ECLI:NL:RBNHO:2024:7866

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4159
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke geschil over actieve veredeling EX/IM en douaneschulden

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 1 augustus 2024, wordt de zaak behandeld tussen eiseres [eiseres] B.V. en de inspecteur van de Douane, kantoor Breda. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht een uitnodiging tot betaling (utb) heeft opgelegd voor 92 douaneschulden in het kader van de douaneregeling actieve veredeling EX/IM. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de utb, die een bedrag van € 2.148.546,70 aan invoerrechten en € 109.422,30 aan rente op achterstallen omvatte. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet de houder van de vergunning was en dat de aangiften onterecht in eigen naam zijn gedaan. Tijdens de zitting op 21 maart 2024 is de vertegenwoordiging van eiseres door mr. B.A. Kalshoven en zijn kantoorgenoten bevestigd. De rechtbank heeft de zaak gelijktijdig behandeld met twee andere zaken en heeft geconcludeerd dat de douaneschulden zijn ontstaan omdat eiseres niet gerechtigd was om de aangiften te doen. De rechtbank heeft de utb vernietigd en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.998. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/4159

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 1 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.A. Kalshoven),
en

de inspecteur van de Douane, kantoor Breda, verweerder.

Inleiding en procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder terecht voor 92 douaneschulden een uitnodiging tot betaling (de utb) aan eiseres heeft uitgereikt voor aangiften in het kader van de douaneregeling actieve veredeling EX/IM waarbij eiseres als aangever niet de houder van de regeling was.
Verweerder heeft met dagtekening 3 september 2020 aan eiseres de utb uitgereikt voor een bedrag van € 2.148.546,70 aan invoerrechten en € 109.422,30 aan rente op achterstallen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 juli 2021 de utb gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen [naam 1] , bijgestaan door de gemachtigde en diens kantoorgenoot mr. [naam 2] . Namens verweerder zijn verschenen drs. [naam 3] en mr. [naam 4] .
De rechtbank heeft de onderhavige zaak en de zaken met de nummers HAA 21/4160 en HAA 21/4161 gelijktijdig behandeld. In die twee zaken heeft de rechtbank vandaag separaat uitspraak gedaan.
Bij brief van 8 juli 2024 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat de samenstelling van de behandelend kamer wijzigt. Partijen is verzocht om de rechtbank binnen twee weken na verzending van deze brief te berichten indien zij naar aanleiding van deze wijziging opnieuw op een zitting gehoord willen worden. Zij hebben van die gelegenheid niet gebruikgemaakt.

Overwegingen

Feiten
Eiseres is een werkmaatschappij van de internationaal opererende [bedrijfsnaam] . Binnen de internationale toeleveringsketen vervult eiseres de taken van [functie 1] , [functie 2] en douane-expediteur. Zij beheert diverse opslaglocaties en [diverse bedrijfsactiviteiten] . Daarnaast treedt eiseres op als douanevertegenwoordiger.
Op 10 december 2019 heeft verweerder aan eiseres een administratieve controle aangekondigd. De controle richtte zich op de gevolgde douaneformaliteiten en de aanvaardbaarheid van de door eiseres ingediende aangiften in de periode 1 mei 2016 tot en met 1 mei 2019. Het ging daarbij om aangiften met als douaneregeling code 51 (actieve veredeling overeenkomstig artikel 256 van het Douanewetboek van de Unie, hierna: DWU) en met als voorafgaande douaneregeling code 11 (voorafgaande uitvoer bij actieve veredeling in verband met artikel 223, tweede lid onder c, van het DWU). Deze regeling wordt hierna aangeduid als douaneregeling actieve veredeling EX/IM. Met name zou worden onderzocht het element van de vertegenwoordiging.
In 92 van de onderzochte aangiften heeft eiseres aluminium van GN-posten 7601 respectievelijk 7606 aangegeven voor de douaneregeling actieve veredeling EX/IM. Eiseres heeft deze aangiften in eigen naam en voor eigen rekening gedaan. Voor elke aangifte beschikte eiseres over een volmacht voor directe respectievelijk indirecte vertegenwoordiging. In de aangiftedossiers waren telkens de volgende gegevens aanwezig:
- Kopie aangifte IMA;
- Inlichtingenblad INF 5;
- Factuur;
- Klantinstructies.
4. Op de inlichtingenbladen INF 5 staat telkens de houder van de douaneregeling actieve veredeling EX/IM vermeld en de persoon aan wie de rechten en verplichtingen zijn overgedragen in de zin van artikel 218 van het DWU (deze personen zijn de opdrachtgevers van eiseres). Op de inlichtingenbladen INF 5 hebben de douaneautoriteiten van de betreffende lidstaten aangetekend hoeveel niet-Uniegoederen onder de regeling kunnen worden geplaatst, de datum waarop de voorafgaande uitvoer (van de equivalente goederen) heeft plaatsgevonden en de datum waarop de opvolgende invoer uiterlijk moet plaatsvinden. De aangiften van eiseres vallen allemaal binnen de toegestane grondstoffen, hoeveelheden en termijnen. De Nederlandse douane heeft bij het aanvaarden van de aangiften de aangegeven hoeveelheden telkens afgeschreven van de inlichtingenbladen INF 5.
5. Tijdens de administratieve controle heeft eiseres (op 7 februari 2020) op grond van artikel 173, derde lid, van het DWU, een verzoek tot wijziging van de 92 douaneaangiften gedaan. Bij beschikking van 29 april 2020 heeft verweerder het verzoek om wijziging afgewezen. De procedure tegen deze beschikking is bij de rechtbank in behandeling onder kenmerk HAA 21/4160.
6. In het controlerapport van 3 september 2020 staat onder meer:

3.1 Vertegenwoordiging
(…)De 92 onderzochte douaneaangiften vermelden [eiseres] als aangever. De vermelding van [eiseres] als persoon van de aangever is een onbedoelde vergissing die berust op een kennelijke tikfout. Immers op basis van de hiervoor afgegeven machtigingen en instructies van vertegenwoordigden had [eiseres] bij alle 92 douaneaangiften op moeten treden als vertegenwoordiger.
Het betreft de volgende vertegenwoordigden die genoemd zijn als importeur op de inlichtingenbladen INF 5:
• Indirecte vertegenwoordiging
[bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ) (producent is [bedrijf 2] Ltd)
• Directe vertegenwoordiging
[bedrijf 3]
[bedrijf 4] GmbH
[bedrijf 5] (producent is [bedrijf 6] )
[Eiseres] had overigens met inachtneming van het Handboek Douane (2.00.00 paragraaf 3.1.4 ‘Vertegenwoordiging bij plaatsing onder een bijzondere regeling’) in het geheel niet als indirecte vertegenwoordiger mogen optreden voor de 29 onderzochte douaneaangiften van [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ).
3.2
Beoordeling bescheiden(…)
De gegevens inzake goederengegevens, land van oorsprong, douanewaarde, netto kilogrammen en bescheidnummers waren juist overgenomen in de douaneaangiften. In de 92 douaneaangiften stond [eiseres] genoemd als aangever, terwijl het bedrijf niet als gemachtigde importeur stond genoemd in vak 2 van de overgelegde inlichtingenbladen INF 5. Om deze reden is [eiseres] niet gemachtigd om de goederen onder de regeling actieve veredeling te plaatsen.
Uit de aangiftedossiers blijkt dat de bij invoer overgelegde inlichtingenbladen INF5 en/of de daarbij behorende allonges zijn geaccepteerd en afgetekend door de Douane. In de kolom ‘afdrukdienststempel’ is een paraaf, een naam dan wel naamstempel en een afdruk van een metalen dienststempel opgenomen.
(…)
Uit de controle is gebleken dat [eiseres] als douane-expediteur voor eigen naam en rekening 92 douaneaangiften heeft gedaan voor de regeling actieve veredeling, terwijl [eiseres] als aangever niet beschikte over de juiste vergunning actieve veredeling. Daarnaast was [eiseres] niet genoemd in het inlichtingenblad INF 5 als gemachtigde om de goederen onder de regeling actieve veredeling te plaatsen. Om gebruik te kunnen maken van de schorsing van douanerechten op industrieproducten hadden deze douaneaangiften op grond van artikel 170 DWU alleen door [eiseres] gedaan kunnen worden door middel van vertegenwoordiging.

