In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 augustus 2025 een vonnis gewezen in een incident dat voortkwam uit een hoofdzaak over personenschade. De eiser, Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., heeft verzocht om tussen te komen in de hoofdzaak waarin een motorrijder, [eiser sub 1], betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op 13 juli 2019. De motorrijder had drie partijen aansprakelijk gesteld voor de schade die hij had geleden, maar deze partijen, waaronder Euro Insurances en het Waarborgfonds, hebben de aansprakelijkheid afgewezen. Zilveren Kruis, die medische kosten voor de motorrijder had vergoed, vorderde dat de rechtbank haar toestond tussen te komen in de hoofdzaak, omdat zij vreesde dat een negatieve uitspraak over de aansprakelijkheid de verhaalsmogelijkheden zou schaden.
De rechtbank heeft de vordering tot tussenkomst toegewezen, oordelend dat Zilveren Kruis voldoende belang had bij de vordering en dat zij een eigen vorderingsrecht had op basis van subrogatie. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Zilveren Kruis tijdig was ingediend en dat er geen strijd was met de goede procesorde, ondanks de mogelijke vertraging die de tussenkomst met zich meebracht. De proceskosten van het incident werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor een conclusie van eis door Zilveren Kruis op 17 september 2025.