Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juli 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
De korpschef van politie, verweerder
Inleiding
Eiser heeft op 27 maart 2024 aanvullende beroepsgronden ingediend.
Wat vooraf ging
In het verslag van het jaargesprek van 22 december 2008 wordt onder meer vermeld dat eiser niet met tegenzin bij de [onderdeel 2] zit, maar wel om zich heen kijkt. Hij is tevreden over de manier waarop zaken worden aangepakt die waren blijven liggen, zoals de opleiding. Aan het einde van 2009 wil eiser de balans opmaken en een besluit nemen over zijn verdere carrière. Uit het verslag van het jaargesprek in december 2009 komt naar voren dat eiser op een dood spoor zit. Hij mist vooral de spanning in het werk. Hij is actief op zoek naar een functie bij een observatieteam. Op 17 februari 2010 vindt een voortgangsgesprek plaats over de houding en het gedrag van eiser. In het gesprek op 25 februari 2010 geeft eiser aan dat hij na zijn verlof met een trajectbegeleider gaat kijken wat de mogelijkheden zijn.
De bedrijfsarts geeft naar aanleiding van het spreekuurcontact op 2 mei 2013 aan dat de werkzaamheden in medisch opzicht passend zijn. Eiser start niet met de werkzaamheden, maar meldt op 6 mei 2013 bedenkingen te hebben tegen het advies van de bedrijfsarts. Verweerder heeft eiser vervolgens opgedragen om in afwachting van het deskundigenoordeel weer te starten bij de Dienst [onderdeel 4] . Eiser geeft ook daaraan geen gehoor. Hij meldt zich op 5 juni 2013 ziek.
De Wia-uitkering is vanaf 5 juni 2013 toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Eiser is vervolgens per 1 februari 2017 eervol ontslag verleend vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid.
Totstandkoming van het besluit
Standpunt eiser
Standpunt verweerder
Toen eiser in 2010 uitviel is hem bedrijfsmaatschappelijk werk aangeboden en is gekeken naar de werkhervattingsmogelijkheden bij Dienst [onderdeel 3] , waarbij rekening is gehouden met eisers werkervaring in interesse. Ook nadat eiser uitviel als gevolg van het hem overkomen dienstongeval eind 2011, waarbij hij knieletsel opliep, heeft verweerder voldaan aan de op hem rustende re-integratieverplichtingen en is geen sprake geweest van buitensporigheid. Er is een plan van aanpak gemaakt en er is gesproken over outplacement. Op verzoek van eiser legde zijn leidinggevende ook contact met de Dienst [onderdeel 4] om te bezien of er opsporingswerkzaamheden voor eiser beschikbaar waren die aansloten op zijn belangstelling en interesses. Al snel bleek echter dat eiser daar ook niet op zijn plek zat. Gaandeweg werd steeds meer duidelijk dat er sprake was van een spanningsveld tussen werkzaamheden die in het kader van de re-integratie passend waren en werkzaamheden die volgens eiser pasten bij zijn interesses. Deze omstandigheden zijn echter niet te duiden als buitensporig.
Beoordeling door de rechtbank
Daarbij overweegt de rechtbank dat, waar het gaat om de aanvangsdatum van de arbeidsongeschiktheid, aangesloten wordt bij het Wia-oordeel. Er zijn geen omstandigheden gebleken waaruit volgt dat de arbeidsongeschiktheid is aangevangen in 2010 , zoals eiser aanvoert.