ECLI:NL:RBNHO:2025:10855

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
C/15/368834 / KG ZA 25/550
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming Caravanpark Sandevoerde na beëindiging huurovereenkomsten

In deze zaak gaat het om een executiegeschil waarbij eisers, huurders van Caravanpark "Sandevoerde", vorderen de schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de kantonrechter. Dit vonnis verplicht hen om per 1 oktober 2025 het caravanpark te ontruimen, na beëindiging van hun huurovereenkomsten per 31 maart 2025. Eisers stellen dat hun belangen zwaarder wegen dan die van Kennemer Park B.V., de exploitant van het park, die een natuurvergunning nodig heeft voor herstructureringsplannen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van kennelijke misslagen in de eerdere uitspraak, maar schorst de ontruiming tot er een ontwerpbesluit voor de natuurvergunning ligt. Dit besluit is cruciaal voor de uitvoering van de plannen van Kennemer Park. De voorzieningenrechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat het belang van eisers bij behoud van hun standplaatsen zwaarder weegt zolang er geen zicht is op de benodigde vergunning.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/368834 / KG ZA 25-550
Vonnis in kort geding van 22 september 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] , ✓

te [plaats 1] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats 2] ,
3.
[eiser 3],
te [plaats 1] ,
4.
[eiser 4], ✓
te [plaats 3] ,
5.
[eiser 5], ✓
te [plaats 3] ,
6.
[eiser 6],
te [plaats 1] ,
7.
[eiser 7], ✓
te [plaats 1] ,
8.
[eiser 8],
te [plaats 1] ,
9.
[eiser 9],
te [plaats 1] ,
10.
[eiser 10], ✓
te [plaats 1] ,
11.
[eiser 11], ✓
te [plaats 4] ,
12
. [eiser 12] , ✓
te [plaats 4] ,
13.
[eiser 13], ✓
te [plaats 1] ,
14.
[eiser 14], ✓
te [plaats 1] ,
15.
[eiser 15], ✓
te [plaats 1] ,
16
. [eiser 16], ✓
te [plaats 1] ,
17.
[eiser 17], ✓
te [plaats 1] ,
18.
[eiser 18], ✓
te [plaats 1] ,
19.
[eiser 19], ✓
te [plaats 5] ,
20.
[eiser 20],
te [plaats 6] ,
21.
[eiser 21], ✓
te [plaats 1] ,
22.
[eiser 22],
te [plaats 1] ,
23.
[eiser 23],
te [plaats 7] ,
24.
[eiser 24],
te [plaats 7] ,
25.
[eiser 25] , ✓
te [plaats 8] ,
26.
[eiser 26],
te [plaats 2] ,
27.
[eiser 27], ✓
te [plaats 1] ,
28.
[eiser 28],
te [plaats 1] ,
29.
[eiser 29], ✓
te [plaats 9] ,
30.
[eiser 30], ✓
te [plaats 9] ,
31.
[eiser 31],
te [plaats 2] ,
32.
[eiser 32], ✓
te [plaats 1] ,
33
. [eiser 33], ✓
te [plaats 1] ,
34
. [eiser 34],
te [plaats 1] ,
35.
[eiser 35],
te [plaats 1] ,
36
. [eiser 36], ✓
te [plaats 1] ,
37.
[eiser 37], ✓
te [plaats 1] ,
38.
[eiser 38], ✓
te [plaats 1] ,
39.
[eiser 39], ✓
te [plaats 1] ,
40.
[eiser 40],
te [plaats 2] ,

41.[eiser 41] , ✓

te [plaats 1] ,
42
. [eiser 42],
te [plaats 10] .
43.
[eiser 43],
te [plaats 1] ,
44.
[eiser 44], ✓
te [plaats 1] ,
45.
[eiser 45],
te [plaats 11] ,
46.
[eiser 46], ✓
te [plaats 12] .
47.
[eiser 47],
te [plaats 1] ,
48.
[eiser 48],
te [plaats 3] .
49
. [eiser 49], ✓
te [plaats 1] ,
50.
[eiser 50].
te [plaats 2] ,
51.
[eiser 51],
te [plaats 2] ,
52.
[eiser 52],
te [plaats 1] ,
53.
[eiser 53], ✓
te [plaats 1] ,
54.
[eiser 54] , ✓
te [plaats 1] ,
55.
[eiser 55], ✓
te [plaats 1] ,
56
. [eiser 56], ✓
te [plaats 13] ,
57.
[eiser 57], ✓
te [plaats 14] ,
58.
[eiser 58],
te [plaats 1] ,
59.
[eiser 59],
te [plaats 15] ,
60.
[eiser 60], ✓
te [plaats 16] ,
61.
[eiser 61], ✓
te [plaats 17] ,
62.
[eiser 62], ✓
te [plaats 13] ,
63.
[eiser 63],
te [plaats 2] ,

64.[eiser 64] , ✓

te [plaats 1] ,
65.
[eiser 65], ✓
te [plaats 1] ,
66.
