ECLI:NL:RBNHO:2024:9965

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
10860778 \ CV EXPL 24-41
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en geldige overdracht van vorderingen aan AirHelp

In deze bodemzaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Cathay Pacific Airways Limited, vertegenwoordigd door mr. M. de Wijs, wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van een vlucht. De passagiers, die een vervoersovereenkomst met de vervoerder hadden, hebben hun vorderingen aan AirHelp overgedragen. De vervoerder betwistte de geldigheid van deze overdracht, maar de kantonrechter oordeelde dat de overdracht geldig was. De kantonrechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, en dat de overdrachtsdocumenten voldoende waren om de vordering te onderbouwen. De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 25 september 2024 in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10860778 \ CV EXPL 24-41
Uitspraakdatum: 25 september 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn, Duitsland
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Cathay Pacific Airways Limited
gevestigd te Hong Kong, China
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. de Wijs (De Clerq Advocaten Notariaat)
De zaak in het kort
AirHelp heeft van de vervoerder compensatie gevraagd voor een vertraging van meer dan drie uur. AirHelp stelt dat twee passagiers hun vorderingen daartoe aan haar hebben overgedragen. De vervoerder betwist niet dat de passagiers recht hebben op compensatie maar betwist dat de passagiers de vorderingen geldig aan AirHelp hebben overgedragen. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers de vorderingen wel degelijk (geldig) aan AirHelp hebben overgedragen. Daarom wordt de vordering van AirHelp toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eiser;
- de mondelinge behandeling van 27 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.
De feiten
2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 31 oktober 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Hong Kong International Airport, China, naar Noi Bai International Airport, Hanoi, Vietnam.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht CX270 van Amsterdam naar Hong Kong (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de passagiers hun vorderingen aan haar hebben overgedragen. Daartoe heeft AirHelp twee ‘Assigment Forms’ overgelegd (hierna: de overdrachtsdocumenten). AirHelp stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging moet compenseren met een bedrag van € 1.200,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist dat de passagiers de vorderingen (geldig) aan AirHelp hebben overgedragen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen en recht hebben op de compensatie van artikel 7 van de Verordening. Tussen partijen is slechts in geschil of de passagiers hun vorderingen tot die compensatie (geldig) aan AirHelp hebben overgedragen.
4.3.
Voor een geldige overdracht van een vordering (cessie) zijn twee vereisten: een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan de schuldenaar (artikel 3:94 lid 1 BW). Aan het mededelingsvereiste is voldaan doordat de cessie bij dagvaarding of in ieder geval in deze procedure aan de vervoerder is medegedeeld. De vervoerder betwist echter dat de overdrachtsdocumenten geldige cessieaktes zijn. Daarom zou volgens hem de situatie zich voor kunnen doen dat een passagier in een eventuele tweede procedure de cessie betwist en dat de vervoerder de vordering twee keer zou moeten voldoen. De vervoerder betwist onder meer de echtheid van de handtekeningen van de passagiers op de overdrachtsdocumenten.
AirHelp heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de handtekeningen echt zijn
4.4.
De kantonrechter overweegt dat de overdrachtsdocumenten vanwege de betwisting van de handtekeningen in beginsel geen bewijs kunnen opleveren, totdat bewezen wordt van wie de handtekeningen afkomstig zijn (artikel 159 lid 2 Rv). Omdat AirHelp zich op de overdrachtsdocumenten beroept, rust de bewijslast van de echtheid van de handtekeningen op AirHelp.
4.5.
AirHelp stelt dat de handtekeningen echt zijn. Dit blijkt volgens AirHelp uit het gegeven dat zij de boekingsbevestigingen en de paspoorten van de passagiers heeft overgelegd. Hierover zou zij niet beschikken als de passagiers de vorderingen niet aan haar hadden overgedragen. De vervoerder betwist dit. Hij voert daartoe aan dat deze documenten ook afkomstig kunnen zijn van een derde, zoals de luchthaven of reisagenten. Hij heeft het vermoeden dat passagierslijsten uitlekken en zonder medeweten van passagiers worden doorverkocht. Ter onderbouwing hiervan verwijst de vervoerder naar een eerdere procedure waarbij AirHelp compensatie vorderde namens een passagier aan wie de vervoerder de betreffende compensatie al had betaald.
