Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
3 [geïntimeerde 3] , wonende te [woonplaats] (Duitsland);
[geïntimeerde 4], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 5], wonende te [woonplaats] (Duitsland);
[geïntimeerde 8], wonende te [woonplaats] (Duitsland);
[geïntimeerde 9a], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 9b], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 10a], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 10b], wonende te
[geïntimeerde 11], wonende te
[geïntimeerde 12], wonende te [woonplaats]
[geïntimeerde 13], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 21], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 23], wonende te [woonplaats] (België);
[geïntimeerde 25], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 26a], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 26b], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 28], wonende te [woonplaats] (Duitsland);
[geïntimeerde 30a],
[geïntimeerde 30b], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 33a], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 33b], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 34a], wonende te
[geïntimeerde 34b], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 35a],
[geïntimeerde 35b], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 37], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 39], wonende te [woonplaats] (Duitsland);
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 9279541 / CV EXPL 21-1786)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep, tevens houdende een wijziging van de eis in conventie;
- de door Duinrand genomen memorie van grieven in principaal hoger beroep, tevens houdende een wijziging van de eis in conventie, met producties 40 tot en met 47;
- de door de huurders genomen memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- de door Duinrand genomen memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- de op 30 juni 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
- de bij H12-formulier van 14 april 2023 door de huurders toegezonden productie 12, die de huurders bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding hebben gebracht;
- de bij H12-formulier van 22 juni 2023 door de huurders ingediende producties 13 en 14, die de huurders bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding hebben gebracht;
- de bij H3-formulier van 19 juni 2023 door Duinrand ingediende producties 48 tot en met 53, die Duinrand bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding hebben gebracht;
- het (in overeenstemming met de bij de mondelinge behandeling gemaakte afspraken) na de mondelinge behandeling bij H16-formulier van 18 juli 2023 door Duinrand toegezonden bericht van diezelfde datum, waaruit blijkt dat zij met een aantal van de huurders alsnog een minnelijke regeling heeft getroffen;
- de bij H16-formulier van 19 juli 2023 door huurders overgelegde bevestiging van de getroffen minnelijke regeling.
3.De beoordeling in principaal en incidenteel hoger beroep
[geïntimeerde 1a], wonende te [woonplaats] (Duitsland);
[geïntimeerde 1b], wonende te [woonplaats] (Duitslands);
[geïntimeerde 2a], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 2b], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 6], wonende te
[geïntimeerde 7a], wonende te
[geïntimeerde 7b], wonende te
[geïntimeerde 14a], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 14b], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 15], wonende te
[geïntimeerde 16], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 17], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 18a], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 18b], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 19a], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 19b], wonende te
[geïntimeerde 20a], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 20b], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 22], wonende te [woonplaats] (Duitsland);
[geïntimeerde 24], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 29a], wonende te [woonplaats]
[geïntimeerde 29b],
[geïntimeerde 31a]
[geïntimeerde 31b], wonende te
[geïntimeerde 32a], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 32b], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 36a], wonende te [woonplaats] (Duitsland);
[geïntimeerde 36b], wonende te [woonplaats] (Duitsland);
[geïntimeerde 38], wonende te
[geïntimeerde 40a],
[geïntimeerde 40b], wonende te [woonplaats] ;
[geïntimeerde 41a],
[geïntimeerde 41b], wonende te
Een overeenkomst voor een vaste plaats kan door u of door de ondernemer tegen het eind van de contractsperiode of tussentijds worden beëindigd. Een beëindiging heeft consequenties voor u en voor het op de vaste plaats geplaatste kampeermiddel. Na de beëindiging van de overeenkomst kunt u niet langer gebruik maken van de plaats. Uw kampeermiddel moet dan zijn verwijderd. Hierover zijn in de RECRON-voorwaarden nadere bepalingen opgenomen. (…)
Verkoop: voor verkoop van uw kampeermiddel op dezelfde standplaats is toestemming nodig van de ondernemer. Het terrein is immers van de ondernemer en deze houdt zeggenschap over welke huurders op zijn standplaatsen komen. Aan de toestemming kunnen voorwaarden zijn verbonden. De koopprijs van het kampeermiddel kan niet méér zijn dan de waarde van het kampeermiddel zelf, dus zonder de grond, zonder vergoeding voor het plekje, de ligging en het uitzicht e.d. Bij het bepalen van de koopprijs is vooral van belang het merk en type van het kampeermiddel, vervolgens de afschrijving wegens leeftijd en/of de staat van onderhoud.
