de twee wandstopcontacten, vormden de werkzaamheden die door [eiser] als meerwerk in rekening zijn gebracht voor € 1.028,50 onderdeel van de oorspronkelijke overeenkomst of zijn deze werkzaamheden niet uitgevoerd.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert – samengevat en na wijziging eis – een verklaring voor recht dat [eiser] aansprakelijk is voor de geleden schade en [eiser] te veroordelen tot betaling van € 1.960,20. [gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [eiser] de overeengekomen werkzaamheden gebrekkig heeft uitgevoerd en niet heeft afgemaakt. [gedaagde] heeft de werkzaamheden door een derde moeten laten herstellen en afmaken. De kosten daarvan moet [eiser] aan hem vergoeden.
3.5.
[eiser] voert aan dat hij onbekend is met klachten van [gedaagde] en dat hij het werk dat hij in rekening heeft gebracht wel heeft afgemaakt. Voor zover het werk nog niet (deugdelijk) was uitgevoerd, is hij ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om tot herstel over te gaan.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, zowel in conventie als reconventie en voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Tussen partijen is mondeling een overeenkomst tot stand gekomen voor het uitvoeren van elektra- en loodgieterwerkzaamheden ter voorbereiding van het plaatsen van een keuken. Dit is een overeenkomst van aanneming van werk [1] .
Oorspronkelijke opdracht
4.2.
Partijen verschillen van mening over welke prijs is afgesproken voor de oorspronkelijke (voor aanvang van het werk) afgesproken werkzaamheden. [eiser] stelt dat een bedrag van € 3.850,00 is afgesproken. [gedaagde] heeft dit betwist en heeft betoogd dat partijen € 3.250,00 hebben afgesproken, waarna nog € 600,00 (als meerwerk) werd overeengekomen voor de afvoer en kruipruimte. Omdat [eiser] zich op betaling (nakoming) beroept, rust op hem de stelplicht en de bewijslast van zijn stelling [2] .
4.3.
Bij de uitleg van een overeenkomst komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de door het gebezigde bewoordingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten [3] . Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang en kan acht worden geslagen op het feitelijk handelen van partijen, ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst kunnen van belang zijn voor de aan de overeenkomst te geven uitleg.
4.4.
Vast staat dat er van de afspraken die op 10 oktober 2024 bij [gedaagde] thuis zijn gemaakt niets schriftelijk is vastgelegd. [eiser] beroept zich erop dat de instemming van [gedaagde] met de aanneemsom van € 3.850,00 blijkt uit het bericht van 14 oktober 2024 (2.6). [gedaagde] verklaart hierover echter dat hij met het bericht van 14 oktober 2024 slechts de bedoeling had om duidelijkheid te krijgen over wat tot dan toe afgesproken was (€ 3.250,00 en daarna € 600,00) en geen erkenning betrof van de oorspronkelijk afgesproken aanneemsom Dit sluit ook aan bij de whatsappberichten die zijn genoemd onder 2.4 en 2.5, waaruit blijkt dat de werkafspraken over de afvoer en kruipruimte niet bij de oorspronkelijke opdracht horen. De berichten en foto’s over de afvoer en kruipruimte dateren immers van 13 oktober 2024, terwijl de werkzaamheden op 11 oktober 2024 al waren begonnen. Op grond van de (beperkte) voorhanden zijnde gegevens komt de kantonrechter daarom tot de conclusie dat ervan moet worden uitgegaan dat partijen oorspronkelijk een aanneemsom van € 3.250,00 zijn overeengekomen.
4.5.
Vervolgens is de vraag of dit bedrag inclusief of exclusief btw is. Daarbij is van belang dat [eiser] handelt als ondernemer en [gedaagde] als consument. Het is een ondernemer verboden om aan een consument diensten aan te bieden tegen een prijs waarin de btw niet is inbegrepen [4] . Een consument mag daarom aannemen dat een bedrag inclusief btw is, tenzij hier andere afspraken over zijn gemaakt. Dat geldt ook hier; [gedaagde] mocht aannemen dat de afgesproken aanneemsom inclusief btw was. Dat [eiser] uitdrukkelijk vooraf met [gedaagde] heeft besproken dat het afgesproken bedrag exclusief btw was, heeft [gedaagde] betwist. [eiser] verwijst verder opnieuw naar het bericht van 14 oktober 2024. Uit het enkele feit dat [gedaagde] aangeeft dat hij begrijpt dat in het betaalverzoek een bedrag aan btw is begrepen, kan echter niet worden afgeleid dat hij daarmee de verschuldigdheid van btw over de oorspronkelijk afgesproken prijs erkende.
4.6.
Voor wat betreft het beroep van [eiser] op zijn algemene voorwaarden geldt het volgende. [eiser] stelt dat hij zijn opdrachtgevers altijd verwijst naar zijn website waar de algemene voorwaarden te vinden zijn en dat een opdracht pas in behandeling kan worden genomen als deze voorwaarden zijn geaccepteerd. [gedaagde] betwist dat hij voorafgaand aan de overeenkomst op de algemene voorwaarden is gewezen. [eiser] heeft hiertegenover niet onderbouwd of aangetoond dat hij [gedaagde] op de algemene voorwaarden heeft gewezen en dat [gedaagde] die ook heeft aanvaard. Het enkele feit dat [gedaagde] zijn klantgegevens aan [eiser] heeft verstrekt, is daarvoor onvoldoende. De algemene voorwaarden zijn dan ook niet op de overeenkomst van toepassing. De verschuldigdheid van btw kan daarom niet op die algemene voorwaarden zijn gebaseerd. De conclusie is dat het afgesproken bedrag van € 3.250,00 inclusief btw is.
Meerwerk
4.7.