[eiser 66],
te [plaats 18] (Duitsland),
67.
[eiser 67],
te [plaats 19] (Duitsland)
68.
[eiser 68], ✓
te [plaats 19] (Duitsland),
69.
[eiser 69],
te [plaats 1] ,
70.
[eiser 70], ✓
te [plaats 20] .
71.
[eiser 71],
te [plaats 2] .
72.
[eiser 72],
te [plaats 1] ,
73.
[eiser 73],
te [plaats 1] ,
74.
[eiser 74],
te [plaats 21] .
75.
[eiser 75],
te [plaats 4] ,
76
. [eiser 76],
te [plaats 2] ,
77.
[eiser 77], ✓
te [plaats 22] ,
78.
[eiser 78],
te [plaats 1] ,
79.
[eiser 79], ✓
te [plaats 1] ,
80.
[eiser 80], ✓
te [plaats 1] ,
81.
[eiser 81], ✓
te [plaats 23] .
82.
[eiser 82], ✓
te [plaats 1] ,
83.
[eiser 83],
te [plaats 2] ,
84.
[eiser 84], ✓
te [plaats 1] ,
85.
[eiser 85], ✓
te [plaats 1] ,
86.
[eiser 86], ✓
te [plaats 3] ,

87.[eiser 87] ,

te [plaats 1] ,
88.
[eiser 88], ✓
te [plaats 21] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaten: mr. H.M. Punt en mr. C.C.G. van Sadelhoff,
tegen
KENNEMER PARK B.V.,
te Loosdrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Kennemer Park B.V.,
advocaten: mr. S.J. van Susante en mr. A.M. Nijboer
De zaak in het kort
Dit betreft een executiegeschil. [eisers] zijn op grond van een uitspraak van de kantonrechter gehouden om per 1 oktober 2025 Caravanpark “Sandevoerde” te ontruimen. [eisers] vorderen schorsing van de tenuitvoerlegging van dat vonnis omdat zij menen dat hun belangen zwaarder wegen dan het belang van Kennemer Park om alvast een begin te kunnen maken met enkele voorbereidende werkzaamheden. Kennemer Park heeft namelijk nog altijd niet de natuurvergunning die nodig is voor de uitvoering van het project. [eisers] voeren daarbij aan dat de uitspraak van de kantonrechter berust om een tweetal kennelijke (juridische) misslagen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van misslagen maar ziet op basis van de afweging van de wederzijdse belangen wel aanleiding om de ontruiming te schorsen totdat er een
ontwerpbesluit natuurvergunning ligt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties E1 t/m E12
- de akte wijziging van eis
- de nadere producties E13-E16
- de conclusie van antwoord in kort geding met producties G1-G8
- de mondelinge behandeling van 10 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [eisers]
- de pleitnota van Kennemer Park B.V.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen.
  • eisers met een ✓ achter hun naam waren ter zitting aanwezig, bijgestaan door mr. Punt en mr. Sadelhoff,
  • [betrokkene 1], projectmanager, en [betrokkene 2], bestuurder, bijgestaan door mr. Van Susante en mr. Nijboer.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Kennemer Park is exploitant van Caravanpark “Sandevoerde” aan de Kennemerweg 16 te Zandvoort . Het park grenst aan Kennemerland-Zuid, een Natura 2000-gebied.
2.2.
[eisers] huren allen van Kennemerpark een standplaats voor hun eigen kampeermiddel (stacaravans).
2.3.
Op de huurcontracten zijn de RECRON-voorwaarden voor vaste plaatsen 2016 (hierna: RECRON-voorwaarden) van toepassing. In artikel 11 staat vermeld:
1. De ondernemer kan de overeenkomst schriftelijk beëindigen indien: (…)
h. de ondernemer een herstructureringsplan voor (een deel van) het terrein tot uitvoering gaat brengen waarvoor de plaats van recreant, waarop een verplaatsbaar of niet meer verplaatsbaar kampeermiddel is geplaatst, nodig is. Om tot opzegging te kunnen overgaan moet de ondernemer een concreet en uitvoerbaar plan hebben in die zin dat een eventueel benodigde vergunning, wijziging of ontheffing van het bestemmingsplan is verleend, dan wel op redelijke termijn te verwachten is. (…)
3. Bij opzegging wegens herstructurering zoals vermeld onder sub h van het eerste lid dient de ondernemer een opzegtermijn van één jaar in acht te nemen voor afloop van het lopende overeenkomstjaar. (…)
2.4.
Kennemer Park heeft herstructureringsplannen voor het park. Zij wil kort gezegd 250 (luxe) vakantiechalets op het terrein realiseren. De huidige kampeermiddelen moeten daarvoor wijken. Op 17 maart 2021 heeft Kennemer Park de huurovereenkomsten met [eisers] voor de eerste keer opgezegd. Op 24 oktober 2022 heeft Kennemer Park de huurovereenkomst nogmaals opgezegd.
2.5.
