Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[eiser sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,3. [eiser sub 3] ,4. [eiseres sub 4] ,5. [eiser sub 5] ,6. [eiser sub 6] ,7. [eiseres sub 7] ,8. [eiser sub 8] ,9. [eiser sub 9] ,10. [eiseres sub 10] ,11. [eiser sub 11] ,12. [eiseres sub 12] ,13 . [eiser sub 13] ,14. [eiseres sub 14] ,
1.De procedure
2.De feiten
De verkoper heeft verkocht en draagt in eigendom over aan koopster, die heeft gekocht en in eigendom aanneemt:
) (…);
Zoals u bekend is heeft op 19 mei 2023 een kadastrale meting plaatsgevonden van de grenzen tussen uw en ons erf. De uitkomst is dat u aan ons toebehorende grond in bezit heeft. (…) Wij wijzen erop dat aan de achterzijde van uw pand zelfs over de erfgrens is gebouwd. (…) Wij eisen ontruiming van de onrechtmatig gebruikte grond. Wij verwachten op uiterlijk 31 augustus 2023 uw instemmende reactie.”
Betreffende woning [adres] [huisnummer] te [woonplaats] gelegen aan Perceel C1643 te [woonplaats] in leveringsakte [gedaagde] uit 2016, zijn de erfdienstbaarheden overbouw en recht van overpad gevestigd. Deze erfdienstbaarheden zijn inmiddels op diverse wijze kenbaar gemaakt aan alle eigenaren. Op grond van de wet art. 5:71 BW, bent u onder meer gehouden om u als eigenaren erfdienstbaarheden te respecteren en zich hiernaar te gedragen. Wat onrechtmatig handelen impliceert. (…) Wij sommeren u dringend om onmiddellijk een einde te maken aan al het onrechtmatig handelen.”
Het is op zichzelf correct dat er overbouw bestaat in die zin dat er relatief klein deel van de bebouwing die in eigendom aan cliënte mevrouw [gedaagde] toebehoort is gesitueerd op voornoemd perceel C1643. (…) Het is voor cliënten een raadsel op basis waarvan u meent te kunnen stellen dat er sprake is van onrechtmatige overbouw. U stelt dat voor deze overbouw geen toestemming zou zijn gegeven, maar dat is onjuist. Sterker nog, de toestemming voor deze overbouw is vastgelegd in notariële aktes die decennia teruggaan. (…) In deze aktes is keer op keer expliciet opgenomen dat worden gevestigd alle erfdienstbaarheden die nodig zijn opdat de toestand waarin voornoemde percelen zich ten opzichte van elkaar in strijd met het burenrecht mochten bevinden gehandhaafd blijft, speciaal voor wat betreft de aanwezigheid van onder meer overbouw. (…)
3.Het geschil
primair: op voet van artikel 5:54 jo 3:300 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de strook wordt overgedragen aan [gedaagde] en de schadeloosstelling die [gedaagde] aan [eisers] verschuldigd zou zijn bepaalt op nihil;
primair: bepaalt dat de overdracht op voet van artikel 3:301 BW binnen een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis wordt ingeschreven in de openbare registers;
subsidiair: op voet van artikel 5:54 jo 3:300 BW ten behoeve van het perceel van [gedaagde] en ten laste van het perceel van [eisers] een recht van erfdienstbaarheid vestigt, strekkende tot de last voor (de eigenaars van het perceel van) [eisers] om de huidige toestand te dulden, en de schadeloosstelling die [gedaagde] aan [eisers] verschuldigd zou zijn bepaalt op nihil;
subsidiair: bepaalt dat het recht van erfdienstbaarheid op voet van artikel 3:301 BW binnen een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis wordt ingeschreven in de openbare registers;
meer subsidiair: voor het geval de rechtbank oordeelt dat [gedaagde] een geldbedrag verschuldigd is aan [eisers] ter zake van de schadeloosstelling, [senior] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van het bedrag waartoe [gedaagde] in deze procedure wordt veroordeeld;
4.De beoordeling
ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te Alkmaar op tien juni daarna in register hypotheken [hypotheeknummer]”. Het betreft een verwijzing naar de hiervoor onder 2.3 geciteerde akte van levering waarbij mevrouw [W.] eigenaar is geworden van een garagebox en een-negende deel van perceel C-1643, zo blijkt uit de aantekeningen op de betreffende akte. Het betreft een erfdienstbaarheid ten gunste en ten laste van, enerzijds, haar garage en (een aandeel in) perceel C-1643 en, anderzijds, ten laste en ten gunste van de overige garages. De erfdienstbaarheid is dus destijds gevestigd ten gunste en ten laste van de garage van [W.] en niet ten aanzien van haar woning. Daarbij merkt de rechtbank verder op dat er in de leveringsakte waarmee de huidige woning van [gedaagde] aan mevrouw [W.] werd geleverd (ook op 9 juni 1981) geen erfdienstbaarheid is opgenomen.
het houden van een goed voor zichzelf’;
5.De beslissing
11 september 2024voor het nemen van een akte door [eisers] over wat is vermeld onder 4.21 en 4.22, waarna [gedaagde] in de gelegenheid wordt gesteld voor het nemen van een antwoordakte op de rol van vier weken daarna,