ECLI:NL:RBNHO:2024:8353

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
23/7512
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om rectificatie van persoonsgegevens in de basisregistratie personen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om rectificatie van haar geregistreerde gegevens in de basisregistratie personen (Brp). Eiseres, die in 2001 vanuit Syrië naar Nederland is gevlucht en inmiddels de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, verzocht om haar oorspronkelijke familienaam en geboortedatum te wijzigen. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam, heeft het verzoek afgewezen op basis van het ontbreken van de juiste brondocumenten. Eiseres heeft bezwaar aangetekend, maar ook het nieuwe besluit van verweerder bleef de afwijzing in stand houden. De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat het verzoek van eiseres niet kan worden ingewilligd. Eiseres heeft een niet-gelegaliseerde identiteitsverklaring uit Syrië overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. De rechtbank wijst erop dat de wetgeving omtrent de Brp dwingendrechtelijke bepalingen bevat en dat de aanvrager moet onderbouwen dat de akte voldoet aan de eisen van de wet. Eiseres is hierin niet geslaagd, en haar beroep op bewijsnood en bijzondere omstandigheden wordt verworpen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/7512

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam, verweerder
(gemachtigde: J. van den Broek).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om rectificatie van haar in de basisregistratie personen (Brp) geregistreerde gegevens.
1.2
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 14 september 2022 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar aangetekend. Hierna heeft verweerder op 27 juni 2023, onder intrekking van het voorgaande besluit, een nieuw besluit genomen. Met het bestreden besluit van 3 november 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiseres is in 2001 vanuit Syrië naar Nederland gevlucht. Inmiddels heeft zij de Nederlandse nationaliteit verkregen. Bij aankomst in Nederland is zij geregistreerd onder de ‘ [naam 1] ’, de familienaam van haar man. Eiseres heeft bij brief van haar gemachtigde van 9 februari 2022 verzocht om met haar oorspronkelijke familienaam ‘ [naam 2] ’ geregistreerd staan. Ook wil eiseres haar geregistreerde geboortedatum wijzigen van [datum 1] 1973 naar [datum 2] 1974. Het verzoek betreft een verzoek om rectificatie als bedoeld in artikel 2.58, eerste lid, van de Wet basisregistratie personen (Wet Brp).
2.2.
Bij brief van 28 februari 2022 heeft verweerder eiseres verzocht om binnen vier weken aanvullende gegevens aan te leveren, bestaande uit brongegevens waar verweerder de juiste gegevens uit kan afleiden. Daarbij heeft verweerder vermeld dat dit één van de documenten moet zijn die genoemd staan in artikel 2.8 van de Wet Brp.
Na verlenging van de termijn heeft eiseres op 21 maart 2022 per e-mail een document identiteitsverklaring uit Syrië opgestuurd (hierna: het document). Verweerder heeft hierop gereageerd bij e-mail van 28 april 2022 dat er geen legalisaties op dit document staan en dat hij in ieder geval het origineel nodig heeft en daarnaast ook aanvullende documenten. Op 12 mei 2022 heeft de gemachtigde van eiseres per e-mail gereageerd dat het juist is dat er geen legalisaties op het document staan, maar dat verweerder het document kan laten onderzoeken op echtheid. Ook vermeldt de gemachtigde dat zij haar cliënt heeft verzocht om een document met legalisatie dan wel om het document te laten legaliseren.
2.3
Nadien is geen reactie meer ontvangen van de zijde van eiseres. Bij besluit van
14 september 2022 is het verzoek daarom buiten behandeling gesteld.
Naar aanleiding van het bezwaar, heeft verweerder op 4 november 2022 een e-mail gestuurd aan de gemachtigde van eiseres, waarin staat dat nog steeds niet de juiste brondocumenten zijn ontvangen en dat zonder deze brondocumenten een bezwaar en een eventueel beroep (gezien de jurisprudentie) niet tot het gewenste resultaat kunnen leiden. Verweerder verzoekt de gemachtigde daarom een nieuw verzoek in te dienen waarbij de originele identiteitsverklaring met vertaling wordt meegeleverd zodat deze op echtheid gecontroleerd kan worden. Daarop dient de gemachtigde van eiseres op 22 november 2022 een aanvullend bezwaar in. Verweerder heeft op 1 december 2022 een e-mail aan de gemachtigde gezonden met het voorstel om de aanvraag tot rectificatie alsnog inhoudelijk te beoordelen en het ingediende bezwaar aan te houden. De gemachtigde van eiseres gaat hiermee akkoord.
2.4
Op 16 december 2022 stuurt de gemachtigde de originele versie van het identiteitsdocument met de bijbehorende vertaling. Dit is door verweerder naar de Bureau Documenten Zwolle (Bdoc) gestuurd voor controle van echtheid.
Op 4 januari 2023 heeft het Bdoc als volgt in de Verklaring van onderzoek geconcludeerd: “
Gelet op het ontbreken van voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal kan voor wat betreft de echtheid van het document geen uitspraak worden gedaan. Dezerzijds kan geen uitspraak worden gedaan over de opmaak en afgifte van het document. Dezerzijds kan niet worden vastgesteld of het document juist is.”.