Bij vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 23 augustus 2023 is geoordeeld dat de herstructureringsplannen op het moment van de tweede opzegging weliswaar voldoende concreet waren, maar onvoldoende uitvoerbaar, zodat die opzegging niet kon leiden tot beëindiging van de huurovereenkomsten.
2.6.
Na het vonnis van 23 augustus 2023 heeft Kennemer Park haar plannen verder uitgewerkt. Voordat de benodigde vergunningen werden aangevraagd, heeft Kennemer Park veelvuldig contact gehad met het bevoegd gezag. De gemeente Zandvoort heeft in dat kader aangegeven dat geen vergunning vereist is voor het plaatsen van de chalets. Wel is een aanlegvergunning nodig, evenals een ontgrondingsvergunning en een kapvergunning. Deze vergunningen zijn aangevraagd voor 1 april 2024.
2.7.
Op 12 maart 2024 is een aanlegvergunning verleend.
2.8.
Bij brief van 26 maart 2024 heeft Kennemer Park de huurovereenkomsten opnieuw opgezegd, nu tegen 31 maart 2025.
2.9.
Op 27 maart 2024 is een kapvergunning en een ontgrondingsvergunning aangevraagd.
2.10.
Bij brief van 26 april 2024 hebben [eisers] aangegeven zich niet te kunnen verenigen met de huuropzegging.
2.11.
Op 8 juli 2024 is de kapvergunning verleend (hierna: de eerste kapvergunning).
2.12.
Op 23 augustus 2024 is door Kennemer Park een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna activiteit.
2.13.
Bij dagvaarding van 11 september 2024 heeft Kennemer Park [eisers] gedagvaard en een verklaring voor recht gevorderd dat zij de huurovereenkomsten bij brief van 27 maart 2024 rechtsgeldig heeft opgezegd en de ontruiming van [eisers] gevorderd per 31 maart 2025 op straffe van een dwangsom.
2.14.
Tot 18 december 2024 was het vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat, als sprake was van intern salderen van stikstofuitstoot, er geen omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit (hierna ook: natuurvergunning) nodig was voor een project. Om een oordeel te krijgen van het bevoegd gezag over het niet nodig hebben van een natuurvergunning voor het betreffende project, kon een zogenaamde ‘positieve weigering’ worden gevraagd. Op 19 november 2024 heeft Kennemer Park een dergelijke positieve weigering aangevraagd.
2.15.
Bij uitspraak van 18 december 2024 (ECLI:RVS: 2024:4923) heeft de Afdeling geoordeeld dat intern salderen niet meer mag worden betrokken bij de vraag of er een natuurvergunning voor een project nodig is, maar alleen mag worden betrokken bij de vraag of een natuurvergunning voor een project kan worden verleend en dat deze nieuwe rechtspraak terugwerkende kracht heeft tot 1 januari 2020. Dit betekent dat hoe dan ook een natuurvergunning is vereist voor het project van Kennemer Park. Kennemer Park heeft daarom haar verzoek om een positieve weigering omgezet in een vergunningaanvraag.
2.16.
De ontgrondingsvergunning is op 9 januari 2025, na de bezwaren van [eisers] te hebben gehoord, verleend.
2.17.
Op 15 januari 2025 zijn de bezwaren van [eisers] tegen de aanlegvergunning ongegrond verklaard.
2.18.
Op 6 maart 2025 zijn de bezwaren van [eisers] tegen de eerste kapvergunning ongegrond verklaard.
2.19.
Op verzoek van het college van B&W van de gemeente [plaats 2] heeft Kennemer Park preventief een tweede kapvergunning aangevraagd voor 21 bomen die mogelijk de werkzaamheden niet zouden overleven. Deze vergunning is geweigerd.
2.20.
Op 8 mei 2025 heeft de Omgevingsdienst NHN de aangevraagde omgevingsvergunning voor de flora- en fauna activiteit verleend. In het besluit is voor zover van belang het volgende opgenomen:
Specifieke voorschriften
11. Het ongeschikt maken van het essentieel leefgebied van de wezel binnen het plangebied of delen van het plangebied waar gewerkt wordt dient minimaal één week voor aanvang van de werkzaamheden uitgevoerd te worden buiten de kwetsbare voortplantingsperiode van de bunzing en de wezel, welke globaal loopt van 15 maart tot 1 september.
12. Het ongeschikt maken van het plangebied (…) dient te gebeuren door het verwijderen van de caravans en opgaande begroeiing, het kort maaien van de vegetatie (max. 10 cm hoog), het kort houden van de vegetatie tijdens de werkzaamheden en het maaisel direct afvoeren. Het ongeschikt maken dient te gebeuren buiten perioden van vorst of een sneeuwdeken en dient in fysieke aanwezigheid van een ecologisch deskundige plaats te vinden.
