ECLI:NL:RBNHO:2024:8960

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
10769371 \ CV EXPL 23-7077
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de Algemene Voorwaarden van Parking aan Zee B.V. op oneerlijkheid in het kader van een parkeerboete

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, wordt de zaak behandeld tussen Parking aan Zee B.V. en een gedaagde partij. Parking aan Zee heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die wordt beschuldigd van het niet betalen van parkeergeld door middel van 'treintje rijden'. De kantonrechter heeft de vordering van Parking aan Zee in behandeling genomen, waarbij de gedaagde zijn verweer heeft gevoerd. De gedaagde stelt dat hij op het moment van de overtreding in het casino was en dat hij geen uitrijkaart heeft ontvangen, wat hij als reden aanvoert voor zijn handelen. Parking aan Zee heeft echter betwist dat het casino enige relatie heeft met de parkeeraccommodatie en stelt dat de gedaagde op de hoogte was van de boete bij het inrijden van de parkeerfaciliteit.

De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van Parking aan Zee getoetst op mogelijke oneerlijke bedingen, in het licht van de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1, 8.2 en 8.3 van de algemene voorwaarden zijn onder de loep genomen. De kantonrechter concludeert dat deze bedingen mogelijk oneerlijk zijn, omdat ze het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de partijen aanzienlijk verstoren ten nadele van de consument. De kantonrechter heeft Parking aan Zee in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de mogelijke oneerlijkheid van de bedingen, en houdt verdere beslissingen aan tot de volgende rol.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10769371 \ CV EXPL 23-7077
Uitspraakdatum: 21 augustus 2024
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Parking aan Zee B.V.
te IJmuiden
de eisende partij
verder te noemen: Parking aan Zee B.V.
gemachtigde: Boeder Incasso
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Parking aan Zee heeft bij dagvaarding van 20 oktober 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Parking aan Zee heeft hierop schriftelijk gereageerd. Ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft [gedaagde] niet meer gereageerd.

2.Feiten

2.1.
Parking aan Zee exploiteert en beheert meerdere parkeeraccommodaties, waaronder het parkeerterrein aan de Kennemerboulevard te IJmuiden (hierna: de parkeeraccommodatie).
2.2.
Op het informatiebord bij de ingang van de parkeeraccommodatie wordt voorafgaand aan het naar binnenrijden verwezen naar het boetebedrag van € 300,00 voor ‘meetreinen’.
2.3.
Met behulp van op de parkeeraccommodatie aanwezige camera’s is geconstateerd dat een personenauto met kenteken [kenteken] (hierna: het voertuig) op 4 april 2023 de parkeeraccommodatie heeft verlaten door direct achter een voorganger aan onder de slagboom door te rijden. Het kenteken van het voertuig staat op naam van [gedaagde].
2.4.
Op de overeenkomst tussen partijen zijn de Algemene voorwaarden parkeren Parking aan Zee BV van toepassing (hierna: de algemene voorwaarden). Hierin staan onder meer de volgende bedingen:
“5.5 Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Parking aan Zee geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan.’
5.6
In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Parking aan Zee voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Parking aan Zee om de Parkeerder het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”(…).
5.7
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
5.8
Indien Parking aan Zee een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in artikel 5.5 of 5.7 van deze Voorwaarden constateert, is de Klant het door Parking aan Zee voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,00 (incl. BTW prijspeil 2022). Parking aan Zee heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Parking aan Zee om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
(…)
7.5
De Klant is aansprakelijk voor alle schade die door hem is veroorzaakt. Schade door de Klant veroorzaakt aan de Parkeerfaciliteit of de daarbij behorende apparatuur en installaties dient ter plaatse te worden vergoed tenzij, naar het oordeel van Parking aan Zee, de Klant voldoende zekerheid kan bieden dat de schade wordt vergoed. Indien de schade ter plaatse wordt vergoed, houdt Parking aan Zee zich het recht voor de Klant een naheffing te zenden indien de daadwerkelijke schade hoger is dan ter plaatse ingeschat. Voor het definiet vaststellen van de hoogte van de schade zal het rapport van een door Parking aan Zee aangewezen deskundige beslissend zijn. Kosten voor het opstellen van het rapport zijn voor rekening van de Klant.
(…)
8.1.
Indien de Klant tekortschiet in de nakoming van enige verplichting die ingevolge de wet, de plaatselijke verordeningen en gebruiken en/of de met hem gesloten overeenkomst inclusief de daarop van toepassing zijnde Voorwaarden op hem rusten, pleegt de Klant wanprestatie, zonder dat daartoe enige verder ingebrekestelling is vereist. (…) De Klant is gehouden om aan Parking aan Zee alle schade te vergoeden, door Parking aan Zee te lijden als gevolg van de in het voorgaande bedoelde fout, nalatigheid en/of enig ander in gebreke blijven (…).
8.2
Indien Parking aan Zee genoodzaakt is een sommatie, ingebrekestelling of ander exploot aan de Klant te doen uitbrengen of in geval van noodzakelijke procedures tegen de Klant, is de Klant verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte, aan Parking aan Zee te vergoeden. Voor zover incassomaatregelen noodzakelijk zijn, worden de buitengerechtelijke kosten tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op 15% van de onbetaalde hoofdsom, met een minimum van € 300,-, tenzij hiervoor een andersluidende bindende wettelijke regeling geldt.
8.3.
Parking aan Zee is te allen tijde gerechtigd het Motorvoertuig van de Klant onder zich te houden en/of daartoe geëigende maatregelen te treffen, zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang de Klant niet al hetgeen hij verschuldigd is aan Parking aan Zee, heeft voldaan.”

3.Het geschil

3.1.
Parking aan Zee vordert dat [gedaagde] veroordeeld zal worden tot betaling van € 369,94 (€ 300,00 boete voor meetreinen, € 13,00 aan tarief verloren kaart, € 46,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, € 8,40 aan leges RDW en € 1,74 aan verschenen rente), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2023 en de proceskosten.
3.2.
Parking aan Zee legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen tot stand gekomen huurovereenkomst. Parking aan Zee stelt dat sprake is geweest van ‘treintje rijden’ en dat [gedaagde] daarom op grond van de algemene voorwaarden gehouden is het geldende tarief verloren kaart van € 13,00 en de aanvullende schadevergoeding van € 300,00 aan haar te voldoen.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan dat hij op de bewuste avond in het casino was, waar hij normaal gesproken altijd een uitrijkaart krijgt voor de parkeeraccommodatie. Een medewerkster van het casino heeft tegen [gedaagde] gezegd dat zij geen uitrijkaarten meer had en dat [gedaagde] daarom rechts kon uitrijden. Dat heeft hij gedaan. Als [gedaagde] wist dat hij een boete zou krijgen, zou hij het parkeergeld hebben betaald. Hij wist dat echter niet.

4.De beoordeling

4.1.
Op het verweer van [gedaagde] heeft Parking aan Zee gereageerd dat het casino geen onderdeel is van de parkeeraccommodatie en dat het casino de afgelopen jaren ook geen uitrijkaarten heeft gekocht bij Parking aan Zee. Het is daarom niet mogelijk dat klanten van het casino uitrijkaarten ontvangen om de parkeeraccommodatie gratis te verlaten. De verschuldigdheid van de boete blijkt bij het inrijden van de parkeeraccommodatie. [gedaagde] heeft op deze stellingen van Parking aan Zee niet meer gereageerd, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan. Daarom gaat de kantonrechter voorbij aan het verweer van [gedaagde]. De gevorderde hoofdsom is daarom in beginsel toewijsbaar, behoudens het navolgende.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
4.2.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Voor het toetsingsmoment moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is daarom de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg. Verder moet rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen geen regeling zouden hebben getroffen.
4.3.
De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
4.4.
De artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1, 8.2 en 8.3 van de algemene voorwaarden betreffen bedingen over het vergoeden van schade en/of boetebedingen. In een eerder vonnis in een vergelijkbare zaak [2] heeft de kantonrechter geoordeeld dat de artikelen 5.5 tot en met 5.8 van de algemene voorwaarden niet oneerlijk zijn, zodat Parking aan Zee aanspraak had op de vergoeding van het tarief verloren kaart en een aanvullende schadevergoeding in verband met het ‘treintje rijden’ door de consument.
4.5.
In het arrest van het Europees Hof van Justitie van 13 juli 2023 [3] is (opnieuw) duidelijk gemaakt dat voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding van een overeenkomst onder meer rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen van die overeenkomst. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om de algemene voorwaarden van Parking aan Zee opnieuw tegen het licht te houden.
4.6.
Gelet op de hiervoor aangehaalde toets, bezien in het licht van het onder 4.5. genoemde arrest van 13 juli 2023 – waarin uitdrukkelijk is bepaald dat rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen en het van belang is om te verifiëren of de handelaar (in casu Parking aan Zee) dubbel beloond dreigt te worden – is de kantonrechter van oordeel dat de artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1, 8.2 en 8.3, in onderling verband en in samenhang bezien oneerlijk zijn. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.7.
