ECLI:NL:RBNHO:2024:8962

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
11136332 \ CV EXPL 24-3586
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van informatieplichten en algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten door de kantonrechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 21 augustus 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen NS Reizigers B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 262,90 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten, met betrekking tot abonnementsgelden en kosten voor het huren van een OV-fiets. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de eisende partij getoetst aan de hand van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek. De rechter oordeelde dat de eisende partij niet voldoende had voldaan aan de contractuele informatieplicht, wat leidde tot een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de abonnementsgelden voor 25% verminderd en de kosten voor het huren van een OV-fiets en de reisovereenkomst zijn wel toegewezen. Daarnaast heeft de kantonrechter verschillende bedingen in de algemene voorwaarden van de eisende partij, waaronder een incassobeding en prijswijzigingsbedingen, vernietigd omdat deze als oneerlijk werden beoordeeld. Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 213,40, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11136332 \ CV EXPL 24-3586
Uitspraakdatum: 21 augustus 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
NS Reizigers B.V.
te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: LAVG BV (Groningen)
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 262,90 aan hoofdsom, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De vordering ziet op abonnementsgelden en reiskosten in het kader van een NS- product en een NS-abonnement. Verder ziet de vordering op kosten voor het huren van een OV-fiets. Daarnaast ziet de vordering op de bij de gedaagde partij in rekening gebrachte correctietarieven. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij een of meerdere facturen, ondanks aanmaningen, onbetaald gelaten.

3.De beoordeling

De abonnementsovereenkomst
3.1.
Vast staat dat de abonnementsovereenkomst op afstand is gesloten. Daarom moet bij het aangaan van deze overeenkomst zijn voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
3.2.
De eisende partij vindt dat zij voor wat betreft de abonnementsovereenkomst heeft voldaan aan de precontractuele informatieplichten ex artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafdrukken van het bestelproces overgelegd, voorzien van een toelichting.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij hiermee voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW.
3.4.
Voor wat betreft de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW heeft de eisende partij niet (voldoende) gesteld en onderbouwd dat deze is nagekomen. De overgelegde bestelbevestiging bevat namelijk geen informatie over de wijze van betaling zoals bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder g BW. De eisende partij stelt weliswaar dat de gedaagde partij een machtiging heeft gegeven aan de eisende partij om de abonnementsgelden, reiskosten en gebruikskosten automatisch af te schrijven, maar dat blijkt niet uit de bestelbevestiging.
3.5.
De kantonrechter zal voor deze schending een sanctie toepassen.
Welke sanctie hoort hierbij?
3.6.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [1] en onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 [2] moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
3.7.
De overeenkomst zal gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde abonnementsgelden. De sanctie wordt toegepast op het oorspronkelijk door de gedaagde partij verschuldigde bedrag, zodat daarvan resteert een bedrag van € 34,50 (€ 46,00 x 0.75) aan abonnementsgelden. Een bedrag van € 16,39 is door de eisende partij gecrediteerd/gerestitueerd. Dit bedrag strekt in mindering op de toewijsbare abonnementsgelden, zodat een bedrag van € 18,11 toewijsbaar is.
De reisovereenkomst
3.8.
De reisovereenkomst ex artikel 8:100 BW valt onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de hierin genoemde informatieplichten. Dit deel van de vordering (€ 174,24) is dan ook toewijsbaar.
OV-fiets
3.9.
De kantonrechter is van oordeel dat de overeenkomst met betrekking tot het huren van een OV-fiets moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst binnen de verkoopruimte in de zin van artikel 6:230l BW. De eisende partij heeft met de overgelegde toelichting voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten van dit artikel. De gevorderde kosten voor het huren van een OV-fiets zijn toewijsbaar (€ 39,05).