(…)3.3Beoordeling wijziging douaneaangifte en tenietgaan douaneschuld(…)

De uit equivalente Uniegoederen vervaardigde veredelingsproducten zijn voorafgaand aan de invoer uitgevoerd. Om dezelfde hoeveelheid niet-Unie grondstoffen tegen een nultarief in te kunnen voeren is een inlichtingenblad INF 5 geldig gemaakt. Deze hoeveelheden grondstoffen zijn exact ingevoerd. Aan alle voorwaarden is voldaan, behalve het feit dat de naam van de aangever onjuist is opgenomen in de douaneaangifte.
(…).”
7. Op 3 september 2020 heeft verweerder aan eiseres de onderhavige utb opgelegd.
Geschil
8. In geschil is of de utb terecht aan eiseres is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of voor de 92 aangiften douaneschulden zijn ontstaan en zo ja, of eiseres kan worden aangemerkt als douaneschuldenaar. Indien het antwoord op deze twee vragen bevestigend is, is in geschil of de douaneschulden teniet zijn gegaan.
9. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat geen douaneschulden zijn ontstaan. De aangiften zijn gedaan voor de douaneregeling actieve veredeling EX/IM, waarbij de rechten en verplichtingen zijn overgedragen aan de opdrachtgevers van eiseres (“TORO”, ofwel “Transfer of Rights and Obligations). Hierdoor wordt degene aan wie de rechten en plichten zijn overgedragen (de overnemer), conform artikel 5, lid 35, onder b, van het DWU, gelezen in samenhang met artikel 218 van het DWU aangemerkt als de houder van de regeling. Op grond van het DWU kan ook een andere persoon dan de houder van de regeling goederen aangeven voor de betrokken regeling. De onderhavige aangifte brengt immers geen bijzondere verplichtingen in de zin van artikel 170, eerste lid, derde volzin, van het DWU met zich mee.
Subsidiair betoogt eiseres dat als wel een douaneschuld is ontstaan, zij niet als douaneschuldenaar kan worden aangemerkt omdat zij geen verplichtingen hoefde na te komen in de zin van artikel 79, derde lid, onder a, van het DWU. Eiseres heeft geen onjuiste gegevens verstrekt bij het vermelden van statuscode vertegenwoordiger ‘1’ in de douaneaangifte.
Meer subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat de douaneschuld teniet is gegaan in de zin van artikel 124, eerste lid, onder h, van het DWU, gelezen in combinatie met artikel 103, onder b, dan wel onder d, van de GVo DWU.
Meer subsidiair betoogt eiseres dat de utb in ieder geval niet in stand kan blijven voor zover deze betrekking heeft op de aangiften die zijn gedaan in de periode van 17 februari 2017 tot en met 4 juli 2017, omdat voor die douaneschulden de termijn van drie jaar voor het doen van de mededeling van de douaneschuld van artikel 103, eerste lid, van het DWU was verstreken.
Tenslotte stelt eiseres zich op het standpunt dat de aantekeningen van de Nederlandse douaneautoriteiten op de inlichtingenbladen INF 5 ongedaan gemaakt moeten worden zodat de vergunninghouders alsnog de douaneregeling actieve veredeling (EX/IM) kunnen aanzuiveren. Eiseres betoogt verder dat het mogelijk is om de aangiften te wijzigen (zie onder 5).
Eiseres verzoekt de rechtbank prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie of – voor zover hier van belang en verkort weergegeven – de plaatsing van de equivalente goederen onder de douaneregeling actieve veredeling EX/IM een “bijzondere verplichting” meebrengt voor een bepaalde persoon als bedoeld in artikel 170, lid 1, tweede alinea van het DWU.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de utb en veroordeling van verweerder in de proceskosten in bezwaar en beroep.
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet gerechtigd was de onderhavige aangiften in eigen naam en voor eigen rekening te doen, omdat zij niet de vergunninghouder is noch de persoon aan wie de rechten en verplichtingen uit de vergunningen waren overgedragen in de zin van artikel 218 van het DWU. In de destijds van toepassing zijnde vergunningen actieve veredeling is niet vermeld dat de rechten en verplichtingen hiervan door deze opdrachtgevers mochten worden overgedragen aan eiseres.
