ECLI:NL:RBNHO:2024:8393

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4984
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke geschil over indeling van goederen en terugbetaling van invoerrechten

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 15 augustus 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om terugbetaling van invoerrechten beoordeeld. Eiseres had op 19 februari 2019 een uitnodiging tot betaling ontvangen voor invoerrechten van € 1.631,42. Na een verzoek om terugbetaling in 2022, dat door de inspecteur van de Douane werd afgewezen, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gesplitst in drie procedures en de mondelinge behandeling vond plaats op 4 juli 2024. Eiseres betoogt dat de goederen ten onrechte zijn ingedeeld onder GN-onderverdeling 6304 9300, terwijl deze volgens haar onder GN-onderverdeling 9404 9090 zouden moeten vallen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de indeling onjuist is. De rechtbank concludeert dat de door eiseres aangegeven indeling correct is en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/4984

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 15 augustus 2024 in de zaak tussen

[bedrijf] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: E. Stoker),
en

De inspecteur van de Douane, kantoor Amsterdam, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder terecht een verzoek om terugbetaling van eiseres heeft afgewezen.
Op 19 februari 2019 heeft verweerder een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) aan eiseres opgelegd, voor een bedrag aan invoerrechten van € 1.631,42.
Op 21 februari 2022 heeft verweerder per e-mailbericht van eiseres een verzoek om terugbetaling van de met de utb geheven invoerrechten ontvangen.
Verweerder heeft het verzoek om terugbetaling afgewezen en vervolgens het door eiseres tegen de afwijzing gemaakte bezwaar op 22 juli 2022 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij één door de rechtbank op 26 augustus 2022 ontvangen geschrift beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar in de onderhavige zaak en tegen twee andere uitspraken op bezwaar. De rechtbank heeft het beroep gesplitst in drie beroepsprocedures (zaken HAA 22/4982 tot en met HAA 22/4984).
Verweerder heeft in elk van de drie zaken een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken (met dagtekening 24 juni 2024) ingediend.
De mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 4 juli 2024. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen en namens verweerder mr. [naam 1] en
mr. [naam 2] . Het onderhavige beroep is op de zitting gezamenlijk behandeld met de twee beroepen van eiseres met zaaknummers HAA 22/4982 en HAA 22/4983. In de beroepen met zaaknummers HAA 22/4982 en HAA 22/4983 heeft de rechtbank heden separaat uitspraak gedaan.

Feiten

De aangifte waarvoor eiseres terugbetaling verzoekt is van 19 februari 2019. Op die dag heeft eiseres een aangifte voor het vrije verkeer gedaan van goederen van GN-onderverdeling 6304 9300, die zij in de aangifte omschreef als ‘stoelhoezen’. Verweerder heeft op dezelfde dag de utb aan eiseres uitgereikt voor € 1.631,42 aan invoerrechten. Dit bedrag aan invoerrechten komt overeen met het tarief van 12% dat van toepassing was op de door eiseres aangegeven GN-onderverdeling. Het verzoek om terugbetaling verwijst naar “Invoice 19001163/64”.
1. Tot de stukken van het geding behoort een factuur aan [bedrijf 2] , met CI number 19001163, voor goederen die worden omschreven als “
sofa protector for 1 seater”(material: front cover: 100% polyester (70gsm) / back cover: 60 gsm non-woven / filling: 100% glue polyester (120gsm)”, met een afmeting van 165 x 179 cm. Tot de stukken van het geding behoort verder een factuur aan [bedrijf 2] , met CI number [nummer 2] , voor goederen die worden omschreven als
“sofa protector for 2 seater”met vergelijkbare specificaties als de eerder genoemde “
sofa protector fot 1 seater”maar dan met een afmeting van 224 x 179 cm.
Tot de stukken van het geding (als bijlage bij het verzoek om terugbetaling) behoort een foto van een in doorzichtig plastic verpakt product. De omschrijving bij de foto komt overeen met de beschrijving op de factuur van de
“sofa protector for 1 seater”. Naast de foto is de vermelding “ [HS code] ” opgenomen.
Geschil
3. In geschil is of verweerder het verzoek om terugbetaling terecht heeft afgewezen. Meer in het bijzonder is de tariefindeling van de aangegeven goederen in geschil.
4. Eiseres meent dat zij de goederen ten onrechte als ‘stoelhoezen’ van GN-onderverdeling 6304 9300 (‘andere artikelen voor stoffering, andere dan die bedoeld bij post 9404’) heeft aangegeven, omdat het ‘artikelen voor bedden en dergelijke’ van GN-onderverdeling 9404 9090 zijn. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de beslissing op het verzoek om terugbetaling en verzoekt de rechtbank te bepalen dat de in geschil zijnde goederen moeten worden ingedeeld in GN-onderverdeling 9404 9090, met veroordeling van verweerder tot vergoeding van het griffierecht.
5. Verweerder meent dat de goederen niet kunnen worden ingedeeld onder GN-post 9404. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling door de rechtbank