(…)
16. De vergunninghouder dient permanente alternatieve verblijfplaatsen in de vorm van minimaal twee marterhopen te realiseren (…). De marterhopen dienen minimaal drie maanden voor de aanvang van de werkzaamheden, waaronder het ongeschikt maken, gerealiseerd te worden. (…)
Staat van instandhouding
(…)
Wezel
(…)
De start van de werkzaamheden is gepland in september en oktober 2025. Dit is voor de bunzing en de wezel de minst kwetsbare periode. In deze periode zal het plangebied ongeschikt gemaakt worden voor kleine marterachtigen. Het ongeschikt maken vindt plaats door het verwijderen van schuilmogelijkheden en begroeiing in het plangebied. Hierbij gaat het om verwijderen van caravans, andere bebouwing en lage beplanting. Tevens wordt het gebied kort gehouden door middel van maaien. (…)
2.21.
De kantonrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 30 april 2025 in de door Kennemer Park aanhangig gemaakte procedure over de opzegging van de huurovereenkomsten, geoordeeld dat de herstructureringsplannen van Kennemer Park ten tijde van de opzegging van de huurovereenkomsten voldoende concreet en uitvoerbaar waren en dat de huurcontracten daarom op 31 maart 2025 door opzegging zijn geëindigd en, uitvoerbaar bij voorraad, dat [eisers] de standplaatsen uiterlijk op 1 oktober 2025 ontruimd moeten hebben. Voor zover van belang, overweegt de kantonrechter hiertoe het volgende:
Voldoende uitvoerbaar
4.3.
Daarnaast moet ook redelijkerwijs de verwachting bestaan dat het herstructureringsplan kan en zal worden gerealiseerd. Uit vaste jurisprudentie (ECLI:NL:GHDHA:2014:17, r.o. 4.2) volgt dat het niet noodzakelijk is dat alle vergunningen al verkregen moeten zijn, maar dat objectief bezien de reële verwachting gerechtvaardigd is, dat de benodigde vergunningen op redelijke termijn kunnen worden verkregen. Of aan die eis is voldaan, moet aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval worden bepaald (ECLI:NL:GHSHE:2023:2533, r.o. 3.13.3).
(…)
4.5.
Kennemer Park heeft gesteld, en de Recreanten hebben dit niet of onvoldoende betwist, dat ten tijde van de opzegging een aanlegvergunning, een ontgrondingsvergunning en een kapvergunning vereist waren.
Aanlegvergunning
4.6.
De aanlegvergunning was ten tijde van de opzegging verleend en de bezwaren van de Recreanten tegen deze vergunning zijn inmiddels ongegrond verklaard.
Ontgrondingsvergunning
4.7.
Het standpunt van de Recreanten dat thans nog geen enkel zicht op een ontgrondingsvergunning bestaat en dat dit dus ook ten tijde van de opzegging het geval was, kan niet worden gevolgd. De vergunning was ten tijde van de opzegging reeds aangevraagd. Op grond van het vooroverleg tussen Kennemer Park en het bevoegd gezag mocht Kennemer Park erop vertrouwen dat de vergunning op redelijke termijn zou worden afgegeven. In januari 2025 heeft de Omgevingsdienst een concept opgesteld waarin besloten wordt de vergunning te verlenen; alleen de behandeling van de bezwaren van de Recreanten moeten nog toegevoegd worden. Dat dit traject nog niet is afgerond, is mede het gevolg van de door de Recreanten ingestelde bezwaren en kan Kennemer Park niet worden tegengeworpen.
Kapvergunning
4.8.
De kapvergunning was ten tijde van de opzegging reeds aangevraagd en is kort nadien verleend. De bezwaren van de Recreanten tegen deze vergunning zijn op 6 maart 2025 ongegrond verklaard. In tegenstelling tot wat de Recreanten betogen zijn de 21 bomen waarop de aangevraagde nadere kapvergunning betrekking had, geen wezenlijk onderdeel van het project. Kennemer Park heeft voldoende onderbouwd dat met minimale aanpassingen van het project (onder andere de vorm van de vijver en minder ophoging van de grond rondom de betreffende bomen) deze bomen behouden kunnen worden. De aanpassingen zijn naar het oordeel van de kantonrechter dusdanig minimaal dat geen sprake is van een nieuw plan dat opnieuw beoordeeld zou moeten worden, zoals door de Recreanten is betoogd.
Natura 2000 vergunning en Flora en Fauna vergunning
4.9.
Het standpunt van de Recreanten dat ten tijde van de opzegging een Natura 2000 vergunning en een Flora en Fauna vergunning vereist waren, wordt verworpen. Kennemer Park heeft voldoende gemotiveerd dat uit vaste jurisprudentie blijkt dat als sprake was van intern salderen van stikstofuitstoot, zoals in casu het geval was, dergelijke vergunningen (juist) niet vereist waren. Het aanvragen van een positieve weigering waarin het bevoegd gezag bevestigt dat geen natuurvergunning nodig is, was dan ook formeel niet vereist, maar geschiedde “voor de zekerheid”. Dat pas in het najaar van 2024 een positieve weigering is aangevraagd, doet niets af aan het feit dat deze ten tijde van de opzegging niet vereist was, evenmin als op dat moment het beschikken over een natuurvergunning.
4.10.
