ECLI:NL:RBNHO:2024:8701

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
C/15/348241 / HA ZA 24-44
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfgenamen in geschil over verdeling nalatenschap en erfbelasting

In deze zaak gaat het om de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster, die haar drie kinderen en kleindochter heeft benoemd tot erfgenamen, ieder voor een gelijk deel. Na het overlijden van erflaatster op 10 maart 2021, zijn de erfgenamen het oneens over de verdeling van de nalatenschap, specifiek over de betaling van erfbelasting. [Eiser] stelt dat er een fout is gemaakt in de verdeling, omdat de erfbelasting gezamenlijk uit de nalatenschap is betaald, waardoor kleindochter [gedaagde 2] € 3.912,00 meer heeft ontvangen dan de andere erfgenamen. [Gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] betwisten dit en stellen dat het testament zo moet worden uitgelegd dat iedereen netto een gelijk bedrag ontvangt na betaling van de erfbelasting.

De rechtbank oordeelt dat de tekst van het testament duidelijk is en dat de erfgenamen ieder een gelijk deel van de nalatenschap moeten ontvangen, maar dat de erfbelasting voor ieder afzonderlijk is verschuldigd. De rechtbank wijst de vordering van [eiser] toe en verklaart dat de erfgenamen een gelijk erfdeel toekomt vóór de betaling van de erfbelasting. De tegenvordering van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] wordt afgewezen, omdat niet is aangetoond dat [eiser] misbruik van procesrecht maakt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/348241 / HA ZA 24-44
Vonnis van 28 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] (gemeente [gemeente]),
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. M.J. Meijer,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [plaats 2],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 3],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats 4],
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3],
advocaat: mr. D. Schreurs,
met betrekking tot de nalatenschap van
[erflaatster],
geboren te [plaats 2] op [geboortedatum] 1929,
overleden te [plaats 5] op 10 maart 2021,
laatstelijk gewoond hebbende te [plaats 5],
hierna: erflaatster.
De zaak in het kort
Partijen zijn de kinderen en kleindochter van erflaatster. Erflaatster heeft in haar testament haar drie kinderen en haar kleindochter benoemd tot haar erfgenamen, idere voor een gelijk deel. Partijen zijn het oneens over de afwikkeling van de nalatenschap. Volgens [eiser] is in de verdeling van de nalatenschap een fout gemaakt doordat de erfbelasting voor alle erfgenamen gezamenlijk door de nalatenschap is betaald. Kleindochter [gedaagde 2] heeft daardoor € 3.912,00 meer gekregen dan de andere drie erfgenamen. [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] betwisten dat er een fout is gemaakt. Volgens hen moet het testament van erflaatster op zo een manier uitgelegd worden dat iedereen netto, dus na betaling van de erfbelasting, een gelijk bedrag uitbetaald krijgt. Ook hebben [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] een tegenvordering ingesteld. Zij vinden dat [eiser] in de werkelijk gemaakte proceskosten moet worden veroordeeld, omdat hij misbruik van procesrecht maakt.
De rechtbank geeft [eiser] gelijk.
De rechtbank vindt dat de tekst van het testament volstrekt helder is, aan uitleg van het testament wordt daarom niet toegekomen. Erflaatster heeft bepaald dat de erfgenamen een gelijk deel uit de nalatenschap moeten krijgen, maar dat betekent niet dat eventuele verschillen in de heffingstarieven van de erfbelasting gelijk getrokken moeten worden. Op dit moment is de erfbelasting voor alle erfgenamen gezamenlijk betaald uit de nalatenschap en is vervolgens het saldo onder hen zo verdeeld dat ieder van hen een gelijk bedrag heeft ontvangen, maar omdat een kleinkind van een overledene meer erfbelasting moet betalen dan een kind, is het erfdeel dat [gedaagde 2] heeft ontvangen niet gelijk aan dat van de andere erfgenamen; zij heeft nu € 3.912,00 meer ontvangen.
De rechtbank wijst de vordering van [eiser] toe. De tegenvordering van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] wijst de rechtbank af, omdat niet gebleken is dat [eiser] misbruik van procesrecht maakt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 mei 2024 en de daarin vermelde stukken,
- de brief van 10 juni 2024 van mr. Meijer met bijlage 6,
- het bericht (B8 formulier) van 16 juni 2024 van mr. Schreurs met een reactie van [gedaagde 3] op het door [eiser] op 10 juni ingebrachte stuk,
- het bericht (B8 formulier) van 19 juni 2024 van mr. Schreurs met een verklaring van [gedaagde 3],
- de brief van 26 juni 2024 van mr. Meijer met bijlagen 7 en 8,
- het bericht (B8 formulier) van 1 juli 2024 van mr. Schreurs met een medische reportage van dr. Trompetter,
- de brief van 8 juli 2024 van mr. Meijer met bijlagen 9 tot en met 11,
- de mondelinge behandeling van 18 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Op 10 maart 2021 is erflaatster overleden. Tot aan haar overlijden woonde erflaatster in [plaats 5]. [eiser], [gedaagde 1] en [gedaagde 3] zijn de kinderen van erflaatster en [gedaagde 2] is haar kleindochter.
2.2.
Erflaatster heeft bij testament van 11 april 2008 voor het laatst over haar nalatenschap beschikt. Voor zover van belang is in het testament het volgende bepaald:

B. Erfstelling
Ik benoem mijn kinderen en mijn kleindochter [gedaagde 2] geboren te (…), gezamenlijk tot mijn erfgenamen, ieder voor een gelijk deel. Op bovenstaande benoeming verklaar ik de wettelijke regels van plaatsvervulling en aanwas, zoals geregeld in boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, van overeenkomstige toepassing.”
en

E. Rechtskeuze
Ik bepaal dat op de vererving van mijn nalatenschap het Nederlands recht van toepassing is.”
2.3.
Op 5 april 2022 heeft [eiser] een verklaring ondertekend waarin hij een volmacht geeft aan [gedaagde 1] en aan Nabestaanden Ontzorgd B.V. (hierna: Nabestaanden Ontzorgd) om hem te vertegenwoordigen in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster.
2.4.
Namens Nabestaanden Ontzorgd, heeft [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) rekening en verantwoording afgelegd van het beheer en de vereffening van de nalatenschap van erflaatster. De rekening en verantwoording is ook ondertekend door de andere gevolmachtigde, [gedaagde 1]. Uit de rekening en verantwoording blijkt dat ten behoeve van het erfdeel van [gedaagde 2] een bedrag van € 8.802,00 aan erfbelasting is geheven en dat ten aanzien van de andere drie erfdelen van [gedaagde 1], [eiser] en [gedaagde 3] steeds een bedrag van € 4.890,00 aan erfbelasting is geheven.
2.5.
In de brief van 2 november 2023 schrijft de advocaat van [eiser] aan [gedaagde 1] dat er een fout in de rekening en verantwoording is opgenomen. Uit de rekening en verantwoording blijkt namelijk dat [gedaagde 2] in de verdeling van de nalatenschap van erflaatster bevoordeeld is geraakt voor een bedrag van € 3.912,00, omdat voor haar een hoger bedrag aan erfbelasting is betaald uit de nalatenschap.
2.6.
Met haar brief van 5 november 2023 heeft [gedaagde 1] daarop gereageerd. In de relevante passage van de brief staat geschreven:

In het testament van onze moeder staat dat mijn twee broers, onze nicht [gedaagde 2] en ik haar erfgenamen zijn voor een gelijk deel. Dat hebben we geïnterpreteerd als: zij moet evenveel KRIJGEN als wij. Dhr. [betrokkene] van Nabestaanden Ontzorgd (mijn medeboedelgevolmachtigde en door [eiser] betrokken bij de afhandeling van de erfenis) heeft de belastingtechnische zaken voor ons gedaan en heeft de opdracht van onze moeder letterlijk uitgevoerd: pas nadat alle kosten en belastingen waren betaald, hebben wij alle vier een gelijk deel gekregen.”

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht zal verklaren dat alle erfgenamen een gelijk erfdeel uit de nalatenschap van erflaatster verkrijgen vóór de betaling van de erfbelasting en dat de verschuldigde erfbelasting vanwege die verkrijging voor ieders eigen rekening komt,
[gedaagde 1] in de proces- en nakosten veroordeelt, vermeerderd met de rente daarover.
3.2.
[eiser] legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde 2] bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster ongerechtvaardigd is verrijkt voor een bedrag van € 3.912,00. Doordat [gedaagde 2] op grond van de successiewet een hoger tarief aan erfbelasting verschuldigd is dan de andere erfgenamen, heeft zij in verhouding meer ontvangen dan de andere erfgenamen. Volgens [eiser] moet [gedaagde 2] daarom een bedrag van € 3.912,00 terugbetalen aan de ervenrekening en moet dat bedrag vervolgens door vieren gedeeld worden, zodat ieder nog
€ 978,00 krijgt.
3.3.
[gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van zijn vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de (werkelijk gemaakte) proceskosten van deze procedure.
In reconventie
3.4.
[gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben een tegenvordering (reconventie) ingesteld. Zij vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [eiser] veroordeelt in de werkelijke gemaakte proceskosten van de procedure in conventie.
3.5.
[gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] leggen daaraan ten grondslag dat [eiser] volgens hen misbruik van procesrecht maakt doordat de vordering van [eiser] van € 1.900,00, die in de vaststellingsovereenkomst van 17 augustus 2021 is opgenomen, aangemerkt zou moeten worden als een verkapt beroep. Volgens [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] is deze vordering van [eiser] al eerder afgewezen bij beschikking van deze rechtbank van 29 juni 2017 en die beslissing heeft vervolgens standgehouden in de procedures bij het Gerechtshof [plaats 2] en de Hoge Raad. [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] verwijzen naar uitspraak in hoger beroep van het Gerechtshof [plaats 2] van 31 oktober 2017 en de conclusie van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad. [1]
3.6.
[eiser] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de (tegen)vordering van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] met veroordeling van hen in de proces- en nakosten in reconventie.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, verder ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
de standpunten van partijen
4.1.
Volgens [eiser] hebben [gedaagde 1] en [betrokkene] (de boedelgevolmachtigden) bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster een fout gemaakt, doordat zij vóór de uitbetaling van de erfdelen aan de erfgenamen de verschuldigde erfbelasting hebben verrekend met ieders erfdeel. Daardoor hebben alle vier de erfgenamen onder aan de streep hetzelfde bedrag uitbetaald gekregen, maar omdat [gedaagde 2] meer erfbelasting moet betalen heeft zij op papier € 3.912,00 meer gekregen dan de andere erfgenamen. Volgens [eiser] is [gedaagde 2] daardoor ongerechtvaardigd verrijkt.
4.2.
[gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben betwist dat zij bij de verdeling van de nalatenschap een fout hebben gemaakt. Volgens hen moet het testament van erflaatster op zo een manier worden uitgelegd dat alle vier de erfgenamen netto, dus na betaling van de erfbelasting, allen een gelijk geldbedrag krijgen.
4.3.
Dat het testament van erflaatster zo moet worden uitgelegd zoals [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] betogen volgt de rechtbank niet en dat legt zij hierna uit.
het oordeel van de rechtbank: uitleg van een testament
4.4.
Wanneer de bewoordingen van een testament niet duidelijk zijn, zal het testament uitgelegd moeten worden. Voor uitleg van een testament is de maatstaf die is opgenomen in artikel 4:46 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) van belang. Daarin is bepaald dat bij uitleg van een uiterste wilsbeschikking (testament) moet worden gelet op de verhoudingen die het testament kennelijk wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt. De partij die een beroep doet op een bepaalde uitleg van het testament, zal dan omstandigheden naar voren moeten brengen waaruit volgt dat de erflater die uitleg bij het opmaken van zijn testament voor ogen had.
4.5.
Die omstandigheden hebben [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet naar voren gebracht. De brief van 5 november 2023 (zie 2.6) waar zij in dit verband naar verwijzen is daarvoor in ieder geval onvoldoende, omdat daaruit op geen enkele manier volgt onder welke omstandigheden erflaatster het testament heeft opgemaakt. Dat erflaatster de bedoeling of wens heeft gehad om met de opgenomen erfstelling te regelen dat iedere erfgenaam, ná betaling van de erfbelasting, een gelijk geldbedrag uit de nalatenschap ontvangt (zodat eventuele verschillen in de heffing van de erfbelasting daarmee gelijk getrokken worden) volgt daaruit in ieder geval niet.
4.6.
Het testament van erflaatster is volstrekt helder en de situatie die zij met de daarin opgenomen erfstelling heeft willen regelen ook. Uit de erfstelling, zie het citaat onder 2.2, volgt dat de (drie) kinderen van erflaatster en kleindochter [gedaagde 2], haar erfgenamen zijn en dat de nalatenschap onder hen gelijkelijk verdeeld moet worden. Dat betekent dat alle vier de erfgenamen gelijke erfdelen verkrijgen. Vervolgens is ieder van hen over zijn of haar verkregen erfdeel zelf erfbelasting verschuldigd . Degene die iets verkrijgt uit een nalatenschap, is namelijk de belastingplichtige voor de erfbelasting. Dat de erfbelasting in dit geval ook een schuld is van de nalatenschap (4:7 BW) betekent niet dat de erfgenamen de schuld in dit geval ook ieder voor een gelijk deel moeten dragen.
4.7.
Als erflaatster zou hebben gewild dat haar kinderen en kleindochter gelijke, netto geldbedragen zouden ontvangen uit de nalatenschap, zoals [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] betogen, dan had zij dat in haar testament kunnen bepalen. Dat heeft erflaatster (uitdrukkelijk) niet gedaan. Erflaatster heeft haar kinderen en kleinkind benoemd tot haar erfgenamen, ieder voor een gelijk deel. Dat bij de uitvoering van haar laatste wil ook rekening gehouden moet worden met de omstandigheid dat voor haar kleinkind een hoger tarief aan erfbelasting geldt dan voor haar kinderen, en dat dit bij uitbetaling van de erfdelen rechtgetrokken moet worden, kan niet gelezen worden in de opgenomen erfstelling.
4.8.
Dit betekent dat de gevraagde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
Vordering tot veroordeling van [gedaagde 1] in de proceskosten
4.9.
De rechtbank wijst de vordering tot veroordeling van [gedaagde 1] in de proceskosten af, omdat [eiser] helemaal niet heeft toegelicht en niet heeft onderbouwd waarom de proceskosten voor rekening van [gedaagde 1] zouden moeten komen. Het enkele feit dat [gedaagde 1] één van de boedelgevolmachtigden was, belast met het beheer en de vereffening van de nalatenschap van erflaatster, is daarvoor in ieder geval onvoldoende.
In reconventie
De tegenvordering tot veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten
4.10.
[gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] vorderen bij wijze van tegenvordering dat [eiser] in de werkelijk gemaakte proceskosten wordt veroordeeld, omdat [eiser] volgens hen misbruik van procesrecht maakt doordat de vordering van [eiser] van € 1.900,00 (genoemd in de vaststellingsovereenkomst van 17 augustus 2021) een verkapt beroep is want deze zou eerder zijn afgewezen door de rechtbank en het gerechtshof.
4.11.
De rechtbank wijst de tegenvordering af. Weliswaar heeft [eiser] de vaststellingsovereenkomst van 17 augustus 2021 als bijlage aan zijn dagvaarding gehecht en wordt in die vaststellingsovereenkomst gesproken over een bedrag van € 1.900,00, maar betaling van dat bedrag wordt door [eiser] in het geheel niet gevorderd. Sterker nog, in randnummer 2 van de dagvaarding staat vermeld dat [eiser] recht en belang heeft om [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
op termijnten aanzien van dit bedrag in rechte te betrekken, maar hij heeft dat dus nog niet gedaan. Een vordering tot betaling van € 1.900,00 is in deze procedure daarom niet aan de orde. Het is de rechtbank dan ook een raadsel waarom de advocaat van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de tegenvordering tot veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten baseert op misbruik van procesrecht vanwege deze (niet ingestelde) vordering van € 1.900,00.
4.12.
Omdat [eiser] in conventie gelijkt krijgt, staat vast dat hij voldoende belang had bij het instellen van zijn vordering (tot een verklaring voor recht). Ook om die reden kan de tegenvordering van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet slagen.
In conventie en in reconventie
De proceskosten
4.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen zo worden gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
verklaart voor recht dat aan alle erfgenamen een gelijk erfdeel toekomt, vóór de betaling van de erfbelasting, en dat ieder van hen over zijn of haar verkregen erfdeel zelf erfbelasting verschuldigd is,
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie
5.3.
wijst de vordering af,
In conventie en in reconventie
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.

Voetnoten

1.ECLI:NL:PHR:2022:45, randnummer 2.49