In het geval van ‘treintje rijden’ kan Parking aan Zee een beroep doen op de onder de feiten aangehaalde artikelen uit de algemene voorwaarden. Daarin is onder meer bepaald dat Parking aan Zee naast het tarief verloren kaart (artikel 5.6 en 5.8) én de aanvullende schadevergoeding van € 300,00 (artikel 5.8), ook het werkelijke parkeergeld in rekening kan brengen (artikel 5.6) en overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade kan vorderen (artikel 5.8). Schade aan de parkeerfaciliteit en de daarbij behorende apparatuur en installaties moet bovendien ter plaatse worden vergoed, tenzij naar het oordeel van Parking aan Zee de consument voldoende zekerheid kan bieden dat de schade wordt vergoed (artikel 7.5). Het gaat daarbij om een schatting; Parking aan Zee kan de consument een naheffing sturen als de echte schade later hoger blijkt. De kosten voor het vaststellen daarvan – door een door Parking aan Zee aangewezen deskundige – komen voor rekening van de consument (artikel 7.5). Naast deze schade is in artikel 8.1 bepaald dat de consument gehouden is om aan Parking aan Zee alle schade te vergoeden die zij lijdt als gevolg van het tekortschieten van de consument en in artikel 8.2 dat de consument verplicht is alle gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte aan Parking aan Zee te vergoeden. Tot slot is Parking aan Zee op grond van artikel 8.3 te allen tijde gerechtigd het motorvoertuig van de consument onder zich te houden en/of daartoe geëigende maatregelen te treffen zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang de consument niet al hetgeen hij verschuldigd is aan Parking aan Zee, heeft voldaan.
4.8.
Daarbij komt dat artikel 8.2 van de algemene voorwaarden ook op zichzelf wordt vermoed oneerlijk te zijn, omdat het ten nadele van de consument afwijkt van het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Zo is in afwijking van de wettelijke regeling de hoogte van de buitengerechtelijke kosten vastgesteld op 15% van de onbetaalde hoofdsom, met een minimum van € 300,-, zonder maximering. Daarmee wordt de consument belast met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Met de zinsnede ‘
tenzij hiervoor een andersluidende bindende wettelijke regeling geldt’ is onvoldoende duidelijk en begrijpelijk gemaakt dat de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten volgt uit artikel 6:96 BW en het Besluit. Bovendien suggereert dit beding dat zodra Parking aan Zee een sommatie, ingebrekestelling of ander exploot verstuurt incassokosten verschuldigd zijn door de consument, terwijl dat pas het geval is nadat er een veertiendagenbrief is verstuurd als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Hiervan mag niet worden afgeweken.
4.9.
Artikel 8.2 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover Parking aan Zee op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
4.10.
De betreffende bedingen verstoren het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk. Daarom zijn de betreffende bedingen mogelijk oneerlijk. De kantonrechter is om die reden voornemens om de betreffende bedingen te vernietigen, waardoor de vordering niet toewijsbaar is. Dat Parking aan Zee in deze zaak geen beroep doet op alle bedingen, maar ‘slechts’ het tarief verloren kaart vraagt en de aanvullende schadevergoeding van € 300,00 is niet van invloed op de kwalificatie van de bedingen. Het gaat erom dat Parking aan Zee met de door haar gehanteerde algemene voorwaarden bij het aangaan van de overeenkomst de mogelijkheid heeft gecreëerd om een beroep te doen op al deze bedingen tegelijk, waarbij de feitelijke uitwerking vervolgens voor de ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden niet uitmaakt.
4.11.
Parking aan Zee wordt in de gelegenheid gesteld zich over de mogelijke oneerlijkheid en het voornemen van de kantonrechter om de betreffende bedingen te vernietigen uit te laten. Als Parking aan Zee daar geen of niet volledig gebruik van maakt, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
4.12.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
stelt Parking aan Zee in de gelegenheid om uiterlijk op de rol van woensdag 18 september 2024 een akte te nemen zoals bedoeld onder 4.11;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia)
2.ECLI:NL:RBNHO:2022:12638 (tussenvonnis) en ECLI:NL:RBNHO:2022:1263 (eindvonnis), te vinden op rechtspraak.nl.
3.ECLI:EU:C:2023:578, rov. 67