6. Op grond van artikel 116, eerste lid onder a, van het Douanewetboek van de Unie (hierna: DWU), gelezen in samenhang met artikel 117 van het DWU wordt een bedrag aan invoerrechten dat teveel in rekening is gebracht, terugbetaald. Eiseres heeft verzocht om terugbetaling. Zij betoogt dat aan haar te hoge bedragen aan invoerrechten in rekening zijn gebracht. Voor het antwoord op de vraag of de geheven rechten wettelijk zijn verschuldigd is een redelijke verdeling van de bewijslast het uitgangspunt (zie het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3178).
7. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45).
8. Nu eiseres wil afwijken van haar aangifte, draagt zij de bewijslast van haar stelling dat zij de ‘sofa protectors’ ten onrechte als ‘andere artikelen voor stoffering, andere dan die bedoeld bij post 9404’ onder de GN-onderverdeling 6304 9300 heeft ingedeeld en dat dit als ‘artikelen voor bedden en dergelijke’ onder GN-onderverdeling 9404 9090 had moeten zijn.
9. Bij de behandeling van het verzoek om terugbetaling heeft verweerder eiseres verzocht om een zichtmonster te overleggen van de in de aangifte opgenomen artikelen. Bij e-mailbericht van 19 mei 2022 heeft eiseres bericht dat zij geen monster van de artikelen beschikbaar heeft. In de onderhavige procedure heeft eiseres ter onderbouwing van haar stelling foto’s met beschrijvingen in het geding gebracht.
10. Eiseres heeft bij het beroepschrift een foto van de “
sofa protector for 1 seater” in geding gebracht. De
“Product Name”die daarbij genoemd staat is “
SOFA PROTECTOR FOR 1 SEATER”en geeft dus geen informatie over een
“sofa protector for 2 seater”. Op de foto (die slecht van afdrukkwaliteit is maar waarvan de rechtbank aanneemt dat dit dezelfde foto is als die verweerder onder bijlage 3 in het verweerschrift heeft overgelegd: het verzoek tot teruggave met een bijlage) is een plastic verpakking zichtbaar waarin zich een product bevindt. De foto geeft dus geen informatie over de uiterlijke verschijningsvorm van de “
sofa protector for 1 seater”, alleen van een verpakking. Ook de bij de foto opgenomen beschrijving vormt naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs voor het betoog van eiseres dat zij onjuist heeft ingedeeld, omdat de maat, het materiaal van voor- en achterkant en de omschrijving van de verpakking het op geen enkele wijze mogelijk maken om af te leiden wat de voor het nu voorliggende geschil over de indeling relevante eigenschappen en uiterlijke verschijningsvorm van de goederen zijn.
11. Eiseres heeft bij de aanvulling van de gronden van haar beroep (op 24 juni 2024) voor het nu ter beoordeling liggende verzoek om terugbetaling een foto overgelegd, met op de bladzijde met de hand geschreven “HAA/4984”, welke foto, kennelijk is bedoeld te zijn een foto van de ‘
sofa protector for 2 seater’ waarvoor in de nu voorliggende zaak HAA 22/4984 om terugbetaling wordt verzocht. Boven de foto is het nummer van de barcode van het product opgenomen. Dit nummer ( [nummer 1] ) komt overeen met de barcode van het product op de invoice met nummer [nummer 2] , die als bijlage is overgelegd bij het verzoek om terugbetaling voor invoerrechten betaald voor de “
sofa protector for 2 seater”. De rechtbank merkt op dat bij het oorspronkelijke verzoek om terugbetaling geen foto van de
s
ofa protector for 2 seater”was overgelegd, noch in bezwaar of bij het beroepschrift. De rechtbank merkt verder op dat de op 24 juni 2024 overgelegde foto van de
s
ofa protector for 2 seater”een van de andere op dezelfde datum overgelegde foto’s afwijkende resolutie heeft (het is een veel vagere foto). De afbeelding op de foto vertoont verder opvallende overeenkomsten met de foto van de
“sofa protector elite 2-seater”, die aan de orde is in zaak HAA 22/4982 (positionering en vorm van de bank, van de
sofa protector, en de ondergrond en achtergrond zijn gelijk) en lijkt daarvan een uitsnede te zijn. De
“sofa protector elite 2-seater”heeft echter een andere barcode dan de
s
ofa protector for 2 seater”, namelijk [nummer 3] en mogelijk dus ook andere eigenschappen en uiterlijke verschijningsvormen. Ook heeft eiseres voor de overige producten die in het onderhavige beroep en de beroepen met kenmerken HAA 22/4982 en HAA/4983 in geschil zijn (“sofa protector elite 1-seater”, “sofa protector elite 2-seater”, “sofa protector elite 3-seater” en “sofa protector 1-seater” individuele en onderling verschillende foto’s overgelegd. De rechtbank, die op grond van het Unierechtelijke douanerecht en het nationaal procesrecht het in deze zaak aangedragen bewijs beoordeelt op grond van de vrije bewijsleer, acht eiseres niet geslaagd in de op haar rustende last aannemelijk te maken dat de in geding zijnde
“sofa protector for 2 seater”beschikt over objectieve kenmerken en eigenschappen die rechtvaardigen dat van de door haar aangegeven indeling wordt afgeweken.

Conclusie en gevolgen

12. De rechtbank komt tot de volgende conclusie. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de eigenschappen en uiterlijke verschijningsvorm van de in geding zijnde “
sofa protectors”ten tijde van de invoer zodanig was dat de door haar vermelde indeling niet klopte. Eiseres is er dan ook niet in geslaagd feiten en omstandigheden aannemelijk te maken waaruit volgt dat de door haar op 19 februari 2019 aangegeven goederen behoren te worden ingedeeld onder een andere goederencode.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.C. Schipper, voorzitter, en mr. dr. C.A. Schreuder en mr. E.M.R. Vennekens, leden, in aanwezigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.