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat AirHelp door het overleggen van de kopieën van de paspoorten en de boekingsbevestigingen voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de handtekeningen afkomstig zijn van de passagiers. Het betoog van de vervoerder dat de door AirHelp overgelegde documenten afkomstig zouden zijn uit een datalek en de handtekeningen dan (blijkbaar) zouden zijn gefingeerd, berust op speculaties en is niet met stukken onderbouwd. Dat in een andere kwestie de passagier ontkende dat hij AirHelp opdracht had gegeven de compensatie te innen, leidt niet tot de conclusie dat ook in dit geval aan de echtheid van de handtekeningen moet worden getwijfeld. Het is, zoals AirHelp stelt, immers mogelijk dat een passagier niet alleen een of meerdere claimbureaus inschakelt, maar ook zelf zijn claim bij de luchtvaartmaatschappij indient. Daarom kan AirHelp de overdrachtsdocumenten gebruiken ter onderbouwing van haar stelling dat de passagiers de vordering aan haar hebben overgedragen.
De overdrachtsdocumenten zijn voldoende bepaald
4.7.
Daarnaast moet een cessieakte voldoende bepaald zijn. Dit betekent dat de te leveren vordering voldoende door de akte moet worden bepaald. [1] De vervoerder betwist dat de overdrachtsdocumenten voldoende bepaald zijn. Hij voert daartoe aan dat de overdrachtsdocumenten niet vermelden wie de schuldenaar van de vordering is en het dus niet duidelijk is of het gaat om een vordering op de vervoerder. Daarnaast bevatten de documenten geen aanduiding van het vluchtnummer, maar slechts een boekingsreferentie van zes letters en cijfers. Deze code is niet uniek omdat deze codes in de loop van tijd worden hergebruikt. Ook is deze code niet specifiek voor een bepaalde luchtvaartmaatschappij. Daarom is alleen een boekingsreferentie ongeschikt om een specifieke vlucht mee aan te duiden, aldus de vervoerder.
4.8.
AirHelp heeft hier tegenin gebracht dat de combinatie van de boekingsreferenties, de namen en de paspoorten van de passagiers wel uniek is. Volgens haar is het nog nooit gebeurd dat een passagier voor verschillende vluchten twee keer dezelfde boekingsreferentie toegekend krijgt. Daarom maakt het niet uit dat de overdrachtsdocumenten niet de vervoerder als schuldenaar vermelden. Ten slotte kan de vervoerder zich altijd tegen een eventuele tweede vordering van een passagier verweren met een beroep op bevrijdende betaling, aldus AirHelp. De vervoerder heeft hier nog tegenin gebracht dat de bewijslast van de geldige cessie in dat geval op hem zou komen te rusten en dat hij ook liever niet direct tegen passagiers zou procederen.
4.9.
De kantonrechter oordeelt dat het betoog van de vervoerder niet slaagt. Een vordering hoeft namelijk niet in de cessieakte zelf te worden gespecificeerd door vermelding van bijzonderheden als de naam van de debiteur. Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat. [2] Ook de administratie van de cedent kan gebruikt worden om vast te stellen om welke vorderingen het gaat. [3] Daarom maakt het enkele gegeven dat de overdrachtsdocumenten niet de naam van de vervoerder vermelden, de overdrachtsdocumenten niet onvoldoende bepaald. Er kan namelijk ook worden vastgesteld om welke vlucht het gaat aan de hand van (bijvoorbeeld) de dagvaarding, waarin de vluchtgegevens staan vermeld.
4.10.
Het betoog van de vervoerder dat de boekingsreferentie niet uniek is, slaagt evenmin. Hij heeft de stelling van AirHelp dat de combinatie van de boekingsreferenties, de namen en de paspoorten van de passagiers voldoende is om te verwijzen naar deze specifieke vlucht, onvoldoende gemotiveerd betwist. In het bijzonder heeft hij op geen enkele manier onderbouwd dat deze boekingsreferenties meerdere keren bij dezelfde passagier en dezelfde luchtvaartmaatschappij worden hergebruikt. Daarom maakt het gegeven dat het overdrachtsdocumenten alleen de boekingsreferentie vermelden, evenmin dat de overdrachtsdocumenten onvoldoende bepaald zijn.
4.11.
De conclusie is dat de overdrachtsdocumenten voldoende bepaald zijn. Daarom is er sprake van geldige cessieaktes. De cessie is medegedeeld aan de vervoerder. Daarom hebben de passagiers de vordering (geldig) overgedragen aan AirHelp. Gelet hierop behoeven de overige stellingen en verweren van partijen geen bespreking meer.
4.12.
Vast staat dat de passagiers recht hebben op compensatie. Daarom zal de door AirHelp gevorderde hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is eveneens toewijsbaar.
4.13.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 1.200,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 oktober 2022;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 328,00;
salaris gemachtigde € 612,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HR 14 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1488.
2.HR 14 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1488.
3.HR 19 september 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC3434.