ECLI:NL:RBNHO:2024:9875

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
24/1109
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering op grond van schending medewerkingsverplichting in het kader van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, waarbij haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) is ingetrokken. Eiseres ontving vanaf 26 oktober 2013 een bijstandsuitkering, maar na een melding is er een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van deze uitkering. Eiseres heeft niet voldaan aan de verzoeken om bewijsstukken, wat leidde tot de opschorting van haar uitkering per 12 oktober 2023. Het college heeft vervolgens op 19 december 2023 de uitkering ingetrokken en een bedrag van € 745,68 teruggevorderd.

De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2024 behandeld, waarbij eiseres zich afmeldde voor de zitting. De rechtbank oordeelt dat eiseres de medewerkingsverplichting heeft geschonden door niet alle gevraagde bankafschriften en bewijsstukken te overleggen. De rechtbank stelt vast dat de wijziging van de grondslag van het besluit door verweerder naar artikel 54, derde lid, tweede volzin van de Pw gerechtvaardigd was, omdat eiseres onvoldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek naar haar recht op bijstand. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, en is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/1109

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Wormerveer, eiseres

(gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad

(gemachtigde: mr. N. Puts-Zwang en J. van der Wal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 19 december 2023, waarbij de uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) van eiseres is ingetrokken met ingang van 12 oktober 2023 en een bedrag van € 745,68 is teruggevorderd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 11 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven. De grondslag van het besluit is gewijzigd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Eiseres heeft zich afgemeld voor de zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres ontving vanaf 26 oktober 2013 een bijstandsuitkering.
3. Na een (anonieme) melding is verweerder een onderzoek gestart naar de rechtmatigheid van de uitkering. Eiseres is uitgenodigd voor een gesprek op 5 oktober 2023 en haar is verzocht een geldig Nederlands paspoort en alle afschriften van bank- en spaarrekeningen vanaf 26 juni 2023 tot en met 26 september 2023 mee te nemen. Het gesprek kon wegens technische redenen niet plaats vinden, waarna eiseres opnieuw is uitgenodigd voor een gesprek op 12 oktober 2023. Bij de uitnodiging voor het gesprek op 12 oktober 2023 is gevraagd om een aankoopbewijs voor de vakantie naar Spanje, het retourticket en betalingsbewijzen mee te nemen.
4. Eiseres is op het gesprek verschenen, maar heeft niet alle bewijsstukken meegenomen. Omdat de informatie niet volledig is ontvangen, is de uitkering per 12 oktober 2023 opgeschort. Eiseres is uitgenodigd voor een gesprek op 9 november 2023. Aan eiseres is gevraagd kopieën van de bankafschriften van twee Bunq-rekeningen mee te nemen over de periode 26 juni t/m 4 oktober 2023 en haar inloggegevens voor de ING-rekeningen. Op de reeds ingeleverde kopieën zijn onregelmatigheden aangetroffen. Er is door verweerder geconstateerd dat er een gat tussen de uitgaven en ontvangsten zat van ongeveer
€ 27.000,00.
5. Eiseres heeft het gesprek op 9 november 2023 afgezegd wegens een verzwikte enkel en is op 16 november 2023 wel verschenen. Zij heeft een deel van de gegevens niet ingeleverd: de volgnummers 5, 6 en 7 van de Bunq-rekening ( [rekeningnummer] ) en bladnummer 5 van de kopie bankafschrift van de ING Oranje Spaarrekening. Eiseres heeft geweigerd om op kantoor in te loggen op de ING-rekeningen en de bankafschriften uit te printen. Aan eiseres is gevraagd om deze documenten voor 5 december 2023 opnieuw op te sturen.
6. Omdat eiseres de gevraagde informatie niet heeft overgelegd, heeft verweerder per besluit van 19 december 2023, op grond van artikel 54, vierde lid van de Pw, de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 12 oktober 2023 ingetrokken en de te veel betaalde uitkering over de maand oktober 2023 teruggevorderd.
7. In de bezwaarfase is door eiseres onder meer aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet binnen 8 weken na het besluit tot schorsing van de uitkering tot intrekking is overgegaan en daarom niet op grond van artikel 54, vierde lid, van de Pw had kunnen intrekken.
8. Verweerder heeft in de heroverweging op bezwaar de grondslag van de intrekking gewijzigd naar artikel 54, derde lid, tweede volzin van de Pw. De intrekking van de uitkering per 12 oktober 2023 en de terugvordering is in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt de intrekking van de bijstandsuitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
10. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wijziging van de grondslag
11. Eiseres stelt dat verweerder in de bezwaarfase ten onrechte de grondslag heeft gewijzigd. Volgens eiseres is het niet mogelijk om op grond van artikel 54, derde lid, tweede volzin van de Pw, de uitkering in te trekken, indien er geen bankafschriften zijn overgelegd. Het niet overleggen van bankafschriften betreft een schending van de medewerkingsverplichting en is op grond van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 juli 2022 [1] , relevant voor de controle van het recht op bijstand. Nu verweerder niet binnen acht weken het intrekkingsbesluit wegens het niet inleveren van bankafschriften heeft genomen, is het niet mogelijk om dit alsnog te doen op grond van het derde lid. De opschortingstermijn heeft dan geen waarde meer, terwijl dit een specifieke ratio heeft. Door eiseres wordt ook verwezen naar een uitspraak van de CRvB van 6 januari 2009 [2] .
12. Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de bezwaarfase de grondslag van het besluit kunnen wijzigen. Bij het ontvangen van een bijstandsuitkering hoort de verplichting om de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Pw. Dit betekent dat van eiseres mag worden verwacht dat zij documenten aanlevert, zodat verweerder kan vaststellen of er nog recht op bijstand is. Als iemand onvoldoende meewerkt en het recht op bijstand daardoor niet kan worden vastgesteld, kan dit een reden zijn voor intrekking van het recht op bijstand op grond van artikel 54, derde lid, tweede volzin van de Pw. De rechtbank verwijst hierbij naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep. [3]
13. Niet in geschil is dat eiseres een deel van de gevraagde bankafschriften niet heeft overgelegd. Door het niet overleggen van de bankafschriften heeft eiseres de medewerkingsverplichting geschonden. Deze schending van de medewerkingsverplichting levert grond op voor beëindiging en intrekking van bijstand [4] , omdat verweerder het recht op bijstand niet kan vaststellen. Door verweerder is op de wel ingeleverde bankafschriften geconstateerd dat er een gat tussen de uitgaven en ontvangsten zat van ongeveer
€ 27.000,00. De gevraagde gegevens van eiseres haar bankrekeningen waren naar het oordeel van de rechtbank dus van belang bij de beoordeling van de vraag of eiseres nog recht had op bijstand.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:38.
4.Op grond van artikel 17, tweede lid en artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Pw.