Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
1.De procedure
2.Feiten
B. Erfstelling
E. Rechtskeuze
In het testament van onze moeder staat dat mijn twee broers, onze nicht [gedaagde 2] en ik haar erfgenamen zijn voor een gelijk deel. Dat hebben we geïnterpreteerd als: zij moet evenveel KRIJGEN als wij. Dhr. [betrokkene] van Nabestaanden Ontzorgd (mijn medeboedelgevolmachtigde en door [eiser] betrokken bij de afhandeling van de erfenis) heeft de belastingtechnische zaken voor ons gedaan en heeft de opdracht van onze moeder letterlijk uitgevoerd: pas nadat alle kosten en belastingen waren betaald, hebben wij alle vier een gelijk deel gekregen.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
op termijnten aanzien van dit bedrag in rechte te betrekken, maar hij heeft dat dus nog niet gedaan. Een vordering tot betaling van € 1.900,00 is in deze procedure daarom niet aan de orde. Het is de rechtbank dan ook een raadsel waarom de advocaat van [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de tegenvordering tot veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten baseert op misbruik van procesrecht vanwege deze (niet ingestelde) vordering van € 1.900,00.