Zoals uit het eerder weergegeven toetsingskader blijkt, moest getoetst worden op basis van hetgeen ten tijde van de opzegging bekend was. Het gevolg van de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2024, dat voor intern salderen thans wel een natuurvergunning benodigd is, dateert van ruimschoots na de opzegging en valt dus buiten het toetsingskader. Kennemer Park heeft na de uitspraak van de Afdeling de aangevraagde positieve weigering omgezet in een aanvraag voor een natuurvergunning en heeft een uitgebreid extern juridisch advies overgelegd waaruit volgt dat het project ook voldoet aan de nieuwe regels voor intern salderen die sinds 18 december 2024 gelden, zodat de verwachting gerechtvaardigd is dat een natuurvergunning zal worden verleend.
4.11.
Uit het bovenstaande volgt dat ten tijde van de opzeggingen het plan van Kennemer Park voldoende concreet uitvoerbaar was. Kennemer Park mocht objectief gezien, mede gelet op het vooroverleg met de gemeente, verwachten dat de benodigde vergunningen op redelijke termijn zouden kunnen worden verkregen. Naar het oordeel van de kantonrechter is het plan ook na de uitspraak van 18 december 2024 nog steeds voldoende concreet en uitvoerbaar.
Conclusie
4.12.
De conclusie is dat de huurovereenkomsten door Kennemer Park rechtsgeldig zijn opgezegd. De Recreanten zullen worden veroordeeld om de gehuurde standplaats te ontruimen. De kantonrechter meent dat een voldoende ontruimingstermijn op zijn plaats is omdat de Recreanten voldoende tijd moet worden gegeven om de standplaatsen te ontruimen. De kantonrechter sluit aan bij de door Kennemer Park ter zitting gedane toezegging dat de Recreanten tot het einde van het seizoen hun standplaats kunnen blijven gebruiken en deze uiterlijk per 1 oktober 2025 moeten hebben ontruimd. (…)

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen, na wijziging van eis, bij vonnis, één en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem , team kanton, van 30 april 2025, met zaaknummer 11328610 CV EXPL 24-6867, te schorsen totdat het gerechtshof Amsterdam in de procedure in hoger beroep, bekend onder zaaknummer 200.357.756/01, onherroepelijk heeft beslist;
Subsidiair
2. de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem , team kanton, van 30 april 2025, met zaaknummer 11328610 CV EXPL 24-6867, te schorsen totdat de Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord namens de provincie Noord-Holland aan Kennemer Park een definitieve omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit heeft verleend;
Primair en subsidiair
3. gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eisers] leggen, samengevat en voor zover van belang, het volgende aan de vordering ten grondslag.
Omdat de kantonrechter de beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren niet heeft gemotiveerd, moet er alsnog een belangenafweging plaatsvinden. De belangen van [eisers] worden door de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter in ernstige mate geschaad en hun belangen bij schorsing van de tenuitvoerlegging wegen zwaarder dan de belangen van Kennemer Park. [eisers] dienen de camping immers per 1 oktober 2025 met al hun hebben en houden, waaronder grote stacaravans, definitief te verlaten. Deze ontruiming heeft onomkeerbare gevolgen voor hen terwijl Kennemer Park op dit moment nog met geen mogelijkheid een begin kan maken met de herstructurering omdat zij verschillende daarvoor noodzakelijke vergunningen mist en het ernaar uitziet dat zij daarover ook niet binnen afzienbare termijn zal beschikken. Bij de belangenafweging, die alsnog moet plaatsvinden, kunnen zowel feiten en omstandigheden worden betrokken die zich voorafgaande aan de uitspraak hebben voorgedaan, als feiten en omstandigheden die zich na het vonnis hebben voorgedaan. Hierbij wijzen [eisers] op een door hen overgelegd “Aerius Stikstofdepositie Rapport” van RGP Consult (hierna: het RPG-rapport), waaruit zou volgen dat ook als er geen acht wordt geslagen op de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2024, er op de datum van opzegging een natuurvergunning nodig was, zodat de conclusie van de kantonrechter dat Kennemer Park geen natuurvergunning nodig had, achteraf fundamenteel onjuist blijkt te zijn. Daarnaast stellen [eisers] dat sprake is van twee kennelijke misslagen van de kantonrechter. Ten eerste de overweging van de kantonrechter dat bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de opzegging geen acht behoeft te worden geslagen op toekomstige omstandigheden, zoals de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2024. De tweede evidente misslag is volgens [eisers] de overweging van de kantonrechter dat Kennemer Park een uitgebreid extern juridisch advies heeft overgelegd waaruit volgt dat het project ook voldoet aan de nieuwe regels voor intern salderen, zodat de verwachting gerechtvaardigd is dat de natuurvergunning zal worden verleend. Van een
externadvies is immers geen sprake nu dit afkomstig is van mr. Nijboer, één van de advocaten van Kennemer Park, aldus nog steeds [eisers]
3.3.