Eiseres is volgens verweerder schuldenaar op grond van artikel 79, vierde lid, eerste alinea, van het DWU, omdat zij de aangiften in eigen naam en voor eigen rekening heeft ingediend, zonder te beschikken over een vergunning actieve veredeling EX/IM en zonder de rechten en verplichtingen van de vergunninghouder te hebben overgenomen.
De douaneschulden zijn niet teniet gegaan in de zin van artikel 124, eerste lid, onder h, van het DWU. Ten eerste betreft het geen goederen die onder een regeling zijn geplaatst zoals bedoeld in artikel 103, onder d, van de GVo DWU en ten tweede kan de situatie van de goederen niet geregulariseerd worden in de zin van artikel 124, eerste lid, onder h ii), van het DWU, omdat voor een vergissing als de onderhavige de aangifte niet kan worden gewijzigd in de zin van artikel 173, derde lid, van het DWU.
Verweerder betoogt dat hij terecht de verlengde verjaringstermijn in de zin van artikel 103, tweede lid, van het DWU, gelezen in combinatie met artikel 7:7 van de Algemene douanewet van vijf jaar heeft toegepast. Eiseres heeft onjuiste aangiften gedaan door in eigen naam en voor eigen rekening aangiften te doen voor een regeling waarvan zij niet de houder is, en daarmee heeft zij ten onrechte aanspraak gemaakt op een vrijstelling van invoerrechten.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
11. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres ten tijde van de aangiften over toereikende schriftelijke volmachten van haar opdrachtgevers beschikte en dat zij deze tijdig, bij indiening van de douaneaangiften, heeft overgelegd. Ook is niet in geschil dat aan de opdrachtgevers van eiseres de rechten en plichten van de douaneregeling actieve veredeling EX/IM op correcte wijze zijn overgedragen in de zin van artikel 218 van het DWU.
Ontstaan van de douaneschulden
12. Op grond van artikel 5, aanhef en onder 18 van het DWU is de "douaneschuld" de verplichting van een persoon tot betaling van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat uit hoofde van de geldende douanewetgeving verschuldigd is.
Eiseres heeft in eigen naam en voor eigen rekening aangiften gedaan ter zuivering van de douaneregeling actieve veredeling EX/IM, terwijl zij niet de houder van deze regeling is en ook niet de persoon aan wie de rechten en verplichtingen van deze regeling zijn overgedragen (TORO). Op grond van artikel 170, eerste lid, derde volzin, van het DWU kan een aangifte die bijzondere verplichtingen voor een bepaalde persoon meebrengt, uitsluitend worden gedaan door die persoon of door zijn vertegenwoordiger.
De onderhavige aangiften brengen de bijzondere verplichting mee dat de aangever beschikt over een toereikende vergunning actieve veredeling EX/IM om equivalente grondstoffen zonder verschuldigdheid van invoerrechten in het vrije verkeer te kunnen brengen. Dat plaatsing van goederen onder de douaneregeling actieve veredeling EX/IM een “bijzondere verplichting” meebrengt voor een bepaalde persoon als bedoeld in artikel 170, lid 1, tweede alinea van het DWU, blijkt uit artikel 205, derde lid, van het DWU dat vrijstelling van invoerrechten op grond van artikel 203 van het DWU (terugkerende goederen) uitsluit voor veredelingsproducten die zijn uitgevoerd op grond van de douaneregeling actieve veredeling EX/IM. Eiseres beschikte niet over een toereikende vergunning en is ook niet aangewezen in het kader van TORO. Voor de rechtbank is het buiten redelijke twijfel helder dat de plaatsing van de equivalente goederen onder de douaneregeling actieve veredeling EX/IM een “bijzondere verplichting” meebrengt voor een bepaalde persoon als bedoeld in artikel 170, lid 1, tweede alinea van het DWU. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding het Hof van Justitie hierover prejudiciële vragen te stellen.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat “vertegenwoordiger” in artikel 170, eerste lid, derde volzin, van het DWU uitgelegd dient te worden buiten de betekenis die artikel 18, eerste lid, van het DWU hieraan geeft (directe en indirecte douanevertegenwoordiging). Eiseres was weliswaar naar nationaal civiel recht gemachtigd als (in)direct vertegenwoordiger, maar heeft de aangiften niet in die hoedanigheid gedaan, maar in eigen naam. Een persoon die in eigen naam en voor eigen rekening aangiften indient, heeft die aangiften niet gedaan als douanevertegenwoordiger van een andere persoon.
13. Vast staat dat eiseres met de onderhavige aangiften goederen in het handelsverkeer van de Unie heeft gebracht zonder invoerrechten te betalen. Wanneer zij voor de goederen aangiften voor het vrije verkeer had gedaan en dus zonder gebruik te maken van de douaneregeling actieve veredeling EX/IM, had zij wél invoerrechten moeten betalen. Eiseres heeft ten onrechte aangifte gedaan onder de douaneregeling actieve veredeling EX/IM omdat zij geen houder van die regeling was, noch namens de houder aangifte deed. Nu eiseres niet gerechtigd was om voor de onderhavige vergunningen – in eigen naam en voor eigen rekening – aangiften te doen ter zuivering van de douaneregeling actieve veredeling EX/IM, zijn douaneschulden ontstaan op grond van artikel 79, eerste lid, onder c, van het DWU, wegens het niet-naleven van een van de voorwaarden voor de plaatsing van niet-Uniegoederen onder de betrokken douaneregeling. Eiseres is terecht aangemerkt als schuldenaar op grond van artikel 79, vierde lid, van het DWU.
Wijzigen van de aangiften
14. Het wijzigen van de aangiften in de zin van artikel 173, derde lid, van het DWU zou in de onderhavige gevallen inhouden het wijzigen van de persoon van de aangever. In de uitspraak van heden in de zaak HAA 21/4160, heeft de rechtbank geoordeeld dat een dergelijke wijziging voor de onderhavige aangiften niet mogelijk is.
Tenietgaan van de douaneschulden
15. Artikel 124, eerste lid, onder h, van het DWU bepaalt dat in gevallen van verzuim zonder werkelijke gevolgen voor het juiste functioneren van de betrokken douaneregeling die geen poging tot bedrog inhouden, de douaneschuld teniet gaat, wanneer alle formaliteiten om de situatie van de goederen te regulariseren naderhand vervuld worden.
16. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat het regulariseren van de situatie van de goederen in de zin van artikel 124, eerste lid, onder h ii) van het DWU niet mogelijk is alleen al omdat geen wijziging van de aangifte in de zin van artikel 173 van het DWU kan plaatsvinden. Dit zou betekenen dat het tenietgaan van de douaneschuld afhankelijk is van de mogelijkheid de aangifte te wijzigen. Het DWU bevat geen aanwijzingen dat artikel 124 van het DWU binnen de beperkte reikwijdte van artikel 173 van het DWU moet worden uitgelegd. Het regulariseren van de situatie van de goederen heeft een ander bereik dan het wijzigen van de aangifte. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest TEREX van het Hof van Justitie (C-430/08, 14 januari 2010, ECLI:EU:C:2010:15, punt 62).
17. Niet in geschil is dat de onderhavige aangiften geen poging tot bedrog inhielden. Eiseres beschikte over de benodigde inlichtingenbladen INF 5 om de goederen onder de vergunningen aan te geven en over tijdig afgegeven schriftelijke volmachten van de TORO’s die de rechten van de vergunninghouders hadden overgenomen, om de aangiften te doen als direct vertegenwoordiger respectievelijk indirect vertegenwoordiger. Al in het rapport van de administratieve controle van 3 september 2020 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres bij vergissing zichzelf als aangever had aangemerkt en niet haar opdrachtgevers (zie hiervoor overweging 5):