In deze voorwaarden is de opzegging wegens herstructurering van de niet verplaatsbare kampeermiddelen niet geregeld. In die gevallen is het aan de contractanten om zelf een oplossing te vinden, bij gebreke waarvan elk der partijen zich kan wenden tot de Geschillencommissie of de burgerlijk rechter.
ieder zich wenden tot de Geschillencommissie of de burgerlijke rechter.
De bestaande zendmast op het terrein Duinrand West zal waarschijnlijk verplaatst moeten worden. Die verplaatsing past niet in de wijzigingsregels, dus daarvoor zal een afzonderlijke procedure moeten worden doorlopen.
Vóór de realisatie van het plan voor west moeten nog een aantal onderzoeken worden uitgevoerd: (…). Die onderzoeken zullen worden uitgevoerd voorafgaand aan het indienen van de omgevingsvergunningaanvraag.
- I. een verklaring voor recht dat de huurovereenkomsten op 31 december 2021 eindigen of zijn geëindigd, althans op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn zullen eindigen;
- II. veroordeling van de huurders om de door hen gehuurde jaarplaatsen op vakantiepark Duinrand-West uiterlijk 31 december 2021, althans op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, geheel leeg en ontruimd ter beschikking van Duinrand te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- III. veroordeling van de huurders om, indien zij niet binnen de gestelde termijn aan het vonnis voldoen en met de ontruiming in gebreke blijven en Duinrand de ontruiming zelf dient uit te (laten) voeren, de kosten van de ontruiming aan Duinrand te voldoen;
- Toen Duinrand de huurovereenkomsten bij brieven van 16 december 2020 opzegde tegen 31 december 2021, was er sprake van een concreet en uitvoerbaar herstructureringsplan. Op dat moment stond immers al vast dat het wijzigingsplan door het college van B&W zou worden vastgesteld, welke vaststelling vervolgens op 17 december 2020 heeft plaatsgevonden. De opzeggingen hebben dus op grond van artikel 11 lid 1 onder h van de RECRON-voorwaarden rechtsgeldig plaatsgevonden.
- Voor de herstructurering van een deel van Duinrand-West, waarop het merendeel van de jaarplaatsen van de huurders is gelegen, is geen wijziging van het bestemmingsplan vereist. De omgevingsvergunning om op dit deel te mogen bouwen, is op 7 mei 2021 aangevraagd.
- Voor zover de opzeggingsregeling uit de RECRON-voorwaarden niet van toepassing zou zijn op huurovereenkomsten ter zake jaarplaatsen met niet verplaatsbare kampeermiddelen (vakantiehuisjes), zijn de opzeggingen ook geldig, onder meer omdat er een zwaarwegende grond is voor de opzegging en Duinrand bij de opzeggingen heeft aangeboden om de waarde van de betreffende vakantiewoningen aan de betreffende huurders te vergoeden.
- primair conform de aan het vonnis te hechten schadeopstelling uit productie 6 en 9 ‘Taxatie [yyy] Verkoop’;
- subsidiair minimaal conform de aan het vonnis te hechten schadeopstelling uit productie 6 en 9 ‘Taxatie [yyy] Technisch’;
- De Nederlandse rechter is bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Het geschil moet naar Nederlands recht worden beoordeeld (rov. 4.2 en 4.3).
- De huurovereenkomsten hebben betrekking op de huur van onbebouwde grond. Als de huur van onbebouwde grond voor bepaalde tijd is aangegaan, eindigt de huur volgens artikel 7:228 lid 1 BW wanneer die tijd is verstreken, zonder dat daartoe een opzegging is vereist. Als de huur van onbebouwde grond voor onbepaalde tijd is aangegaan of voor onbepaalde tijd is verlengd, eindigt de huur volgens artikel 7:228 lid 2 BW door opzegging en dient de opzegging te geschieden tegen een voor huurbetaling overeengekomen dag op een termijn van tenminste een maand. Aangezien artikel 7:228 BW van regelend recht is, kan daarvan bij overeenkomst worden afgeweken (rov. 4.6).