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
3.10.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [3] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Concrete ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
3.11.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard:
- Productvoorwaarden NS Flex geldig vanaf mei 2019 (hierna: de Productvoorwaarden);
- Algemene Voorwaarden voor het vervoer van Reizigers en Handbagage van de Nederlandse Spoorwegen (AVR-NS) geldig vanaf 1 juli (hierna: de Algemene Voorwaarden);
- Algemene Voorwaarden stads- en streekvervoer 2015;
- Productvoorwaarden NS OV-fiets B.V. van 1 juli 2018 (hierna: de OV-fiets Productvoorwaarden).
Incassobeding(en)
3.12.
In de Productvoorwaarden staat een beding over incassokosten (artikel 12.6) In een eerdere zaak van de eisende partij heeft de kantonrechter dit beding oneerlijk bevonden en vernietigd en de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten daarom afgewezen. [4] De kantonrechter ziet, gelet op het gestelde in de dagvaarding en uitgaande van de huidige stand van de jurisprudentie, in deze zaak geen aanleiding om daar anders over te denken. Daarom vernietigt de kantonrechter dit beding.
3.13.
Ook in de OV-fiets Productvoorwaarden staat een incassobeding. De inhoud hiervan komt overeen met voornoemd incassobeding. Daarom concludeert de kantonrechter dat ook dit beding oneerlijk is. Ook dit beding wordt vernietigd.
3.14.
Gelet hierop worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Correctietarieven
3.15.
De eisende partij heeft toegelicht dat het bij de gedaagde partij in rekening gebrachte bedrag aan correctietarieven is gebaseerd op artikel 14.4 van de Productvoorwaarden. In een eerdere zaak [5] van de eisende partij heeft de kantonrechter gelijkluidende bedingen (in combinatie met andere, eveneens gelijkluidende, bedingen) oneerlijk bevonden. De eisende partij heeft hierbij de gelegenheid gekregen zich hierover uit te laten. Bij akte heeft de eisende partij haar vordering vervolgens verminderd met de correctietarieven. De kantonrechter ziet, gelet op het gestelde in de dagvaarding en uitgaande van de huidige stand van de jurisprudentie, in deze zaak geen aanleiding om anders over dit beding te denken dan in voornoemde zaak. Daarom vernietigt de kantonrechter dit beding en wijst de gevorderde correctietarieven (ter hoogte van € 20,00) af.
Eenzijdige prijswijzigingsbedingen
3.16.
Artikel 12.3 van de Algemene Voorwaarden en 12.10 en 12.11 van de Productvoorwaarden zijn eenzijdige prijswijzigingsbedingen. Deze luiden als volgt:
12.3. Kan NS de tarieven wijzigen?
Voor zover wet of concessie dit toelaat kan NS de tarieven eenzijdig wijzigen van tijd tot tijd. NS raadt u aan om u hierover te laten informeren bijvoorbeeld via de website van NS. NS kan daarnaast voor vervoerbewijzen die (deels) betrekking hebben op vervoer verricht door andere vervoerders, een andere prijs dan de gepubliceerde tarieven rekenen als gevolg van afronding (op bijvoorbeeld decimalen van een euro) of toeslagen bij bepaalde verkoopkanalen. Tarieven die NS moet hanteren voor vervoer verricht door andere vervoerders dan NS maken geen deel uit van deze Voorwaarden en kunnen (ook) wijzigen.’
12.1NS heeft het recht de prijzen van NS Flex ieder kalenderjaar te verhogen indien de gebruiksmogelijkheid en/of de mate van geldigheid van NS Flex toeneemt. NS heeft daarnaast het recht de prijzen van NS Flex ieder kalenderjaar te verhogen, zowel met de stijging van de Consumentenprijsindex van het afgelopen jaar als met de stijging van de gebruiksvergoeding zoals bedoeld in onder meer artikel 62 van de Spoorwegwet.’
12.11
NS heeft het recht om de prijzen van NS Flex te verhogen met een grotere stijging dan omschreven in artikel 12.10 van deze productvoorwaarden, maar zal in dat geval de verhoging openbaar aankondigen en u een opzegrecht verlenen.