De vermelding van [eiseres] als persoon van de aangever is een onbedoelde vergissing die berust op een kennelijke tikfout. Immers op basis van de hiervoor afgegeven machtigingen en instructies van de vertegenwoordigden had [eiseres]bij alle 92 douaneaangiften op moeten treden als vertegenwoordiger
18. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn betoog dat eiseres de aangiften van [bedrijf 1] . sowieso niet als indirect vertegenwoordiger had mogen doen, nu artikel 170 van het DWU bepaalt dat indien de aanvaarding van een aangifte bijzondere verplichtingen voor een bepaalde persoon meebrengt, deze aangifte door deze persoon zelf of door zijn vertegenwoordiger wordt ingediend. Zoals hiervoor onder 12 is overwogen, verwijst het hier gebruikte begrip ‘vertegenwoordiger’ naar de douanevertegenwoordiger van artikel 18, eerste lid, van het DWU. Artikel 170 van het DWU beperkt de verwijzing niet tot de directe vertegenwoordiger. De aangifte zoals bedoeld in artikel 170 van het DWU kan dan ook worden ingediend door zowel een directe als een indirecte vertegenwoordiger.
19. De gevallen waarin een verzuim geen werkelijke gevolgen heeft zijn limitatief opgenomen in artikel 103 van de GVo DWU. In onderdeel d van dat artikel staat genoemd de situatie waarin ten aanzien van goederen die onder (onder meer) de douaneregeling actieve veredeling zijn geplaatst, een vergissing is begaan met betrekking tot de gegevens in de douaneaangifte om de douaneregeling aan te zuiveren en die vergissing geen gevolgen heeft voor de zuivering van de regeling. Door deze vergissing is een douaneschuld ontstaan op grond van artikel 79 van het DWU (vgl. artikel 124, eerste lid, onder h, van het DWU).
20. Een zuiveringsaangifte wordt gedaan voor goederen die zich voorafgaand aan die aangifte onder een douaneregeling bevinden. Bij de douaneregeling actieve veredeling is in de regel de (weder)uitvoer van de veredelingsproducten de zuiveringsaangifte. In het bijzondere geval van de douaneregeling actieve veredeling EX/IM worden echter eerst de verwerkte Uniegoederen (weder)uitgevoerd, en worden daarná de niet-Uniegoederen (grondstoffen) vanwege de douaneregeling actieve veredeling EX/IM zonder betaling van invoerrechten in het vrije verkeer gebracht. De onderhavige aangiften (IM) staan derhalve niet op zichzelf, zij hangen samen met de voorafgaande aangiften (EX) en kunnen niet bestaan zonder die voorafgaande aangiften. De aangiften (IM) zijn van de douaneregeling actieve veredeling EX/IM het sluitstuk van de werking van die regeling. De onderhavige aangiften (IM) kunnen daarom aangemerkt worden als zuiveringsaangiften binnen de douaneregeling actieve veredeling EX/IM, zodat zij in beginsel onder de werking van artikel 103 van de GVo DWU vallen.
21. Gelet op de plaats binnen de werking van de douaneregeling die de zuiveringsaangifte inneemt en de omstandigheid dat de Uniewetgever voor vergissingen in die zuiveringsaangifte een bijzondere regeling heeft opgenomen waarin de douaneschuld teniet gaat, moet het er voor worden gehouden dat ook de vergissingen in de onderhavige EX/IM zuiveringsaangiften een tenietgaan van de douaneschuld tot gevolg hebben wanneer aan alle overige voorwaarden (van artikel 124, eerste lid, onder h, van het DWU en artikel 103 onder d van de GVo DWU) is voldaan. Artikel 103 onder d van de GVo DWU kent geen beperkingen ten aanzien van de gegevens waarin de vergissing heeft plaatsgevonden, zodat ook een vergissing in het selecteren van de aard van de vertegenwoordiging (en daarmee van de persoon van de aangever) onder het begrip vergissing kan vallen. Ter vergelijking wijst de rechtbank op het arrest TEREX, reeds aangehaald, punt 62, waarin het Hof van Justitie het wijzigen van de aangegeven douane
regelingin de zuiveringsaangifte toestond binnen de context van het
herzienvan de aangifte.
22. De vergissing heeft bovendien geen gevolgen gehad voor de zuivering van de regeling, omdat de inlichtingenbladen INF 5 door de bevoegde douaneautoriteiten zijn afgetekend. Gesteld noch gebleken is dat die afschrijvingen op de inlichtingenbladen INF 5 naderhand ongedaan zijn gemaakt. De vergunninghouders dan wel de TORO’s hebben dus niet méér goederen ter zuivering van de douaneregeling actieve veredeling EX/IM kunnen aanbieden dan deze regeling toestond. Ook zijn de douaneautoriteiten niet gehinderd in het uitoefenen van het toezicht op de regeling en de daaronder geplaatste goederen. De gegevens inzake goederengegevens, land van oorsprong, douanewaarde, netto kilogrammen en bescheidnummers in de douaneaangiften zijn door de douaneautoriteiten gecontroleerd en juist bevonden.
23. Gelet op wat hiervoor onder 12 is overwogen ziet de rechtbank geen aanleiding de door eiseres voorgestelde prejudiciële vraag voor te leggen aan het Hof van Justitie.
Conclusie
24. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard. De overige standpunten van eiseres en verweerder behoeven verder geen behandeling.
Proceskostenvergoeding en griffierecht
25. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 2.998 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van het hoorgesprek met een waarde per punt van € 624 en een wegingsfactor 1, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1). Bij deze vaststelling heeft de rechtbank rekening gehouden met de uitspraak van de Hoge Raad van 12 juli 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1060). Bij de vaststelling van de vergoeding van proceskosten is punt 1 van onderdeel B2 van de Bijlage bij het Besluit buiten toepassing gelaten. De vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase is vastgesteld, met toepassing van punt 2 van onderdeel B2 van de Bijlage bij het besluit.
De rechtbank draagt verweerder op het griffierecht van eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de utb;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.998;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.C. Schipper, voorzitter, en mr. G.J. Ebbeling en mr. C. A. Schreuder, leden, in aanwezigheid van M. Brouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is per post verzonden op:

Informatie over hoger beroepEen partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH, Amsterdam, waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.