In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 juli 2024 een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging afgewezen. Het verzoek was ingediend door de officier van justitie ten aanzien van de betrokkene, die lijdt aan een ernstige psychische stoornis, waaronder een alcoholverslaving en een bipolaire I stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene wilsbekwaam is en in staat is om haar eigen belangen te waarderen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene aangegeven dat zij geen verplichte zorg wenst en dat zij haar alcoholverslaving onder controle heeft. De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de wensen van betrokkene, zoals vastgelegd in artikel 2:1 lid 6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van acuut levensgevaar of een aanzienlijk risico voor anderen, wat zou rechtvaardigen dat de wensen van betrokkene niet worden gerespecteerd. Ondanks de zorgelijke situatie van betrokkene, waaronder eerdere gezondheidsproblemen door alcoholmisbruik, heeft de rechtbank besloten het verzoek tot zorgmachtiging af te wijzen. De rechtbank heeft betrokkene wel aangespoord om vrijwillig hulp te aanvaarden van haar behandelaren, die betrokken zijn bij haar zorg. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 9 augustus 2024.