- Op alle in geding zijnde huurovereenkomsten zijn de RECRON-voorwaarden 2016 van toepassing (rov. 4.8).
- Omdat alle huurovereenkomsten jaarlijks automatisch worden verlengd en alleen door opzegging kunnen worden beëindigd, hebben zij in feite het karakter van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd (rov. 4.9).
- Duinrand beroept zich op de opzeggingsgrond van artikel 11 lid 1 onder h van de RECRON-voorwaarden 2016. Die bepaling geeft in ieder geval een opzeggrond voor de huur van standplaatsen waarop een verplaatsbaar of niet meer verplaatsbaar kampeermiddel is geplaatst (rov. 4.11).
- Ook huurovereenkomsten ter zake standplaatsen met een niet verplaatsbaar kampeermiddel kunnen – gelet op hun karakter van duurovereenkomst voor onbepaalde tijd – worden opgezegd, mits daarvoor een voldoende zwaarwegende grond aanwezig is. Wat die zwaarwegende grond betreft, moet worden aangesloten bij de in artikel 11 lid 1 onder h van de RECRON-voorwaarden 2016 opgenomen opzeggingsgrond en de daarvoor geldende voorwaarden. Daarom moet ook bij de opzegging van deze huurovereenkomsten ingeval van herstructurering, analoog aan het daaromtrent in artikel 11 lid 3 van de RECRON-voorwaarden 2016 bepaalde, een opzegtermijn van ten minste een jaar in acht te worden genomen (rov. 4.15, eerste deel).
- Daarnaast zal de opzegging van huurovereenkomsten met huurders met niet verplaatsbare kampeermiddelen gepaard moeten gaan met een aanbod tot betaling van een vergoeding die, anders dan de vergoeding als bedoeld in artikel 12 van de RECRON-voorwaarden 2016, (wel) is toegespitst op het op de standplaats aanwezige niet verplaatsbare kampeermiddel (rov. 4.15, tweede deel).
- Ingevolge artikel 11 lid 1, aanhef en onder h van de RECRON-voorwaarden 2016 kan alleen rechtsgeldig tot opzegging wegens herstructurering worden overgegaan, indien sprake is van een concreet en uitvoerbaar plan, in die zin dat de benodigde vergunning(en), wijziging(en) of ontheffing(en) zijn verleend, dan wel op redelijke termijn te verwachten zijn. Dit betekent dat het enkele hebben van een voldoende concreet herstructureringsplan niet voldoende is. Ook moet – op het moment waarop de huurovereenkomst wordt opgezegd – redelijkerwijs de verwachting bestaan dat dit plan ook kan en zal worden gerealiseerd. Dit betekent niet dat ten tijde van de opzegging alle benodigde vergunningen al moeten zijn verkregen, maar wel dat op dát moment objectief bezien de reële verwachting gerechtvaardigd is, dat de vergunningen op korte termijn zouden kunnen worden verkregen (rov. 4.17).
- Dat er in december 2020 sprake was van een voldoende concreet herstructureringsplan inzake de realisatie van een nieuw vakantiepark ‘De Schouwse Valleien’, onder meer omvattende de bouw van 100 kampeerhuisjes en 69 vakantiewoningen op Duinrand-West, waartoe op dat moment reeds het wijzigingsplan was vastgesteld, staat vast. Daarmee is echter nog niet gegeven dat op dat moment ook (al) sprake was van een concreet én uitvoerbaar plan in de zin van artikel 11 lid 1, aanhef en onder h van de RECRON-voorwaarden 2016 (rov. 4.18).