2.5
Op 6 februari 2023 stuurt de gemachtigde het rapport van Nader gehoor door van de Immigratie- & Naturalisatiedienst (IND) van 4 mei 2001 uit de asielprocedure van eiseres. Op 7 februari 2023 stuurt verweerder een e-mail met de vraag om ook het rapport van het eerste gehoor toe te sturen dat met name gaat over de identiteitsvaststelling.
Nadat hierop niet is gereageerd, heeft verweerder het besluit van 27 juni 2023 genomen, waarin de aanvraag om rectificatie wordt afgewezen vanwege het ontbreken van de juiste brondocumenten, onder intrekking van het eerdere primaire besluit. Dit betekent dat het bezwaar van 21 oktober 2022 is ‘omgeklapt’ als zijnde gericht tegen het laatste primaire besluit.

Beoordeling door de rechtbank

3.1
De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder terecht het verzoek van eiseres tot rectificatie in de Brp heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt eiseres
4.1
Eiseres voert aan dat zij in bewijsnood verkeert en dat van haar niet verwacht kan worden dat zij nog andere documenten aanlevert dan het document houdende een niet-gelegaliseerde Syrische identiteitsverklaring. Eiseres voert aan dat zij behoort tot de bevolkingsgroep Koerden, welke bevolkingsgroep door de Syrische autoriteiten niet worden geregistreerd en aan wie geen identiteitsdocumenten worden verleend. Zij kan alleen bij de ‘Mukhtar’ [het hoofd van een dorp of buurt] een identiteitsverklaring krijgen.
Eiseres verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 mei 2022 [1] waarin het bestaande toetsingskader wordt genuanceerd ‘in die zin dat voor wijziging van bestaande gegevens niet langer vereist is dat onomstotelijk vaststaat dat de eerder geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn en de bij de aanvraag tot wijziging verstrekte vervangende gegevens juist zijn’. Beoordeeld moet worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde documenten, zo nodig in samenhang met daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn.
4.2
Eiseres heeft verder een beroep op bewijsnood gedaan. Eiseres voert aan dat zij voldoende duidelijk heeft gemaakt dat het voor haar niet mogelijk is om originele brondocumenten te krijgen. Daarbij heeft zij op voornoemde uitspraak van de Afdeling gewezen, meer in het bijzonder waar (samengevat) wordt overwogen dat of een akte ten doel heeft tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat, wordt bepaald aan de hand van het recht van de staat die de akte heeft afgegeven, en, dat als de aanvrager aannemelijk maakt dat het hem ondanks bewezen inspanningen niet lukt om hierover informatie te verkrijgen, dan kan een redelijke bewijslastverdeling met zich brengen dat het college zelf tracht zulke informatie te in te winnen, bijvoorbeeld via de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging ter plaatse. Verweerder had, aldus eiseres, dit kunnen verifiëren bij de diplomatieke vertegenwoordiging ter plaatse.
En anders had verweerder op grond van bijzondere omstandigheden moeten afwijken van de beleidsregels en de aanvraag moeten inwilligen.
Standpunt verweerder
4.3
Verweerder stelt voorop dat het verzoek van eiseres is aangemerkt als een volledige identiteitswijziging, omdat zij verzoekt om wijziging van meerdere persoonsgegevens in de Brp, niet alleen de familienaam maar ook haar geboortedatum. Verweerder wijst op het belang dat gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn en dat gebruikers van die gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat de gegevens juist zijn. [2] Verweerder wijst erop dat eiseres de huidige geregistreerde persoonsgegevens zelf heeft aangedragen en hierover ook onder ede heeft verklaard. Nadien heeft zij de Nederlandse nationaliteit verkregen, waarin de geregistreerde naam en geboortedatum in stand zijn gelaten. Ter zitting is nog aangevoerd dat eiseres in 2006 in Medemblik is getrouwd en ook op dat moment ten overstaan van de Burgerlijke stand deze gegevens heeft bevestigd. Eerst twintig jaar na de registratie komt eiseres met haar verzoek tot wijziging. Verweerder benadrukt dat slechts onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat wordt voldaan aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten en de vereisten die zijn voortgekomen uit jurisprudentie, een rectificatieverzoek voor inwilliging in aanmerking kan komen. Zeker wanneer het, zoals in het geval van eiseres, gaat om persoon identificerende gegevens.
4.4
Het document is door verweerder voorgelegd aan Bdoc voor advies. Juist Bdoc kan vanuit hun expertise een uitspraak doen over de door hen onderzochte documenten. Verweerder stelt aan de vergewisplicht te hebben voldaan. Het deskundigen advies van Bdoc leidt niet tot een andere conclusie dan dat aan dit document bij het voorliggende correctieverzoek niet de betekenis toekomt, die eiseres daaraan toegekend wil zien.
