ECLI:NL:RBNHO:2024:7858

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
96/254686-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen de beslissing tot toepassing van vervangende hechtenis na niet-naleving van taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 juli 2024 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 60 uren opgelegd gekregen, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 30 dagen zou worden toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de taakstraf niet heeft uitgevoerd en dat het Openbaar Ministerie op 29 juni 2024 heeft besloten om de vervangende hechtenis toe te passen. De kennisgeving hiervan is op 16 juli 2024 aan de veroordeelde betekend.

Tijdens de zitting heeft de verdediging aangevoerd dat er sprake was van een vormverzuim, omdat de beslissing tot omzetting van de taakstraf niet door de officier van justitie was ondertekend. De officier van justitie heeft echter ter zitting het vormverzuim hersteld door de beslissing alsnog te ondertekenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bezwaarschrift geacht kan worden gericht te zijn tegen de door de officier van justitie ondertekende beslissing.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het rapport van Reclassering Nederland, waarin werd vermeld dat de veroordeelde zich ongepast had gedragen tegenover de reclasseringsmedewerker. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veroordeelde verwijtbaar de opgelegde taakstraf niet heeft verricht en dat er geen reden was om hem een nieuwe kans te geven. Het bezwaar is ongegrond verklaard en de rechtbank heeft de beslissing van het Openbaar Ministerie bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Alkmaar
parketnummer : 96/254686-23
raadkamernummer : 24-017815
datum : 29 juli 2024
Beslissing van de rechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde] , [hierna te noemen: de veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. C.M. Peeperkorn, advocaat te Amsterdam, (Plantage Middenlaan 10, 1018 DD Amsterdam).

Feiten

De politierechter van deze rechtbank, locatie Haarlem, heeft bij vonnis van 16 februari 2024 de veroordeelde onder meer een taakstraf van 60 uren opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 30 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 29 juni 2024 beslist dat vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 16 juli 2024 aan de veroordeelde in persoon betekend.

Procedure

Het bezwaar is op 17 juli 2024 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 29 juli 2024 het bezwaar op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft de veroordeelde, zijn advocaat, mr. C.M. Peeperkorn en de officier van justitie op zitting gehoord.

Preliminair verweer

Onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 juli 2024 (ECLI:NL:RBLIM:2024:4806) verzoekt de raadsvrouw de veroordeelde niet-ontvankelijk te verklaren in het bezwaarschrift. Er is geen sprake van een rechtsgeldige omzetting, nu die beslissing niet door een officier van justitie is getekend.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie deelt mee dat er inderdaad sprake is van een vormverzuim, dat echter kan worden hersteld. Hij verzoekt de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting voor een kort moment te schorsen, zodat hij de beslissing kan uitprinten en kan tekenen, waarmee het vormverzuim is hersteld.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Het bezwaarschrift zal in dat geval tegen de door de officier van justitie getekende beslissing zijn gericht.
Oordeel rechtbank
De rechter beslist dat het onderzoek ter terechtzitting voor een kort moment wordt geschorst om de officier van justitie de gelegenheid te geven de beslissing tot omzetting te printen en te ondertekenen. Het vormverzuim is daarmee hersteld zonder dat sprake is van enig nadeel voor de veroordeelde. Het bezwaarschrift zal worden beschouwd als te zijn gericht tegen de door de officier van justitie ondertekende beslissing tot omzetting.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt de taakstraf alsnog te verrichten.
De verdediging heeft kort samengevat het volgende aangevoerd:
De veroordeelde erkent dat het niet goed gelopen is met de uitvoering van de taakstraf en heeft daar spijt van. Hij zat in die periode in een vervelende situatie door echtscheiding. Hij heeft een poging gedaan om telefonisch zijn excuus aan te bieden, maar de reclasseringsmedewerker wilde niet met hem praten; de taakstraf was inmiddels teruggestuurd.
Inmiddels is de veroordeelde na tien jaar detentie werkzaam in de bouw en verzoekt hij de rechtbank hem nog een kans te geven om de taakstraf alsnog uit te voeren, eventueel bij de reclassering van een andere regio.

Standpunt van de reclasseringUit het rapport van Reclassering Nederland d.d. 15 mei 2024blijkt dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet heeft verricht. De reclassering vermeldt het volgende.

Nadat betrokkene zich heeft afgemeld voor zijn eerste werkdag, wordt hij aangesproken op de reden van zijn afmelding. Betrokkene blijft bellen en stuurt meerdere berichten via whatsapp. Onder andere stuurt betrokkene: vieze dikke kuthoer dat je bent, vieze Nederlandse hoer dat je bent, vieze Joodse hoer dat je bent, ze moet je kindje verkrachten op school, vuile vieze Nederlandse hoerenkind dat je bent, je ouders moeten doodgaan.Dit gedrag gaat tegen het beleid van de reclassering in. Reclassering Nederland besluit om de werkstraf stop te zetten naar aanleiding van de reactie en gedrag van betrokkene. De werkstraffen zijn dan ook niet uitvoerbaar. Een herkansing vindt RN zeer ongepast.Betrokkene heeft niet gewerkt.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bezwaar ongegrond verklaard dient te worden.

Beoordeling

Het bezwaar is tijdig ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het hiervoor genoemde vonnis;
- het rapport van Reclassering Nederland van 15 mei 2024 met het advies de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
- de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
- het bezwaar van de veroordeelde.
De rechtbank is - gelet op de inhoud van de stukken en op hetgeen tijdens de behandeling naar voren is gekomen - van oordeel dat de veroordeelde verwijtbaar de opgelegde taakstraf niet heeft verricht, zodat de officier van justitie terecht de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis heeft bevolen. De veroordeelde heeft zich op zeer ongepaste en onaangename wijze tegen de reclasseringsmedewerker geuit toen zij hem vertelde dat een kater geen reden is om de taakstraf af te zeggen. Ondanks het feit dat de reclasseringsmedewerker op dat moment nog geen sanctie aan de afzegging van de taakstraf had verbonden, is de veroordeelde op meerdere momenten op grove wijze te keer gegaan tegen de reclasseringsmedewerker, die slechts haar werkzaamheden uitvoert. Vervolgens heeft de veroordeelde zijn energie gestopt in het schrijven van een klacht over de reclasseringsmedewerker in plaats van een excuusbrief. De rechtbank ziet geen enkele reden de veroordeelde een nieuwe laatste kans te geven. De omstandigheid dat de veroordeelde nu vast werk heeft is, gelet op manier waarop hij zich richting de reclasseringswerker heeft gedragen, geen reden om hem alsnog een kans te geven, mede gelet op het feit dat de reclassering – terecht – te kennen heeft gegeven een herkansing ongepast te vinden. Het bezwaar zal ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaar ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door

mr. J.O. Rutten, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2024.