Kennemer Park voert verweer. Kennemer Park concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of de tenuitvoerlegging van het bodemvonnis van de kantonrechter, wat betreft de ontruiming, moet worden geschorst totdat het gerechtshof Amsterdam heeft beslist op het ingestelde hoger beroep dan wel – zoals subsidiair gevorderd – totdat een definitieve omgevingsvergunning is verleend aan Kennemer Park voor een Natura 2000-activiteit.
Het juridisch kader
4.2.
Onder verwijzing naar HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 stelt de voorzieningenrechter het volgende voorop:
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. Is de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad echter niet gemotiveerd, dan dient de voorzieningenrechter, wederom uitgaande van de beslissing in de bestreden uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, in het onderhavige geschil alsnog een belangenafweging maken.
4.3.
De voorzieningenrechter zal dan ook dienen vast te stellen of de ten uitvoer te leggen uitspraak van de kantonrechter is gemotiveerd. Partijen twisten daarover.
Belangenafweging uitvoerbaarheid bij voorraad
4.4.
[eisers] stelt zich op het standpunt dat de uitvoerbaarheid bij voorraad in het vonnis van de kantonrechter niet is gemotiveerd. Volgens Kennemer Park heeft de kantonrechter zijn beslissing om de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren wel degelijk gemotiveerd, door [eisers] een ruime ontruimingstermijn te gunnen waarbij aansluiting is gezocht bij hetgeen ter zitting tussen partijen aan de orde is geweest, zodat de belangen van [eisers] in zijn oordeel zijn meegewogen.
4.5.
De voorzieningenrechter volgt Kennemer Park daarin niet. Weliswaar volstaat een summiere motivering om te kunnen spreken van een gemotiveerde beslissing en is niet vereist dat alle relevante omstandigheden en belangen kenbaar in de beoordeling zijn betrokken, de motivering moet wel specifiek betrekking hebben op de uitvoerbaarheid bij voorraad. Van dat laatste is in het onderhavige geval geen sprake. Weliswaar zijn de belangen van [eisers] meegewogen door hen een ruime termijn te gunnen voor de toegewezen ontruiming maar die belangenafweging ziet niet specifiek op de uitvoerbaarheid bij voorraad. Dit verbaast ook niet, omdat er in die procedure ook in het geheel geen verweer is gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad, zoals [eisers] in deze procedure onweersproken hebben gesteld. Dit leidt tot de conclusie dat alsnog een belangenafweging dient te worden gemaakt.
Nieuw feit mee te wegen in de belangenafweging?
4.6.
[eisers] heeft aangevoerd dat in die belangenafweging het door hen overgelegde RPG-rapport, daterend van na het vonnis van de kantonrechter, dient te worden meegewogen omdat daaruit zou blijken dat Kennemer Park, ook als geen acht wordt geslagen op de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2024, op de datum van de opzegging een natuurvergunning nodig had voor het project, zodat de conclusie van de kantonrechter dat Kennemer Park op de datum van de opzegging geen natuurvergunning nodig had, fundamenteel onjuist blijkt. Uit de berekeningen in het RPG-rapport zou volgens [eisers] namelijk blijken dat Kennemer Park zelfs met intern salderen op de datum van opzegging vergunningplichtig zou zijn geweest. Bovendien zou daaruit volgen dat Kennemer Park - volgens de huidige stand van zaken - überhaupt geen vergunning zou kunnen krijgen, zodat ook de conclusie van de kantonrechter dat de verwachting gerechtvaardigd is dat een natuurvergunning zal worden verleend, achteraf fundamenteel onjuist is.
4.7.
Kennemer Park heeft zowel de inhoud van het rapport als de deskundigheid van de opsteller van het rapport gemotiveerd betwist maar primair gesteld dat een inhoudelijke discussie over dat rapport de reikwijdte van dit executie kort geding en het daarvoor geldende toetsingskader te buiten gaat. De voorzieningenrechter volgt Kennemer Park hierin. De vraag of Kennemer Park zelfs met intern salderen op de datum van de opzegging vergunningplichtig zou zijn geweest dan wel de vraag of Kennemer Park überhaupt (nog) een vergunning zal kunnen krijgen, zal aan de orde kunnen komen in het hoger beroep maar niet in deze procedure; een executiegeschil mag immers niet worden gebruikt als verkapt hoger beroep. Bovendien moet de kans van slagen van het hoger beroep buiten beschouwing worden gelaten. De voorzieningenrechter zal het RGP-rapport daarom niet betrekken in de belangenafweging.
Kennelijke (juridische) misslag – onjuist toetsingskader?
4.8.
[eisers] hebben daarnaast gesteld dat het oordeel van de kantonrechter, inhoudende dat de rechtmatigheid van de opzegging moet worden getoetst op basis van hetgeen ten tijde van de opzegging bekend was, zodat bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de opzegging geen acht behoeft te worden geslagen op toekomstige omstandigheden, zoals de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2024, apert onjuist is en kwalificeert als een evidente juridische misslag (overduidelijke vergissing). [eisers] verwijzen in dit kader naar het Goglio-arrest (HR 2 februari 2018, ECLI:HR:2018:141) waaruit zou volgen dat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de opzegging van een overeenkomst alle omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang moeten worden betrokken, waarbij de redelijkheid en billijkheid, belangenafweging en proportionaliteit een centrale rol spelen.