Verweerder stelt zich (samengevat) op het standpunt dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de in het document vermelde gegevens juist zijn. Daarbij wijst verweerder er op dat uit het document ook niet kan worden opgemaakt dat en zo ja, welk onderzoek aan het opstellen van het document is vooraf gegaan. Naar objectieve maatstaven kan niet worden gesteld dat het aangeleverde document op betrouwbare gegevens is gebaseerd. Van een overgelegd brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, aanhef en onder c of d van de Wet Brp is geen sprake. In dat geval verzet de openbare orde zich tegen een wijziging in de Brp.
4.5
Verweerder weerspreekt dat eiseres in bewijsnood verkeert, zij heeft immers een document uit Syrië aangeleverd. De enkele niet onderbouwde stelling van eiseres dat zij de gevraagde documenten niet kan overleggen, levert geen bewijsnood op.
Het betoog van eiseres dat sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van de beleidsregels en inwilliging van het verzoek kan verweerder niet volgen, aangezien van beleidsregels geen sprake is. Het dwingende karakter van de bepalingen van de Brp laat geen ruimte voor een belangenafweging.
De rechtbank4.6 De rechtbank stelt voorop dat verweerder terecht heeft aangevoerd dat gebruikers van de gegevens in de Brp erop moeten kunnen vertrouwen dat de geregistreerde gegevens in beginsel juist zijn.
Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend heeft de wetgever in artikel 2.8 van de Wet Brp een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Het bewijs dat eenmaal in de Brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten.
4.7
Zoals de Afdeling in de uitspraak van 4 mei 2022 (samengevat) heeft overwogen, moet in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de Brp eerst de vraag worden beantwoord of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet Brp. Wanneer die vraag bevestigend kan worden beantwoord, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, buiten redelijke twijfel volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving in de Brp heeft plaatsgevonden, wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de Brp gewijzigd.
4.8
Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb is het in beginsel aan de aanvrager om te onderbouwen dat de akte volgens het recht van de afgevende staat ten doel heeft tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat en dus voldoet aan de eisen van artikel 2.8 van de Wet Brp. Eiseres is daarin niet geslaagd. Van enig deskundig oordeel aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat het document wel voldoet aan de gestelde wettelijke eisen is geen sprake. Het overgelegde document is niet gelegaliseerd en eiseres heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, daarover geen nadere (onderliggende) informatie verstrekt. Zo is niet duidelijk of het document wel overeenkomstig de plaatselijke voorschriften en door een bevoegde instantie is opgemaakt, maar evenmin welk onderzoek aan de identiteitsvaststelling ten grondslag ligt. Evenmin bestaat duidelijkheid over degenen die verklaren eiseres haar te hebben geïdentificeerd. Eiseres heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen nadere stukken ter onderbouwing overgelegd. Verweerder heeft het document laten controleren door een deskundige van Bdoc, die (samengevat) heeft aangegeven dat de echtheid niet kon worden vastgesteld. Verweerder mag van deze conclusie uitgaan en dat betekent dat niet is gebleken dat het document aan de wettelijke eisen voldoet.
4.9
Eiseres heeft weliswaar een beroep op bewijsnood gedaan, maar heeft niet kunnen toelichten waarom zij wel in staat was dit document aan te leveren, maar niet in staat was de nadere onderliggende informatie aan te leveren. De rechtbank begrijpt dat eiseres zich in een lastige positie bevindt nu zij afkomstig is uit een land dat onwillig is om de bevolkingsgroep Koerden te registeren en te voorzien van een identiteitsbewijzen. Echter, dat leidt nog niet tot het oordeel dat van eiseres niet meer gevraagd kan worden dan zij nu heeft gedaan ten aanzien van het verstrekken van (onderliggende) informatie over het document. De enkele stelling dat zij die informatie niet zou kunnen verstrekken, is daartoe onvoldoende. Aldus is onvoldoende aannemelijk geworden dat eiseres in bewijsnood verkeert, zodat dit beroep niet kan slagen.
4.1
Het beroep op bijzondere omstandigheden waardoor verweerder moet afwijken van zijn beleid kan niet worden gevolgd. Er is sprake van dwingendrechtelijke bepalingen.
De Wet Brp is een wet in formele zin. Bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling staan artikel 11 van de Wet algemene bepalingen en het toetsingsverbod van artikel 120 van de Grondwet in zijn algemeenheid in de weg aan toetsing van artikel 2.8 van de Wet Brp aan algemene rechtsbeginselen en (ander) ongeschreven recht. Dat is slechts anders indien sprake is van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever, waardoor aanleiding kan bestaan om tot een andere uitkomst te komen dan waartoe toepassing van de wettelijke bepaling leidt. Dat is het geval indien die niet verdisconteerde bijzondere omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven (zogenoemde ‘contra-legemtoepassing’). Van dergelijke omstandigheden is hier niet gebleken.
4.11
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder terecht de rectificatie van de persoonsgegevens van eiseres in de Brp heeft geweigerd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet basisregistratie personen
Artikel 2.8
1. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a en bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b:
een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand in Nederland;
een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte, over het desbetreffende feit.
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
en verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
3. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan en waarvan een in Nederland geaccrediteerde consulaire ambtenaar van een ander land bevoegd een akte heeft opgemaakt die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, ontleend aan die akte.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198.
2.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 28 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2811.