- In december 2021 was nog geen enkele vergunning verleend en behoudens de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de 69 vakantiewoningen, die Fiorinvest pas maanden ná de opzegging van de huurovereenkomsten heeft gedaan en waarop ten tijde van de mondelinge behandeling op 25 maart 2022 inhoudelijk nog niet was beslist (terwijl daarvoor geen wijzigingsplan c.q. bestemmingsplanwijziging nodig was), is van vergunningaanvragen ook niet gebleken. Gelet op dit eigen handelen, of beter gezegd nalaten van Duinrand en/of Fiorinvest, kan bij deze stand van zaken niet worden geoordeeld dat Duinrand en/of Fiorinvest in december 2020 reeds de redelijke verwachting had, althans mocht hebben dat met de realisatie van het herstructureringsplan (wat betreft Duinrand-West), op korte termijn daadwerkelijk zou kunnen worden gestart en zij dáárom in december 2020 reeds tot opzegging van de huurovereenkomsten mocht overgaan (rov. 4.19).
- Duinrand heeft dus in december 2020 prematuur gehandeld. De huurovereenkomsten zijn daarom toen niet rechtsgeldig opgezegd, zodat de huurovereenkomsten na 31 december 2021 zijn blijven bestaan (rov. 4.20 en 4.21).
- De brieven van 16 november 2021 zijn waren slechts bedoeld om eventuele gebreken uit de eerder opzeggingsbrieven d.d. 16 december 2020 te repareren, waren niet aan alle huurders gericht en zijn niet te beschouwen als nieuwe opzegging. Aan de beoordeling van een ‘tweede opzegging’ met een nieuw toetsmoment wordt dus niet toegekomen (rov. 4.22).
- de vorderingen van Duinrand in conventie afgewezen en Duinrand in de proceskosten van het geding in conventie veroordeeld;
- verstaan dat niet beslist hoeft te worden op de vorderingen in reconventie omdat de voorwaarde waaronder die vorderingen zijn ingesteld, niet in vervulling is gegaan.
- I. een verklaring voor recht dat de huurovereenkomsten van geïntimeerden sub 1 tot en met 41.b op 31 december 2021 zijn geëindigd, althans zullen eindigen op 31 december 2022, althans op 31 december 2023, althans op een door het hof te bepalen termijn;
- II. veroordeling van geïntimeerden sub 1 tot en met 41.b om de door hen gehuurde jaarplaatsen op vakantiepark Duinrand-West, binnen twee weken na het in deze te wijzen arrest, althans op uiterlijk 31 december 2022, althans op uiterlijk 31 december 2023, althans op uiterlijk een door uw gerechtshof in goede justitie te bepalen tijdstip, geheel leeg en ontruimd ter beschikking van Duinrand te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- III. veroordeling van geïntimeerden sub 1 tot en met 41.b om, indien zij niet binnen de gestelde termijn aan het arrest voldoen en met de ontruiming in gebreke blijven en Duinrand de ontruiming zelf dient uit te (laten) voeren, de kosten van de ontruiming aan Duinrand te voldoen;
- IV. veroordeling van Duinrand om aan de geïntimeerden sub 1 tot en met 41.b de in productie 47 genoemde vergoeding te voldoen, althans een door uw gerechtshof in goede justitie te bepalen vergoeding, indien en zodra geïntimeerden sub 1 tot en met 41.b de door hen gehuurde jaarplaatsen op vakantiepark Duinrand-West geheel leeg en ontruimd ter beschikking van Duinrand hebben gesteld, althans op een door het hof te bepalen moment;
- a. Duinrand heeft met een aantal van de 78 bij de kantonrechter gedaagde partijen een minnelijke regeling bereikt over het eindigen van de met hen gesloten huurovereenkomsten. Duinrand heeft daarom 41 partijen in dit hoger beroep gedagvaard.
- b. Op 3 mei 2022 heeft het college van B&W de omgevingsvergunning voor de bouw van 69 recreatiewoningen verleend. Deze vergunning is op 2 juni 2022 verzonden.
- c. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRS) heeft op 6 juli 2022 uitspraak gedaan op het beroep dat DSS op 12 februari 2021 heeft ingesteld tegen het door het college bij besluit van 17 december 2020 vastgestelde wijzigingsplan. De ABRS heeft bij deze uitspraak de beroepen gegrond verklaard en het besluit van 17 december 2020 vernietigd, maar bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit geheel in stand blijven.
- d. Bij brieven van 20 oktober 2022 heeft Duinrand, althans Fiorinvest, de huurovereenkomsten met betrekking tot de nu nog in hoger beroep betrokken huurders (nogmaals) opgezegd, ditmaal tegen 31 december 2023.
- e. De kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft, rechtdoende als voorzieningenrechter, op 30 maart 2023 een kortgedingvonnis gewezen tussen dertig huurders als eisers en Duinrand als gedaagde. In rov. 4.8 van dat vonnis heeft de voorzieningenrechter onder meer het volgende overwogen:
- f. Bij besluit van 28 maart 2023 heeft het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland onder meer besloten dat geen vergunning op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbeheer nodig is voor, kort gezegd, de uitvoering van het door Duinrand beoogde herstructureringsplan.
- g. Bij uitspraak van 29 maart 2023 heeft de ABRS het beroep van DSS en anderen dat is ingesteld tegen het op 23 december 2021 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan “De Schouwse Valleien Burgh Haamstede” ongegrond verklaard.
- h. Bij beslissing op bezwaar van 4 april 2023, verzonden op 6 april 2023, heeft het college van B&W het bezwaar van enkele bezwaarmakers tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van 69 recreatiewoningen en het aanleggen van bijbehorende werken op het recreatiepark gegrond verklaard, dat besluit herroepen en een nieuw besluit genomen, inhoudende de verlening van een omgevingsvergunning voor 50 recreatiewoningen en het aanleggen van bijbehorende werken op het recreatiepark.
- i. De zojuist bedoelde bezwaarmakers hebben via een beroepschrift van 11 mei 2023 bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team Bestuursrecht, beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 4 april 2023 waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van 50 recreatiewoningen.
- j. Van de oorspronkelijke 346 huurders verbleven er ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep nog 28 op Duinrand-West. Duinrand heeft inmiddels met 8 van die huurders/standplaatshouders alsnog een minnelijke regeling bereikt.
- In de considerans van de RECRON-voorwaarden wordt benadrukt dat alleen onbebouwde grond wordt gehuurd en dat de huur een tijdelijk karakter heeft.
- In de considerans van de RECRON-voorwaarden wordt benadrukt dat de huur onder meer door de ondernemer kan worden beëindiging en dat dit gevolgen heeft voor het op de vaste plaats geplaatste kampeermiddel.
- In de considerans van de RECRON-voorwaarden staat dat de opzegging wegens herstructurering van de niet verplaatsbare kampeermiddelen in de voorwaarden niet geregeld is, en dat het in die gevallen aan de contractanten is om zelf een oplossing te vinden, bij gebreke waarvan elk der partijen zich kan wenden tot de Geschillencommissie of de burgerlijk rechter.
- dat opzegging van de huurovereenkomsten ter zake standplaatsen met niet verplaatsbare kampeermiddelen kan plaatsvinden als daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat;
- dat wat de voor opzegging noodzakelijke zwaarwegende grond betreft, moet worden aangesloten bij de in artikel 11 lid 1 onder h van de RECRON-voorwaarden 2016 opgenomen opzeggingsgrond en de daarvoor geldende voorwaarden;
- dat de opzegging gepaard moeten gaan met een aanbod tot betaling van een vergoeding die, anders dan de vergoeding als bedoeld in artikel 12 van de RECRON-voorwaarden 2016, (wel) is toegespitst op het op de standplaats aanwezige niet verplaatsbare kampeermiddel.
- met de door haar voorgenomen herstructurering van het recreatieterrein een voldoende zwaarwegende grond heeft voor de opzegging;
- een voldoende lange opzegtermijn in acht heeft genomen;
- bij de opzegging schadevergoeding heeft aangeboden.
- bij de huuropzeggingen die Duinrand bij brieven gedateerd 16 december 2020 heeft gedaan tegen 31 december 2021;
- bij de huuropzeggingen die Duinrand en Fiorinvest bij aangetekende brieven van 16 november 2021 hebben gedaan tegen 31 december 2022;
- bij de huuropzeggingen die Duinrand en Fiorinvest gezamenlijk hebben gedaan bij brieven van 20 oktober 2022 tegen 31 december 2023.