4.9.
De voorzieningenrechter is met [eisers] van oordeel dat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een opzegging van een (duur)overeenkomst alle omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang dienen te worden betrokken en dat daarbij ook relevante feiten dienen te worden meegenomen die zich na de opzegging hebben voorgedaan. Cruciaal is evenwel het moment van opzegging, op welk moment aan de eisen voor opzegging moet zijn voldaan.
4.10.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de kantonrechter bij de beoordeling of de opzegging (ook achteraf bezien) gerechtvaardigd was niet alleen heeft meegewogen dat ten tijde van de opzegging een natuurvergunning formeel niet vereist was, maar ook dat het de gerechtvaardigde verwachting was dat de natuurvergunning alsnog zal worden verleend. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat geen sprake is van een kennelijke (juridische) misslag van de kantonrechter.
Kennelijke (juridische) misslag – “extern juridisch advies”?
4.11.
De tweede evidente misslag is volgens [eisers] de overweging van de kantonrechter dat Kennemer Park
uitgebreid extern juridisch adviesheeft overgelegd waaruit volgt dat het project ook voldoet aan de nieuwe regels voor intern salderen, zodat de verwachting gerechtvaardigd is dat de natuurvergunning zal worden verleend. Van een extern advies is immers geen sprake nu dit afkomstig was van mr. Nijboer, één van de advocaten van Kennemer Park, aldus [eisers]
4.12.
Kennemer Park heeft hiertegen ingebracht dat mr. Nijboer ook tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter als partijadvocaat van Kennemer Park heeft opgetreden en dat zij haar notitie, het volgens [eisers] bedoelde “extern juridisch advies”, ter zitting inhoudelijk heeft toegelicht. Van de zijde van [eisers] zou daarop niet veel weerwoord zijn gekomen omdat partijen het eigenlijk wel eens waren over de inhoud van die notitie. Van een misslag kan dan geen sprake zijn.
4.13.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het woordje “extern” weliswaar klaarblijkelijk verkeerd is gekozen door de kantonrechter maar dat dit nog niet betekent dat sprake is van een kennelijke misslag. Het staat immers niet vast dat de kwalificatie van de notitie als een
externadvies wezenlijke gevolgen heeft gehad voor het oordeel van de kantonrechter. Hierbij weegt de voorzieningenrechter mee dat een eenmaal vastgestelde misslag van voldoende gewicht moet zijn om schorsing van de tenuitvoerlegging te rechtvaardigen. Daarvan is, mede gezien het onbetwiste verweer van Kennemer Park, dat iedereen het eigenlijk eens was en is over de inhoud van de notitie en daarmee met het daarin vervatte advies, niet gebleken.
Belangenafweging
4.14.
Het voorgaande laat onverlet dat er in dit geschil nog een belangenafweging dient plaats te vinden aan de hand van de vaststellingen, oordelen en beslissingen in het vonnis van de kantonrechter en nieuwe feiten die zich na dat vonnis hebben voorgedaan en voor de belangenafweging relevant zijn (zie 4.5).
4.15.
[eisers] hebben als hun belang bij behoud van de bestaande toestand aangevoerd dat de stacaravans niet allemaal zonder schade verplaatst zullen kunnen worden, dat deze stacaravans ook niet gemakkelijk kunnen worden vervoerd, laat staan dat deze elders (tijdelijk) kunnen worden gestald. Dit betekent dat deze zullen moeten worden verkocht. Daarbij heeft te gelden dat een stacaravan zonder staanplaats veel minder waarde heeft dan wat zij daarvoor hebben betaald en dat het ook niet gemakkelijk zal zijn om zo maar weer een nieuwe stacaravan te kopen. Ook voor het overige geldt dat de staanplaatsen, die nu volledig zijn ingericht door [eisers] , volledig zullen moeten worden geruimd. Het zal niet mogelijk zijn voor [eisers] de huidige situaties opnieuw te realiseren als de camping eenmaal is ontruimd. Dit alles is door Kennemer Park onvoldoende gemotiveerd betwist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eisers] hiermee voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat ontruiming van de camping een onomkeerbare situatie zal doen ontstaan.
4.16.
Kennemer Park heeft daartegenover als haar belang het volgende naar voren gebracht. Omdat Kennemer Park een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna activiteit heeft verkregen, kan er in oktober worden begonnen met de mitigerende maatregelen die op grond van die vergunning verplicht zijn voordat kan worden aangevangen met de verdere werkzaamheden. Daarvoor zijn geen andere vergunningen nodig, dus ook geen natuurvergunning en Kennemer Park kan die werkzaamheden dan ook direct na de ontruiming uitvoeren. Het niet uiterlijk in november dit jaar kunnen starten met bedoelde mitigerende maatregelen levert minimaal een jaar vertraging op.