3.17.
Gedurende de looptijd van de overeenkomst met de gedaagde partij heeft de eisende partij de tarieven van haar abonnementsgelden gewijzigd. Dat de eisende partij het gedeelte van de vordering dat ziet op de prijswijziging in dit geval heeft gecrediteerd, ontslaat de kantonrechter niet van ambtshalve toetsing van de prijswijzigingsbedingen. Vast staat namelijk dat de eisende partij gebruik heeft gemaakt van deze prijswijzigingsbedingen gedurende de looptijd van de overeenkomst met de gedaagde partij, zodat sprake is van met de vordering verband houdende bedingen.
3.18.
De kantonrechter stelt vast dat deze bedingen vallen onder artikel 3 lid 3 sub 1 onder ‘l’ van de blauwe lijst behorende bij Richtlijn 93/13/EEG. Op grond van dat artikel in samenhang met vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie [6] is een prijswijzigingsbeding slechts aanvaardbaar wanneer de gronden voor de prijswijziging in de overeenkomst of algemene voorwaarden worden genoemd en deze een geldige reden voor wijziging vormen. De consument dient verder een reële mogelijkheid te hebben om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging.
3.19.
Aan de hiervoor genoemde vereisten voldoen artikel 12.3 van de Algemene Voorwaarden en 12.10 en 12.11 van de Productvoorwaarden niet. In artikel 12.3 van de Algemene Voorwaarden ontbreekt zowel een opzeggingsmogelijkheid als een geldige reden voor wijziging. Ook in artikel 12.10 van de Productvoorwaarden ontbreekt een opzeggingsmogelijk. Daarnaast wordt in artikel 12.10 van de Productvoorwaarden de prijswijziging gekoppeld aan een toename van de gebruiksmogelijkheid en/of de mate van geldigheid van NS Flex. Verder heeft de eisende partij volgens dit artikel ook het recht de prijs te verhogen met de stijging van de gebruiksvergoeding zoals bedoeld in onder meer artikel 62 van de Spoorwegwet. Wat dit alles inhoudt, is onduidelijk. Tot slot vermeldt artikel 12.11 geen reden voor de daarin opgenomen prijswijzigingsmogelijkheid. Deze bedingen zijn daarom oneerlijk en worden om die reden door de kantonrechter vernietigd. Dit heeft verder geen gevolgen voor (de hoogte van) de vordering, omdat de eisende partij de vordering heeft gecrediteerd met het gedeelte dat ziet op de prijswijziging.
De Algemene Voorwaarden stads- en streekvervoer
3.20.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat in de Algemene Voorwaarden stads- en streekvervoer geen bedingen staan die verband houden met de onderhavige vordering. Daarom zal de kantonrechter deze bedingen niet toetsen op (on)eerlijkheid.
Conclusie en kosten
3.21.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 213,40 aan hoofdsom toewijsbaar. De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen zoals gevorderd.
3.22.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 213,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 113,54
griffierecht € 130,00
salaris gemachtigde € 40,00;
4.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJ EU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44.
2.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, te vinden op rechtspraak.nl.
3.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).
4.ECLI:NL:RBNHO:2023:5729 (tussenvonnis) en ECLI:NL:RBNHO:2023:11957 (eindvonnis), te vinden op rechtspraak.nl.
5.ECLI:NL:RBNHO:2024:2173 (tussenvonnis) en ECLI:NL:RBNHO:2024:6264 (eindvonnis), te vinden op rechtspraak.nl.
6.HvJ EU 26 april 2012, C-472/10, ECLI:EU:C:2012:242 en HvJ EU 21 maart 2013 (RWE Vertrieb), C-92/11, ECLI:C:EU:2013:180; zie ook het Rapport Ambtshalve Toetsing III pag. 35 en 36.