Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verweerder 1],
[verweerder 2]en
[verweerder 3],
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak verzoekt een werknemer, [verzoeker], om zijn werkgever, [verweerders], te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging na een ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft op 22 augustus 2024 geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De werknemer was in dienst als verhuizer/chauffeur en is op 17 mei 2024 op staande voet ontslagen vanwege het ongeoorloofd gebruik van de bedrijfsbus voor privédoeleinden. De kantonrechter oordeelt dat er geen dringende reden voor het ontslag was, omdat de werkgever niet duidelijk had gemaakt dat privégebruik van de bus niet was toegestaan en er geen waarschuwing was gegeven. Bovendien was het ontslag niet onverwijld gegeven, aangezien de werknemer pas op 21 mei 2024 op de hoogte werd gesteld van het ontslag. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en achterstallig loon. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de werknemer geen recht heeft op een billijke vergoeding, omdat hij al voldoende gecompenseerd wordt door de andere vergoedingen. De proceskosten komen voor rekening van de werkgever.