Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2024 in de zaken tussen
[eiser 1] , uit [woonplaats 1] , eiser 1
de minister van Financiën, verweerder
de Staat der Nederlanden, minister voor Rechtsbescherming, niet verschenen.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1 Met de primaire besluiten van 23 maart 2022 (eiser 2) en 31 maart 2023 (eiser 1) heeft verweerder de verzoeken van eisers gedeeltelijk toegewezen. Verweerder heeft eisers medegedeeld dat zij staan/stonden vermeld in de FSV. Hij heeft in die besluiten overzichten opgenomen van gegevens die over eisers in de FSV staan/hebben gestaan.
‘Riec [4] casus wordt ingebracht op het informatieplein 30-3-2018 door
Deze gegevens had verweerder, zo voert hij aan, in de primaire besluiten niet vermeld, omdat verweerder als uitgangspunt heeft deze informatie op grond van artikel 23, eerste lid, onder e, AVG en artikel 41, eerste lid, onder e, van de Uitvoeringswet AVG niet te verstrekken. Na heroverweging in bezwaar is verweerder tot de conclusie gekomen dat het belang van eisers om te weten waarom zij geregistreerd stonden, zwaarder weegt dan het belang van verweerder om deze informatie niet te verstrekken. Daarom heeft hij voormelde tekst uit het aantekenveld alsnog aan eisers verstrekt. Verweerder stelt voorts dat met het RIEC-signaal in het geval van eisers niets gedaan is.
Op 19 december 2023 heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank beslist dat de beperking van de kennisneming van de ongelakte versies, gerechtvaardigd is.
Bespreking beroep
Eisers vinden het opvallend dat verweerder stelt dat de vermelding is opgevoerd op 27 maart 2018 en dat deze ook op dezelfde dag weer is afgedaan, terwijl enige tijd na deze datum weer een boekenonderzoek is aangekondigd bij de vof waarvan eisers vennoten zijn.
Eisers voeren aan dat verweerder een onzorgvuldige en onjuiste belangenafweging heeft gemaakt door geen nadere gegevens te verstrekken over de RIEC-melding. Nu verweerder in het bestreden besluit meerdere keren bevestigt dat met de inhoud van de FSV-melding niets gedaan is en dat de FSV-melding geen nadelige gevolgen heeft gehad voor eisers, zou een juiste belangenafweging ertoe moeten leiden dat verweerder alle gevraagde gegevens omtrent de FSV-melding verstrekt. Daarbij geldt ook dat vaststaat dat geen toezicht- en/of opsporingsbelangen in het spel zijn of zijn geweest.
Ook zijn eisers nog steeds van mening dat de FSV-registratie heeft geleid tot extra boekenonderzoek. Daartoe wijzen zij op het inzageverzoek dat zij hebben gedaan in het kader van het bezwaar tegen de aan eisers en aan de [bedrijfsnaam 1] opgelegde naheffingsaanslag, die is opgelegd naar aanleiding van een boekenonderzoek. Daarbij heeft verweerder geweigerd inzage te verlenen in de controleopdracht. Eisers overleggen inhoudsopgaven van de controledossiers met daarop handgeschreven aantekeningen van een medewerker van de Belastingdienst. Zij voeren voorts aan ervan overtuigd te zijn dat hun (Turkse) afkomst een rol heeft gespeeld bij de FSV-registratie en de bejegening door de overheid die daar uit is voortgevloeid.
Voorts voert verweerder aan dat het RIEC niet als ontvanger in de zin van artikel 4 aanhef en onder 9, AVG, kan worden beschouwd, zodat hij niet verplicht is verwerking van gegevens richting RIEC aan eisers kenbaar te maken. RIEC betreft namelijk een overheidsinstantie die mogelijk persoonsgegevens ontvangt in het kader van een bijzonder onderzoek overeenkomstig het Unierecht of het lidstatelijke recht. Ingevolge artikel 15, eerste lid, onder c, AVG, omvat het inzagerecht weliswaar ook informatie met betrekking tot de ontvanger aan wie persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, maar omdat het RIEC niet als ontvanger kan worden beschouwd, omvat het inzagerecht van eisers geen gegevens over uitwisseling met het RIEC. Verweerder merkt nog op dat uit niets blijkt dat de FSV-registratie op enige wijze van invloed is geweest op het boekenonderzoek dat eisers noemen. Aanleiding voor dit boekenonderzoek is geweest een discrepantie tussen de aangegeven omzet in verband met Inkomensheffing en de aangegeven Omzetbelasting. Dat is een volkomen legitiem selectiecriterium voor een boekenonderzoek. Ook de nationaliteit van eisers heeft hier niets mee te maken. Over de nationaliteit heeft niets in de FSV gestaan, aldus steeds verweerder.