Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het rolbericht van 18 juli 2024 met de brief van 17 juli 2024 waarbij [eiser] haar eis heeft gewijzigd;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak vordert [eiser], huurder van een benedenwoning, dat [gedaagden], huurders van de bovenwoning, verboden wordt gebruik te maken van de steeg naast het pand. [eiser] stelt dat het gebruik van de steeg door [gedaagden] hinder veroorzaakt, waaronder inkijk in haar woning. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat de steeg op het perceel van een derde ligt en [gedaagden] deze met toestemming van de eigenaar mogen gebruiken. De rechtbank oordeelt dat de hinder die [eiser] ervaart niet onrechtmatig is, aangezien het gebruik van de steeg door [gedaagden] niet leidt tot een onredelijke inbreuk op haar privacy. De rechtbank wijst erop dat [eiser] zelf maatregelen kan nemen om de hinder te beperken, zoals het aanbrengen van ondoorzichtige ramen. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor toewijzing van de vordering en dat [eiser] in het ongelijk is gesteld, waardoor zij de proceskosten moet betalen.