Nu partijen voor de oorspronkelijke werkzaamheden € 3.250,00 zijn overeengekomen, omvat de vordering van [eiser] twee meerwerkvorderingen: € 600,00 en € 1.028,50. Omdat [eiser] betaling vordert van deze bedragen, moet hij stellen en bewijzen dat [gedaagde] (meerwerk)opdrachten heeft gegeven hiervoor [5] en de werkzaamheden ook uitgevoerd zijn.
4.8.
Het bedrag van € 600,00 aan meerwerk zal worden afgewezen. Tegenover de betwisting van [gedaagde] heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat de werkzaamheden met betrekking tot de afvoer en kruipruimte daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Integendeel, [eiser] heeft ter zitting aangegeven dat deze werkzaamheden pas na uitvoering van de oorspronkelijke werkzaamheden aan de beurt zouden komen. Hier is echter niet meer aan toegekomen omdat partijen toen in onmin leefden.
4.9.
Uit de brief van de advocaat van [eiser] blijkt dat de meerwerkvordering van € 1.028,50 betrekking heeft op verlichting (9 spots verwijderen en 1 ledspot plaatsen met bedrading), herstel afvoer wasbak bij toilet, het boren van twee elektragroepen vanaf schuur en twee wandcontactdozen bij vloerverwarming aanleggen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat door hem enkel opdracht is gegeven voor plaatsing van twee (extra) wandcontactdozen en dat die werkzaamheden ook uitgevoerd zijn. De kantonrechter acht een bedrag van € 200,00 hiervoor redelijk. Tot dit bedrag zal de vordering worden toegewezen. Het overige zal worden afgewezen omdat [eiser] tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat (apart) opdracht is gegeven hiervoor en dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd.
Overige vorderingen
4.10.
Omdat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, wordt de vordering van 15% spoedopslag, die hierop gebaseerd is, afgewezen. In dit verband geldt verder nog dat [eiser] ter zitting heeft verklaard dat een aanneemsom van € 3.850,00 was afgesproken ‘omdat het een spoedklus was’. Ook dat wijst erop dat voor het ‘spoedelement’ van de opdracht niet extra betaalde hoefde te worden.
4.11.
[eiser] heeft ten slotte nog gevorderd dat [gedaagde] uitingen op online platforms moet verwijderen, dat de agressieve en intimiderende handelingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn en dat [gedaagde] aansprakelijk is voor alle daaruit voortvloeiende schade. Deze vorderingen zullen worden afgewezen bij gebrek aan nadere onderbouwing.
Conclusie
4.12.
Partijen zijn een bedrag van € 3.250,00 inclusief btw overeengekomen voor de oorspronkelijke opdracht. Daarop heeft [gedaagde] € 2.500,00 betaald, zodat nog € 750,00 verschuldigd is. Daarnaast is [gedaagde] een bedrag van € 200,00 verschuldigd aan meerwerk voor plaatsing van twee wandcontactdozen. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld om € 950,00 te voldoen.
4.13.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen [6] voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan.
De gevorderde vergoeding is hoger dan het tarief dat volgens het Besluit past bij de toe te wijzen hoofdsom. Dat is het gevolg van het deels afwijzen van het gevorderde bedrag. De gevorderde vergoeding zal daarom worden toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij de toe te wijzen hoofdsom, zijnde € 142,50.
4.14.
De wettelijke rente zal worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf datum dagvaarding.
4.15.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.16.
De vordering van [gedaagde] tot betaling van € 1.960,20 zal worden afgewezen. Deze vordering bestaat (blijkens de overgelegde factuur van elektrotechnisch installatiebureau Electro Ron) uit gemaakte kosten voor ‘uitbreiden van de installatie’ (€ 1.350,00 exclusief btw) en ‘afmonteren van de keuken’ (€ 270,00 exclusief btw).
Uit deze factuur van de opvolgende elektricien blijkt echter niet de werkzaamheden aan de groepenkast door [eiser] ondeugdelijk is uitgevoerd, en ook de enkele stelling van [gedaagde] dat de nieuwe elektricien dit tegen hem heeft gezegd, is onvoldoende om aan te nemen dat herstelwerkzaamheden noodzakelijk waren. Ook uit de omschrijving van deze werkzaamheden op de factuur kan niet worden afgeleid dat (geheel of deels) sprake was van herstelwerkzaamheden. Voor wat betreft de overige kosten heeft [gedaagde] ter zitting toegelicht dat het daarbij ging om het plaatsen van spotjes buiten de keukenruimte en het herstel van de afvoer van het toilet. Voor wat betreft het maken van spotjes buiten de keukenruimte kan zonder nadere toelichting niet worden aangenomen dat die kosten onder ‘afmonteren van de keuken’ in rekening zijn gebracht. Vergoeding van die kosten door [eiser] is daarom niet aan de orde. Zoals in conventie is geoordeeld behoorde het herstellen van de afvoer van het toilet niet bij de oorspronkelijke opdracht, maar is hiervoor later (meerwerk)opdracht gegeven. Nu die werkzaamheden niet zijn uitgevoerd en ook niet aan [gedaagde] in rekening zijn gebracht, kunnen de gemaakte kosten om deze werkzaamheden alsnog door een derde te laten uitvoeren, niet op [eiser] verhaald worden.
4.17.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. Gezien de samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie worden de proceskosten van [eiser] worden begroot op nihil

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 950,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf de datum van de dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 142,50 aan buitengerechtelijke kosten
5.3.
compenseert de proceskosten in dien zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten begroot op nihil,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:750 BW
2.Artikel 150 Rechtsvordering (Rv)
3.ECLI:NL:HR:2009:BI6319 (Haviltex maatstaf)
4.artikel 38 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB
5.Artikel 150 Rv
6.Artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten