ECLI:NL:RBNHO:2025:10473

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
C/15/368416 / FA RK 25-4079
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen en zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar kinderen naar een andere woonplaats, 60 km van de vader vandaan. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen voorlopig bij de vader zal zijn. De moeder had aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege een gedwongen situatie, maar de rechtbank oordeelde dat zij onvoldoende had aangetoond dat een verhuizing naar de nieuwe locatie noodzakelijk was. De rechtbank benadrukte dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving moeten blijven en dat de rol van de vader niet mag worden ingeperkt. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen om de twee weken in het even weekend bij de moeder verblijven. De moeder had ook verzoeken ingediend voor inschrijving op een andere basisschool en gegevensoverdracht, maar deze verzoeken zijn eveneens afgewezen omdat het verzoek tot verhuizing niet werd toegewezen. De rechtbank heeft de hoop uitgesproken dat partijen zich in het belang van de kinderen zullen inzetten voor gezamenlijk ouderschap en dat er hulpverlening zal plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
vervangende toestemming verhuizing / inschrijving school / gegevensuitwisseling, hoofverblijfplaats en zorgregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/368416 / FA RK 25-4079
Beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 11 september 2025
in de zaak van:
[de moeder],
ingeschreven te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F.D. van Damme, kantoorhoudende te Beverwijk,
tegen
[de vader],
briefadres te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.R. Starink, kantoorhoudende te Beverwijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek van de moeder, ingekomen op 8 augustus 2025;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 15 augustus 2025;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 24 augustus 2025;
- het van de moeder afkomstige verweerschrift op de zelfstandige verzoeken van de vader, ingekomen op 27 augustus 2025;
- het bericht, met productie G3, van de advocaat van de vader van 27 augustus 2025.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 augustus 2025 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. F.D. van Damme en een tolk en de vader door mr. P.R. Starink. Verder was op de zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
Mr. Starink heeft op de zitting pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen.
1.3.
De behandeling van het kort geding tussen partijen dat gelijktijdig stond gepland en bij de rechtbank bekend is onder zaaknummer C/15/368316 / KG ZA 25/519 - heeft geen doorgang gevonden omdat de vorderingen in die zaak over en weer zijn ingetrokken.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad van juni 2011 tot februari 2024.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] ) ( [de minderjarige 1] );
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ( [land] ) ( [de minderjarige 2] ), gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De vader heeft de kinderen erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de
kinderen.
2.3.
Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 25 september 2024 heeft de rechtbank onder meer het uitsluitend gebruik van de woning aan [adres] aan de moeder toegedeeld.
2.4.
Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 19 maart 2025 heeft de rechtbank onder meer beslist:
5.1.1.
deelt het aandeel van de vrouw in de woning toe aan de man en rekent de
hypotheekschuld toe aan de man onder volgende voorwaarden:
- de notariële levering van het aandeel van de vrouw vindt niet eerder dan 12 juli 2025 en uiterlijk 15 augustus 2025 plaats;
(…)- beide partijen dragen 50% van de notariskosten voor de toedeling en de gemaakte
makelaarskosten; de man draagt de eventuele kosten gemoeid met het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid of met de herfinanciering van de hypotheekschuld.
5.1.2.
gelast de vrouw mee te werken aan de in 5.1.1. genoemde notariële levering als de man voorafgaand aan de levering heeft aangetoond dat hij in staat is tot herfinanciering van de bestaande hypothecaire geldlening of voortzetting daarvan onder ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en financiering van de aan de vrouw te betalen helft van de overwaarde;
2.5.
De beide ouders en de kinderen hebben de Portugese nationaliteit.
2.6.
Bij de rechtbank is nog een procedure tussen partijen aanhangig waarin verzoeken zijn gedaan rondom de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorgregeling en de kinderbijdrage, bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/15/355873 / FA RK 24-4198. Er is in die procedure nog geen datum voor een mondelinge behandeling daarvan bepaald.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder heeft verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar de woning gelegen aan [adres] .
De moeder heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat de juridische verplichting tot het verlaten van de gezamenlijke woning te [plaats] per 15 augustus 2025 haar verhuizing onvermijdelijk maakt. Zij heeft betaalbare woonruimte gevonden in [plaats] en regelt overplaatsing van haar werk naar de lokale [supermarkt] -vestiging. De verhuizing is niet plotseling of ondoordacht, maar het resultaat van een gedwongen situatie waarvoor de moeder adequate voorbereidingen heeft getroffen.
Verder heeft de moeder gesteld dat beide kinderen een positieve houding ten aanzien van de verhuizing hebben getoond. Tot slot heeft de moeder gesteld dat zij een concrete compenserende zorgregeling heeft aangeboden waarbij de kinderen in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt. Deze regeling waarborgt volgens de moeder de continuering van het contact tussen de vader en de kinderen.
3.2.
Verder heeft moeder verzocht aan haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op [basisschool] te [plaats] met ingang van schooljaar 2025-2026.
3.3.
Tot slot heeft de moeder verzocht aan haar vervangende toestemming te verlenen om namens beide ouders toestemming te verstrekken aan de huidige onderwijsinstelling van de kinderen voor het verstrekken van alle noodzakelijke leer- en begeleidingsgegevens, onderwijskundige rapporten en andere educatiegerelateerde informatie aan [basisschool] te [plaats] , ten behoeve van de schooltoelating van beide kinderen.
3.4.
Op de zitting is door en namens de moeder aangegeven dat zij inmiddels met de kinderen op 8 augustus 2025 naar [plaats] is verhuisd, maar op dit moment bij een vriendin in [plaats] verblijft, zodat de kinderen de afgelopen periode naar hun school in [plaats] konden blijven gaan. De moeder is sinds het einde van de relatie op zoek geweest naar een woning in de regio [regio] , maar moest – toen zij zag dat zij in die regio geen geschikte, betaalbare woning kon vinden - verder weg gaan zoeken omdat zij een woonplek nodig had. Ze wijst er in dit kader ook op dat ze parttime werkt, een huurwoning met drie slaapkamers in de regio [regio] minimaal € 1.900 per maand kost en dat ze bij een huurwoning via de makelaar moet kunnen aantonen dat zij een inkomen heeft gelijk aan drie keer de huur van de woning. De huur van de woning in [plaats] heeft ze rechtstreeks met de eigenaar, aan wie ze haar situatie heeft uitgelegd, kunnen regelen. Tot slot is namens de moeder aangevoerd dat het, gelet op de ruzies aan de voordeur, niet in het belang van de kinderen is als zij in de buurt van de vader zou wonen. De kinderen moeten juist buiten het conflict worden gehouden.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De vader heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. Hij is van mening dat hij terecht geen toestemming heeft gegeven voor een verhuizing naar [plaats] , een schoolwisseling en gegevensuitwisseling.
De vader betwist allereerst de noodzaak van de verhuizing. Volgens hem zijn er in [plaats] en omgeving woningen te huur en heeft de moeder, mede gelet op het feit dat zij
€ 90.000 uit hoofde van de overwaarde van de gezamenlijke woning tegemoet kan zien, ook mogelijkheden om een huis in die regio te huren. Daarnaast is het niet zo dat zij door haar werkgever naar [plaats] is overgeplaatst. Zij heeft zelf om overplaatsing verzocht vanwege haar verhuizing. Het lijkt er volgens de vader sterk op dat de moeder naar [plaats] wil verhuizen omdat haar jongere zusje zich daar onlangs heeft gevestigd, die volgens de moeder een belangrijke rol in het gezin zou moeten vervullen. De vader acht zijn rol belangrijker dan de actieve betrokkenheid van een tante.
Verder heeft de vader aangevoerd dat een verhuizing naar [plaats] en een schoolwisseling in strijd is met de belangen van de kinderen. De kinderen zijn in [plaats] opgegroeid, gaan daar naar school, naar zwemles en hebben daar hun vriendjes en vriendinnen. Een verhuizing zou dit sociale leven van de kinderen abrupt doorkruisen en hun welzijn schaden. Ook zou het contact met hem als vader aanzienlijk worden beperkt.
De vader kan zich volstrekt niet verenigen met de door de moeder aangeboden compensatie(zorg)regeling. Wat hem betreft wordt er door de moeder niet of nauwelijks compensatie geboden, waarbij nog komt dat zij ook verzoekt dat hij de kinderen zal halen en brengen. De vader wil de eerder overeengekomen 50/50-zorgregeling voortzetten nadat hij zijn woning weer heeft kunnen betrekken. Dat is altijd de insteek geweest en daartoe is hij ook in staat.
4.2.
De vader heeft de rechtbank bij zelfstandig verzoek verzocht te bepalen dat de moeder uiterlijk 1 oktober 2025 met de kinderen moet zijn terugverhuisd naar een woning in de omgeving van [plaats] en binnen een straal van 10 kilometer van de huidige basisschool van de kinderen, die gevestigd is aan [adres] , op straffe van een dwangsom van € 1.000 voor iedere dag dat de moeder in gebreke blijft aan deze verplichting te voldoen, met een maximum van € 90.000.
De vader heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat de verhuizing zonder zijn toestemming, maar ook die van de rechtbank, heeft plaatsgevonden en dat dit eigenmachtig gedrag van de moeder niet beloond mag worden.
4.3.
Verder heeft de vader de rechtbank bij zelfstandig verzoek verzocht te bepalen dat de kinderen met ingang van de datum van de onderhavige beschikking voorlopig hun hoofdverblijfplaats bij hem zullen hebben, totdat in de bodemprocedure met kenmerk C/15/355873 / FA RK 24-4198 de zorgregeling definitief is vastgesteld.
De vader heeft hierbij te kennen gegeven dat hij ermee kan instemmen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben zodra zij is terugverhuisd naar de regio [regio] .
4.4.
Tot slot heeft de vader verzocht te bepalen dat de moeder eens per twee weken in het even weekend omgang met de kinderen heeft van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17:00 uur, waarbij de moeder de kinderen haalt en brengt, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties, totdat in de bodemprocedure met kenmerk C/15/355873 / FA RK 24-4198 een andere zorgregeling is vastgesteld.
De vader heeft hierbij aangegeven dat hij nog steeds bereid is om de aanvankelijk overeengekomen 50/50-zorgregeling voort te zetten zodra de moeder weer naar de regio [regio] is terugverhuisd.

5.Het verweer op zelfstandig verzoek

5.1.
De moeder heeft de rechtbank verzocht de zelfstandige verzoeken van de vader niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen. Zij wijst erop dat haar verhuizing geen kwestie is van eigenmachtig optreden van haar kant, maar dat haar verhuizing noodzakelijk is geworden doordat de vader procedures heeft gevoerd waardoor zij de gedwongen werd om de gezamenlijke woning te verlaten. Zij betwist dat de door de vader nagestreefde 50/50-zorgregeling voor de vader praktisch uitvoerbaar is en is te combineren met zijn werk.

6.Het standpunt van de Raad

6.1.
De Raad heeft op de zitting aangegeven zich zorgen te maken over de kinderen. De kinderen worden geconfronteerd met de ruzies tussen de ouders en het is voor hen van belang dat er snel duidelijkheid komt. Ook is het van belang dat er hulp wordt ingezet zodat de ouders leren beter met elkaar te communiceren en er geen ruzies zullen zijn rondom de overdrachtsmomenten. De kinderen moeten zich vrij voelen om met hun beide ouders contact te hebben.
6.2.
Hoewel op de zitting en uit de verslagen van het CJG (overgelegd in de onder 1.3. genoemde kort geding procedure) is gebleken dat de kinderen andere wensen hebben, moeten zij bij elkaar blijven wonen. Dit geldt temeer nu sprake is van een tweeling, die in deze scheidingsituatie vooral op elkaar moet kunnen vertrouwen. De Raad wijst er daarbij ook op dat de uitspraken van de kinderen een uitvloeisel van de strijd tussen de ouders kunnen zijn en dat de mening van jonge kinderen belangrijk is, maar niet doorslaggevend.
6.3.
De Raad is niet overtuigd van de noodzaak voor de verhuizing naar [plaats] en adviseert de verzoeken van de moeder af te wijzen. De moeder verblijft op dit moment - gelukkig - bij een vriendin in [plaats] , zodat er voor de kinderen (behalve de onzekerheid waarin zij verkeren) nog niet veel is veranderd en met een afwijzing van haar verzoeken ook niet zal veranderen.
6.4.
Tot slot is door de Raad aangegeven dat het voorstel van de vader om – in geval de moeder in de buurt van [plaats] een woning vindt – uitvoering te gaan geven aan een 50/50 regeling het meest passend wordt geacht. Het is in ieder geval van groot belang dat de vader de sleutels van de woning te [plaats] verkrijgt, zodat hij zo spoedig mogelijk weer contact met de kinderen kan hebben.

7.De beoordeling

bevoegdheid en toepasselijk recht
7.1.
Door de omstandigheid dat zowel de ouders als de kinderen de Portugese nationaliteit bezitten, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag moet worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
7.2.
Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken.
gezagsverhouding
7.3.
Op grond van artikel 16 lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (HKV) wordt de vraag of de ouders van rechtswege het gezamenlijk gezag hebben verkregen over de kinderen beheerst door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de kinderen ten tijde van de geboorte. De kinderen zijn geboren in [land] . Dit betekent dat de vraag of partijen het gezamenlijk gezag hebben verkregen naar Portugees recht moet worden beoordeeld.
7.4.
Het uitgangspunt van het Portugese personen- en familierecht is dat beide juridische ouders gezamenlijk gezag over de kinderen hebben en uitoefenen. Binnen het huwelijk oefenen beide ouders op grond van artikel 1901 lid 1 Código Civil (hierna: CC) het gezag uit. Indien ouders niet zijn gehuwd maar samenleven op een wijze als waren zij gehuwd (‘vivam em condições análogas às dos cônjuges’), oefenen zij het gezag ook gezamenlijk uit (artikel 1911 lid 1 CC). Partijen waren niet gehuwd toen de kinderen werden geboren. De rechtbank acht aannemelijk dat partijen na de geboorte van de kinderen in Portugal een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd, zodat naar Portugees recht gezamenlijk gezag is ontstaan over de kinderen.
7.5.
Artikel 16 lid 3 HKV bepaalt dat de ouderlijke verantwoordelijkheid blijft bestaan na verplaatsing van de gewone verblijfplaats naar een andere Staat, in dit geval Nederland. Uit het gezagsregister blijkt niet dat de gezagssituatie op enig moment is gewijzigd. Dit betekent dat op dit moment beide ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
vervangende toestemming verhuizing
7.6.
Nu de ouders gezamenlijk met het gezag over de kinderen zijn belast, heeft de moeder toestemming van de vader, dan wel vervangende toestemming van de rechtbank, nodig om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen.
7.7.
Vaststaat dat de moeder geen toestemming van de vader zal krijgen om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen. Nu de ouders het over de verhuizing niet eens worden, zal de rechtbank hierover een beslissing nemen op grond van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW). Conform vaste rechtspraak moet de rechter bij de beslissing in dit soort zaken niet alleen het belang van het kind, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw nemen en alle betrokken belangen afwegen.
7.8.
In het kader van deze belangenafweging zijn in de rechtspraak criteria ontwikkeld, waarvan de noodzaak om te verhuizen een van de belangrijkste criteria betreft. De rechtbank is van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat een verhuizing van haar met de kinderen naar [plaats] noodzakelijk is. Vaststaat dat de moeder, gelet op voornoemd vonnis van 19 maart 2025, vanaf 15 augustus 2025 niet meer in de woning aan [adres] kon verblijven. De noodzaak voor de moeder om een andere woning te zoeken is daarmee gegeven. De noodzaak om in [plaats] te gaan wonen, ruim 60 kilometer van de plek waar de kinderen geworteld zijn en van de woning van de vader in [plaats] , echter niet. De moeder heeft toegelicht dat zij in [plaats] is gaan wonen omdat de woningen daar goedkoper zijn, er daar iemand was die haar wilde helpen en zij niet in staat was om dichterbij, in de omgeving van [plaats] , een betaalbare woning te vinden. De rechtbank is evenwel van oordeel dat zij - hoewel het een feit van algemene bekendheid is dat er krapte is op de woningmarkt - onvoldoende deugdelijk heeft aangetoond dat zij niet in staat was om een woning dichter in de buurt van [plaats] (en dichter in de buurt bij de vader) te gaan huren. Daarbij heeft zij evenmin inzichtelijk gemaakt waarom zij het aanzienlijke geldbedrag dat zij uit de woningoverdracht zal ontvangen niet (deels) kan aanwenden om – voor kortere of langere periode – een woning in de omgeving van de vader te huren. Verder stelt de rechtbank vast dat ook het werk van de moeder geen zwaarwegend belang vormde om naar [plaats] te verhuizen; zij heeft immers zelf om overplaatsing gevraagd.
7.9.
Voorts kan een verhuizing naar [plaats] naar het oordeel van de rechtbank niet in het belang van de kinderen worden geacht, omdat daardoor de rol van de vader drastisch zou worden ingeperkt. Door de verhuizing zouden de ouders immers geen uitvoering kunnen geven aan een co-ouderschapsregeling (die de vader wenst en waarover door de rechtbank nog moet worden beslist) en zou de vader geen deel meer uitmaken van het doordeweekse dagelijkse leven van de kinderen. Daar komt bij dat de moeder onvoldoende heeft voorgesteld of compensatie heeft aangeboden om de gevolgen van de verhuizing en de daarmee gepaard gaande gevolgen voor het contact tussen de vader en de kinderen te verzachten.
7.10.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat, bij afweging van alle belangen, aan de moeder geen vervangende toestemming kan worden verleend om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen. Dit verzoek van de moeder zal daarom worden afgewezen.
hoofdverblijfplaats, zorgregeling en bevel terugverhuizing
7.11.
Voornoemde beslissing betekent dat de moeder niet met de kinderen naar [plaats] kan verhuizen en dat de kinderen naar de regio [regio] moeten terugkeren. De rechtbank zal daarom bepalen dat, totdat in de procedure met zaaknummer C/15/355873 / FA RK 24-4198 nader wordt beslist, de hoofdverblijfplaats van de kinderen voorlopig bij de vader zal zijn. Om het contact met de moeder te waarborgen zal de rechtbank bepalen dat de kinderen eens per twee weken in het even weekend omgang met de moeder zullen hebben van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17:00 uur, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties. De rechtbank ziet daarbij aanleiding om, anders dan door de vader is verzocht, te bepalen dat de ouders het halen en brengen zullen delen.
7.12.
De rechtbank ziet, gelet op het vrije vestigingsrecht van de moeder, geen aanleiding om de moeder te bevelen om op straffe van een dwangsom (uiterlijk 1 oktober 2025) met de kinderen terug te verhuizen. Dit verzoek van de vader zal daarom worden afgewezen.
7.13.
De rechtbank begrijpt dat dit voor de moeder een moeilijk te accepteren beslissing is en dat dit voor haar een verre van ideale situatie is. De rechtbank neemt deze beslissing, omdat zij dat op dit moment het meest in het belang van de kinderen acht. De kinderen kunnen door deze beslissing voorlopig in hun vertrouwde woning blijven wonen en naar hun vertrouwde school blijven gaan. In de bodemprocedure procedure met zaaknummer C/15/355873 / FA RK 24-4198 zal de rechtbank te zijner tijd definitief beslissen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorgregeling en de kinderbijdrage.
De rechtbank spreekt de hoop uit dat partijen, nu een beslissing over de verhuizing is genomen en partijen daarover geen strijd meer hoeven te voeren, zich in het belang van de kinderen zullen gaan inzetten voor het vormgeven van gezamenlijk ouderschap. De rechtbank benadrukt daarbij het belang van een hulpverleningstraject via het CJG. Ook wijst de rechtbank erop dat het partijen vrij staat om – indien de moeder toch weer in de regio van [plaats] komt wonen – de door de rechtbank vastgelegde zorgregeling in onderling overleg aan te passen. De vader heeft in dit kader ook duidelijk uitgesproken dat hij in dat geval bereid is om uitvoering te gaan geven aan een 50/50-zorgregeling.
vervangende toestemming tot inschrijving op andere basisschool en gegevensoverdracht
7.14.
Omdat de rechtbank het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing afwijst, heeft zij geen belang (meer) bij haar verzoeken tot het verlenen van vervangende toestemming voor de inschrijving op een andere basisschool en de gegevensoverdracht. Ook deze verzoeken van de moeder zullen daarom worden afgewezen.
7.15.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

De rechtbank:
8.1.
bepaalt, totdat in de procedure met zaaknummer C/15/355873 / FA RK 24-4198 nader wordt beslist, dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen [de minderjarigen] :
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] );
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] );
voorlopigbij de vader zal zijn;
8.2.
stelt, totdat in de procedure met zaaknummer C/15/355873 / FA RK 24-4198 nader wordt beslist, de volgende
tijdelijkeverdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
voornoemde minderjarigen [de minderjarigen] verblijven bij de moeder:
  • eens per twee weken, in het even weekend, van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17:00 uur;
  • gedurende de helft van de schoolvakanties;
  • waarbij geldt dat de ouders het halen en brengen zullen delen;
8.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
8.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, voorzitter, mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest en mr. C.E. Voskens, leden van deze kamer, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.E.J. Bruinen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.