ECLI:NL:RBNHO:2024:8990

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
AWb - 24 _ 3587
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die eerder in Alkmaar woonde, had zijn aanvraag voor opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen gezien door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 18 juli 2024 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en verweerder aanwezig waren.

Verzoeker stelde dat hij geen inkomen, inschrijving, zorgverzekering en DigiD had, en dat hij daarom niet als zelfredzaam kon worden beschouwd. Hij voerde aan dat zijn dakloosheid hem blootstelde aan gezondheidsrisico's en dat de overheid hem zou moeten helpen. Verweerder daarentegen stelde dat verzoeker in staat was om zich in de samenleving te handhaven, gezien zijn Nederlandse nationaliteit en eerdere ervaringen met het regelen van onderdak.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder op goede gronden had geweigerd verzoeker de maatwerkvoorziening opvang toe te kennen. De rechter benadrukte dat het feit dat iemand geen onderdak heeft op zichzelf geen reden is om voor opvang in aanmerking te komen. Bovendien bleek uit het onderzoek van dnoDoen dat verzoeker geen hulpvragen had, en hij had recentelijk zelfs twee parttime banen weten te bemachtigen. De voorzieningenrechter wees het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af, waarmee de afwijzing van de aanvraag door verweerder werd bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/3587

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, verweerder

(gemachtigde: mr. E.C.W. van der Poel).

Inleiding

Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker om opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) met het besluit van 1 juli 2024 afgewezen.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder. Tevens waren aanwezig [naam 1] (medewerker gemeente Alkmaar) en [naam 2] (dnoDoen).

Totstandkoming van het besluit

1. Verzoeker heeft in het verleden in Alkmaar samengewoond. Nadat zijn relatie was uitgegaan heeft hij tijdelijke woonruimte kunnen huren. In de periode vanaf 29 november 2021 heeft hij gebruik gemaakt van de nachtopvang van dnoDoen. Op 5 december 2022 is verzoeker naar Nigeria vertrokken.
2. Op 27 juni 2024 is verzoeker teruggekeerd uit Nigeria en heeft hij zich diezelfde avond bij de nachtopvang van dnoDoen gemeld. Hij is vervolgens voor een paar nachten opgevangen en verwezen naar de Centrale Toegang (CT) voor een aanmelding.
3. Op 1 juli 2024 heeft een intakegesprek plaatsgevonden bij de CT. Dat heeft geleid tot het besluit van 1 juli 2024, waarmee verweerder de aanvraag van verzoeker om opvang op grond van de Wmo 2015 heeft afgewezen.
4. Verweerder heeft verzoeker tijdelijk toegelaten tot de nachtopvang, tot de zitting van de voorzieningenrechter. Ter zitting heeft verweerder toegezegd dat verzoeker wordt opgevangen totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.

Standpunt verzoeker

5. Verzoeker voert aan dat hij geen inkomen, inschrijving, zorgverzekering en DigiD heeft. Hij kan daarom niet zomaar als zelfredzaam worden beschouwd. Daarbij heeft hij eerder (in 2022) (langdurig) in de opvang van verweerder verbleven, waarmee dus gezegd is dat hij waarschijnlijk (nog steeds) hulp nodig heeft. Verzoeker stelt verder dat verblijf op straat ’s nachts gezondheidsrisico’s en andere risico’s oplevert. Volgens verzoeker is het simpele feit dat hij dakloos is, afdoende om van de overheid te vragen hem te helpen.

Standpunt verweerder

6. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de weigering verzoeker op te vangen is gebaseerd op het standpunt dat hij in staat moet worden geacht zich te handhaven in de samenleving. Volgens verweerder is uit het onderzoek dat is verricht gebleken dat hij geen hulpvragen heeft. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat verzoeker de Nederlandse nationaliteit heeft, eerder zelf onderdak geregeld heeft en werk heeft.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

7. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft geweigerd verzoeker de maatwerkvoorziening opvang op grond van de Wmo 2015 toe te kennen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe het volgende.
8. In artikel 1.1.1,, eerste lid, van de Wmo 2015 jo. artikel 1.2.1., aanhef en onder c, van de Wmo 2015 is bepaald dat onder opvang wordt verstaan onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. De omstandigheid dat iemand feitelijk geen onderdak heeft is op zichzelf dus geen reden om voor een maatwerkvoorziening opvang in aanmerking te komen. [1]
9. DnoDoen heeft naar aanleiding van de melding van verzoeker een onderzoek verricht, dat heeft bestaan uit een aantal gesprekken met verzoeker. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kon in dit geval worden volstaan met een dergelijk beperkt onderzoek. De voorzieningenrechter heeft daarbij betrokken dat uit de gesprekken die de medewerker van dnoDoen heeft gevoerd met verzoeker naar voren komt dat hij, buiten de vraag om nachtopvang, geen hulpvraag heeft. Ter zitting heeft verweerder daaraan toegevoegd dat verzoeker in de tijd dat hij nu gebruik maakt van de opvang ook niet de indruk heeft gewekt dat hij meer hulp nodig heeft. Daarnaast was verweerder al bekend met verzoeker door de eerdere perioden dat hij gebruik maakte van de nachtopvang. Verzoeker heeft daartegenover niet gesteld dat hij met andere problemen kampt dan gebrek aan huisvesting. Weliswaar heeft hij benadrukt dat hij niet over de financiële middelen beschikt om in huisvesting te voorzien, maar die omstandigheid is op zichzelf bezien geen grond aan te nemen dat verzoeker niet zelfredzaam zou zijn. Bovendien is ter zitting gebleken dat verzoeker erin geslaagd in korte tijd twee parttime banen te bemachtigen, waarmee hij hopelijk binnen afzienbare termijn in staat zal zijn om zijn huisvesting te bekostigen.
10. Dat verzoeker in 2022 wel opvang heeft genoten doet aan vorengaande niet af. Verweerder heeft gemotiveerd toegelicht dat de toegangscriteria voor opvang in 2022 minder strikt werden toegepast, omdat als gevolg van de toen geldende coronamaatregelen een ruimer landelijk opvangbeleid gold. Daarna heeft verweerder de criteria weer strikter toegepast, mede vanwege het in gebruik nemen van de nieuwe locatie voor nachtopvang in juli 2023. Daarnaast was voorheen sprake van opvang als algemene voorziening, terwijl verweerder de opvang nu als een maatwerkvoorziening verstrekt.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.