Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De vordering
3.De beoordeling
€ 1.286,00 per maand. De kantonrechter constateert dat sprake is van geliberaliseerde huur.
“(…)2. Voor rekening van de huurder komt de wettelijke rente berekend over de achterstallige bedragen, verschuldigd krachtens deze huurovereenkomst, vanaf de dag van ingebrekestelling.”
(…) 3. In geval van wanbetaling zijn alle gerechtelijk een buitengerechtelijke kosten voor rekening van de huurder. Indien huurder een automatische incassomachtiging heeft ondertekend en het incasseren onmogelijk is door onvoldoende saldo of een geblokkeerde rekening zal € 7,50 per geweigerde overboeking aan huurder in rekening worden gebracht.”
een juist bedrag aan rente heeft berekend. Daarom wordt dit deel van de vordering afgewezen. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
€ 9.515,83 aan achterstallige huurpenningen (€ 8.689,49 huurachterstand + € 842,00 incassokosten + € 234,34 rente - € 250,00 deelbetaling). Deze deelbetaling strekt echter, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en wat hiervoor is overwogen, in mindering op de toewijsbare hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van € 8.439,49 (€ 8.689,49 - € 250,00) aan achterstallige huurpenningen zal worden toegewezen.
4.De beslissing
€ 8.439,49 aan achterstallige huurpenningen (tot en met februari 2024), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
€ 1.336,06 per maand – onverminderd latere huurverhogingen - aan gebruiksvergoeding, voor iedere maand, of gedeelte daarvan, dat de gedaagde partij het gehuurde vanaf 1 maart 2024 in gebruik houdt;