ECLI:NL:RBNHO:2024:9963

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
10860919 \ CV EXPL 24-58
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en geldige overdracht van vordering aan AirHelp

In deze bodemzaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Cathay Pacific Airways Limited, vertegenwoordigd door mr. M. de Wijs, wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van een vlucht. De passagier had zijn vordering aan AirHelp overgedragen, maar de vervoerder betwistte zowel de geldigheid van deze overdracht als de oorzaak van de vertraging. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende bewijs had geleverd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De passagier had recht op compensatie volgens de Verordening (EG) nr. 261/2004, en de overdracht van de vordering aan AirHelp was geldig. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de vereisten voor een geldige cessie en de verantwoordelijkheden van de vervoerder bij het aantonen van buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10860919 \ CV EXPL 24-58
Uitspraakdatum: 25 september 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn, Duitsland
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Cathay Pacific Airways Limited
gevestigd te Hong Kong, China
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. de Wijs (De Clerq Advocaten Notariaat)
De zaak in het kort
AirHelp heeft van de vervoerder compensatie gevraagd voor een vertraging van meer dan drie uur. AirHelp stelt dat een passagier zijn vordering daartoe aan haar heeft overgedragen. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en betwist dat de passagier de vordering geldig aan AirHelp heeft overgedragen. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Daarnaast heeft de passagier de vordering wel degelijk (geldig) aan AirHelp heeft overgedragen. Daarom wordt de vordering van AirHelp toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de mondelinge behandeling van 27 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hem op 13 november 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Hong Kong International Airport, China, naar Tan Son Nhat International Airport, Ho Chi Minh City, Vietnam.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht CX270 van Amsterdam naar Hong Kong (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee hij met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de passagier zijn vordering aan haar heeft overgedragen. Daartoe heeft AirHelp een ‘Assigment Form’ overgelegd (hierna: het overdrachtsdocument). AirHelp stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging moet compenseren met een bedrag van
€ 600,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet worden voorkomen. Daarnaast betwist hij dat de passagier de vordering (geldig) aan AirHelp heeft overgedragen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
De passagier heeft recht op compensatie
4.2.
Vast staat dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel heeft de passagier dan recht op compensatie. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
Volgens de vervoerder was de vertraging van de vlucht het gevolg van een storing van een bagageband op Schiphol. Hierdoor liep de vlucht een vertrekvertraging van 52 minuten op en heeft de passagier de aansluitende vlucht gemist, aldus de vervoerder (zie twee overgelegde rapporten). AirHelp betwist dit. Zij voert aan dat de vervoerder ook had kunnen kiezen om niet te wachten op de bagage of de passagiers. Daarnaast blijkt uit de door de vervoerder overgelegde rapporten niet of en in hoeverre de storing van de bagageband daadwerkelijk invloed heeft gehad op de uitvoering van de vlucht, aldus AirHelp.
4.4.
Het verweer van de vervoerder slaagt niet. Gelet op de betwisting door AirHelp, heeft de vervoerder onvoldoende aannemelijk gemaakt in hoeverre de vertraging van de vlucht het gevolg was van de storing van de bagageband en in hoeverre het noodzakelijk was om daarop te wachten. Hij had daartoe in ieder geval een vluchtrapport, dan wel een (nadere) toelichting kunnen verstrekken. Daarom is niet vast komen te staan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De passagier heeft recht op de compensatie van artikel 7 van de Verordening.
4.5.
De vervolgvraag is of de passagier zijn vordering tot die compensatie (geldig) aan AirHelp heeft overgedragen. Voor een geldige overdracht van een vordering (cessie) zijn twee vereisten: een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan de schuldenaar (artikel 3:94 lid 1 BW). Aan het mededelingsvereiste is voldaan doordat de cessie bij dagvaarding of in ieder geval in deze procedure aan de vervoerder is medegedeeld. De vervoerder betwist echter dat het overdrachtsdocument een geldige cessieakte is. Daarom zou volgens hem de situatie zich voor kunnen doen dat een passagier in een eventuele tweede procedure de cessie betwist en dat de vervoerder de vordering twee keer zou moeten voldoen. De vervoerder betwist onder meer de echtheid van de handtekening van de passagier op het overdrachtsdocument.
AirHelp heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de handtekening echt is
4.6.
De kantonrechter overweegt dat het overdrachtsdocument vanwege de betwisting van de handtekening in beginsel geen bewijs kan opleveren, totdat bewezen wordt van wie de handtekening afkomstig is (artikel 159 lid 2 Rv). Omdat AirHelp zich op het overdrachtsdocument beroept, rust de bewijslast van de echtheid van de handtekening op AirHelp.
4.7.
AirHelp stelt dat de handtekening echt is. Dit blijkt volgens AirHelp uit het gegeven dat zij de boekingsbevestiging en het paspoort van de passagier heeft overgelegd. Hierover zou zij niet beschikken als de passagier de vordering niet aan haar had overgedragen. De vervoerder betwist dit. Hij voert daartoe aan dat deze documenten ook afkomstig kunnen zijn van een derde, zoals de luchthaven of reisagenten. Hij heeft het vermoeden dat passagierslijsten uitlekken en zonder medeweten van passagiers worden doorverkocht. Ter onderbouwing hiervan verwijst de vervoerder naar een eerdere procedure waarbij AirHelp compensatie vorderde namens een passagier aan wie de vervoerder de betreffende compensatie al had betaald.