- primair conform de aan het vonnis te hechten schadeopstelling uit productie 6 en 9 ‘Taxatie [yyy] Verkoop’;
- subsidiair minimaal conform de aan het vonnis te hechten schadeopstelling uit productie 6 en 9 ‘Taxatie [yyy] Technisch’;
- dat de gehuurde standplaats een onbebouwd deel van het terrein is waarvoor geen wettelijke huurbescherming geldt;
- dat het huurcontract een tijdelijk karakter heeft en dat de huurder daarmee rekening moet houden;
- dat een beëindiging van de huur consequenties heeft voor de huurder en voor het op de vaste plaats geplaatste kampeermiddel, omdat het kampeermiddel bij het einde van de huur moet zijn verwijderd.
- dat de koopprijs van het kampeermiddel niet méér kan zijn dan de waarde van het kampeermiddel zelf, dus zonder de grond, zonder vergoeding voor het plekje, de ligging en het uitzicht e.d., en dat bij het bepalen van de koopprijs vooral het merk en type van het kampeermiddel van belang zijn, vervolgens de afschrijving wegens leeftijd en/of de staat van onderhoud;
- dat in deze voorwaarden de opzegging wegens herstructurering van de niet verplaatsbare kampeermiddelen niet is geregeld, en dat het in die gevallen aan de contractanten is om zelf een oplossing te vinden, bij gebreke waarvan elk der partijen zich kan wenden tot de Geschillencommissie of de burgerlijk rechter.
- vermelden met welke eisers in reconventie op het moment van het nemen van de memorie na tussenarrest nog geen minnelijke regeling is getroffen, zodat ten aanzien van hen een beslissing in reconventie moet worden genomen;
- per resterende eiser in reconventie gemotiveerd, onder vermelding van de huisnummers van de betreffende standplaats/vakantiewoning en onder verwijzing naar de relevante paginanummers van het door hen overgelegde deskundigenbericht, stellen welke vergoeding aan die partij toekomt. Zij moeten daarbij ook reageren op de stellingen die Duinrand in reconventie heeft ingenomen over de vast te stellen schadevergoeding.
- eveneens vermelden met welke eisers in reconventie op het moment van het nemen van de memorie nog geen minnelijke regeling is getroffen, zodat ten aanzien van hen een beslissing in reconventie moet worden genomen;
- per resterende eiser in reconventie gemotiveerd, onder vermelding van de huisnummers van de betreffende standplaats/vakantiewoning en onder verwijzing naar de relevante paginanummers van het door haar overgelegde deskundigenbericht, stellen welke vergoeding aan die partij toekomt. Zij moet daarbij ook ingaan op de reactie die de huurders op het verweer van Duinrand in reconventie hebben gegeven in hun spreekaantekeningen bij de zitting bij de kantonrechter.
4.De uitspraak
- verklaart voor recht dat de huurovereenkomsten van de in de kop van dit arrest genoemde huurders op 31 december 2023 zullen eindigen;
- veroordeelt elk van de in de kop van dit arrest genoemde huurders om de door hem of haar gehuurde standplaats op het vakantiepark Duinrand-West uiterlijk op 31 maart 2024 geheel leeg en ontruimd ter beschikking van Duinrand te stellen;
- veroordeelt elk van de in de kop van dit arrest genoemde huurders tot betaling van een dwangsom van € 250,-- per dag indien hij of zij niet tijdig voldoet aan de zojuist uitgesproken veroordeling, en bepaalt dat elk van de betreffende huurders boven een bedrag van € 25.000,-- geen verdere dwangsommen verbeurt;
- wijst vordering III in conventie af;
- compenseert de proceskosten van het geding bij de kantonrechter in conventie tussen de partijen, aldus dat elke partij de eigen proceskosten moet dragen;
- bepaalt dat op vordering IV in conventie wordt beslist gelijktijdig met de beslissing in reconventie;