Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Parking aan Zee B.V.
1.Procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
19 oktober 2022;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft Parking aan Zee B.V. de gedaagde partij gedagvaard wegens het niet betalen van het tarief voor een verloren parkeerkaart. De gedaagde partij is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partij vordert een bedrag van € 367,77, inclusief aanvullende schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 11 augustus 2022. De vordering is gebaseerd op een huurovereenkomst en de toepasselijke algemene voorwaarden van Parking aan Zee B.V.
De kantonrechter heeft ambtshalve de toetsing van de algemene voorwaarden uitgevoerd, waarbij de gedaagde partij als consument wordt aangemerkt. De rechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter verplicht is om te toetsen of een beding in de algemene voorwaarden als oneerlijk moet worden aangemerkt, conform de Richtlijn 93/13/EEG. Dit houdt in dat een beding als oneerlijk kan worden beschouwd indien het de consument aanzienlijk benadeelt in verhouding tot de rechten en verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien.
De kantonrechter heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om te onderbouwen waarom het beding in de algemene voorwaarden niet als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt. Tevens dient de eisende partij haar schade als gevolg van het niet-nakomen van de verbintenis door de gedaagde partij te onderbouwen. De rechter heeft aangegeven dat als niet aan deze opdrachten wordt voldaan, er gevolgen zullen zijn volgens de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De verdere beslissing is aangehouden, en de eisende partij moet haar stellingen nader toelichten.