4.8.
De kantonrechter oordeelt dat AirHelp door het overleggen van de kopie van het paspoort en de boekingsbevestiging voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de handtekening afkomstig is van de passagier. Het betoog van de vervoerder dat de door AirHelp overgelegde documenten afkomstig zouden zijn uit een datalek en de handtekening dan (blijkbaar) zou zijn gefingeerd, berust op speculaties en is niet met stukken onderbouwd. Dat in een andere kwestie de passagier ontkende dat hij AirHelp opdracht had gegeven de compensatie te innen, leidt niet tot de conclusie dat ook in dit geval aan de echtheid van de handtekening moet worden getwijfeld. Het is, zoals AirHelp stelt, immers mogelijk dat een passagier niet alleen een of meerdere claimbureaus inschakelt, maar ook zelf zijn claim bij de luchtvaartmaatschappij indient. Daarom kan AirHelp het overdrachtsdocument gebruiken ter onderbouwing van haar stelling dat de passagier de vordering aan haar heeft overgedragen.
Het overdrachtsdocument is voldoende bepaald
4.9.
Daarnaast moet een cessieakte voldoende bepaald zijn. Dit betekent dat de te leveren vordering voldoende door de akte moet worden bepaald. [1] De vervoerder betwist dat het overdrachtsdocument voldoende bepaald is. Hij voert daartoe aan dat het overdrachtsdocument niet vermeldt wie de schuldenaar van de vordering is en het dus niet duidelijk is of het gaat om een vordering op de vervoerder. Daarnaast bevat het document geen aanduiding van het vluchtnummer, maar slechts een boekingsreferentie van zes letters en cijfers. Deze code is niet uniek omdat deze codes in de loop van tijd worden hergebruikt. Ook is deze code niet specifiek voor een bepaalde luchtvaartmaatschappij. Daarom is alleen een boekingsreferentie ongeschikt om een specifieke vlucht mee aan te duiden, aldus de vervoerder.
4.10.
AirHelp heeft hier tegenin gebracht dat de combinatie van de boekingsreferentie, de naam en het paspoort van de passagier wel uniek is. Volgens haar is het nog nooit gebeurd dat een passagier voor verschillende vluchten twee keer dezelfde boekingsreferentie toegekend krijgt. Daarom maakt het niet uit dat het overdrachtsdocument niet de vervoerder als schuldenaar vermeldt. Ten slotte kan de vervoerder zich altijd tegen een eventuele tweede vordering van een passagier verweren met een beroep op bevrijdende betaling, aldus AirHelp. De vervoerder heeft hier nog tegenin gebracht dat de bewijslast van de geldige cessie in dat geval op hem zou komen te rusten en dat hij ook liever niet direct tegen passagiers zou procederen.
4.11.
De kantonrechter oordeelt dat het betoog van de vervoerder niet slaagt. Een vordering hoeft namelijk niet in de cessieakte zelf te worden gespecificeerd door vermelding van bijzonderheden als de naam van de debiteur. Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat. [2] Ook de administratie van de cedent kan gebruikt worden om vast te stellen om welke vorderingen het gaat. [3] Daarom maakt het enkele gegeven dat het overdrachtsdocument niet de naam van de vervoerder vermeldt, het overdrachtsdocument niet onvoldoende bepaald. Er kan namelijk ook worden vastgesteld om welke vlucht het gaat aan de hand van (bijvoorbeeld) de dagvaarding, waarin de vluchtgegevens staan vermeld.
4.12.
Het betoog van de vervoerder dat de boekingsreferentie niet uniek is, slaagt evenmin. Hij heeft de stelling van AirHelp dat de combinatie van de boekingsreferentie, de naam en het paspoort van de passagier voldoende is om te verwijzen naar deze specifieke vlucht, onvoldoende gemotiveerd betwist. In het bijzonder heeft hij op geen enkele manier onderbouwd dat deze boekingsreferenties meerdere keren bij dezelfde passagier en dezelfde luchtvaartmaatschappij worden hergebruikt. Daarom maakt het gegeven dat het overdrachtsdocument alleen de boekingsreferentie vermeldt, evenmin dat het overdrachtsdocument onvoldoende bepaald is.
4.13.
De conclusie is dat het overdrachtsdocument voldoende bepaald is. Daarom is er sprake van een geldige cessieakte. De cessie is medegedeeld aan de vervoerder. Daarom heeft de passagier de vordering (geldig) overgedragen aan AirHelp. Gelet hierop behoeven de overige stellingen en verweren van partijen geen bespreking meer.
4.14.
Vast staat dat de passagier recht heeft op compensatie. Daarom zal de door AirHelp gevorderde hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is eveneens toewijsbaar.
4.15.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 november 2022;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 328,00;
salaris gemachtigde € 405,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HR 14 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1488.
2.HR 14 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1488.
3.HR 19 september 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC3434.