4.17.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat uit de specifieke voorschriften in omgevingsvergunning voor de flora- en fauna activiteit (zie 2.20.) volgt dat dat juist is. De stelling van [eisers] dat reeds voor deze beperkte voorbereidende werkzaamheden ter uitvoering van de omgevingsvergunning voor een flora- en fauna activiteit een natuurvergunning nodig is, acht de voorzieningenrechter niet voldoende toegelicht en onaannemelijk. Kennemer Park heeft verder aangevoerd dat nog er geen andere vergunningplichtige werkzaamheden zullen plaatsvinden en dat er met het realiseren van de nieuwe marterhopen zal worden begonnen waarna er drie maanden zal moeten worden gewacht.
4.18.
De voorzieningenrechter moet bij de beoordeling van de vordering tot schorsing tot uitgangspunt nemen dat de huurovereenkomsten rechtsgeldig zijn geëindigd. Kennemer Park heeft onder die omstandigheid in beginsel het recht weer volledig over haar eigendom te beschikken. Van Kennemer Park kan zonder huurovereenkomsten niet worden verwacht dat zij [eisers] toestaat de staanplaatsen nog te blijven gebruiken gedurende de gehele appelprocedure, die ook bij vlot doorprocederen door partijen minimaal een jaar zal duren. Voorkomen moet bovendien worden dat de appelprocedure gaat fungeren als middel om het behoud van de staanplaatsen op de camping te rekken.
4.19.
De voorzieningenrechter heeft evenwel begrip voor de positie van [eisers] en
weegt tevens mee dat het plan van Kennemer Park uiteindelijk pas echt uitvoerbaar is als de natuurvergunning is verleend en zij - inmiddels bijna zes maanden na de uitspraak van de kantonrechter - nog altijd niet over die vergunning beschikt. Vast staat dat Kennemer Park geen aanvang kan maken met de ontwikkeling van haar terrein zolang de verzochte natuurvergunning niet is verleend. Zolang er geen concreet zicht is op de natuurvergunning, acht de voorzieningenrechter het belang van [eisers] bij behoud van de bestaande toestand zwaarder wegen dan het belang van Kennemer Park. Het is geen gegeven dat die natuurvergunning binnen zeer afzienbare termijn verleend zal zijn. Hierbij acht de voorzieningenrechter het van belang dat Kennemer Park geen toetsbaar inzicht heeft gegeven in de stand van zaken betreffende de behandeling van de aanvraag natuurvergunning. Zij heeft gesteld dat de Omgevingsdienst NHN zeven aanvullende vragen heeft gesteld, die inmiddels zijn beantwoord. Die vragen zagen onder meer op de overlegging van ontbrekende stukken betroffen geen kritische vragen. De Omgevingsdienst NHN zou dan ook zijn verzocht om een besluit te nemen. Dit is echter niet met stukken onderbouwd, terwijl [eisers] ter zitting de aard van de aanvullende vragen in twijfel hebben getrokken. Het had voor de hand gelegen dat Kennemer Park hierin meer inzicht had geboden.
4.20.
Bij de huidige stand van zaken ziet de voorzieningenrechter in de hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding de veroordeling tot ontruiming te schorsen totdat er een
ontwerpbesluit natuurvergunning ligt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat vanaf dat moment concreet zicht is op het verkrijgen van de natuurvergunning en hij acht het belang van Kennemer Park om een aanvang te kunnen maken met de mitigerende maatregelen in dat geval zwaarder wegen dan het belang van [eisers] bij behoud van de bestaande toestand. De primaire vordering zal dus als te verstrekkend worden afgewezen, maar de subsidiaire vordering zal – zij het niet onverkort, maar het mindere daarvan –worden toegewezen. Als de Omgevingsdienst NHN op de aanvraag van Kennemer Park een ontwerpbesluit omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit heeft genomen, is dat een indicatie dat de vergunning wat haar betreft kan worden verleend. Zou nu het subsidiair gevorderde – schorsing tot het
definitievebesluit – ongewijzigd worden toegewezen, dan betekent dat feitelijk dat Kennemer Park sowieso een jaar verliest, omdat de voorbereidende werkzaamheden dan dit jaar niet meer buiten de kwetsbare voortplantingsperiode voor bunzing en wezel, zoals voorgeschreven in de Flora en Fauna vergunning, kunnen plaatshebben; dat gaat de voorzieningen rechter te ver. In het geval het ontwerpbesluit nu snel volgt, zoals Kennemer Park verwacht, hoeft zij met deze uitspraak geen jaar te verliezen.
4.21.
Kennemer Park zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
kosten dagvaarding € 144,47
griffierecht 331,00
salaris advocaat 1.107,00
nakosten 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.760,47
4.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem , team kanton, van 30 april 2025, met zaaknummer 11328610 CV EXPL 24-6867 totdat de Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord (namens de Provincie) een ontwerpbesluit voor een aan Kennemer Park te verlenen omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit ter inzage legt,
5.2.
veroordeelt Kennemer Park in de proceskosten van [eisers] van € 1.760,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Kennemer Park niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Kennemer Park tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2025.