ECLI:NL:RBNHO:2024:7704

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
C/15/354643 KG ZA 24/402
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot cao-overleg en representativiteit van vakbond in kort geding

In deze zaak vordert de Alternatief voor Vakbond (AVV) toelating tot de cao-onderhandelingen tussen Transavia Airlines C.V. en de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV). De voorzieningenrechter wijst de vordering van AVV af, omdat er al een principeakkoord is bereikt tussen Transavia en VNV, waardoor er op dat moment geen onderhandelingen meer plaatsvinden. Daarnaast is niet aangetoond dat AVV een voldoende representatieve vakbond is. De zaak begon met een dagvaarding op 15 juli 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 juli 2024. De voorzieningenrechter oordeelt dat AVV zich te laat heeft gemeld en dat de belangen van Transavia en VNV zwaarder wegen. De voorzieningenrechter concludeert dat AVV niet kan worden toegelaten tot de onderhandelingen, omdat de representativiteit van AVV onvoldoende is aangetoond. De vordering van VNV om zich te voegen aan de zijde van Transavia wordt wel toegestaan, omdat zij belang heeft bij de uitkomst van de procedure. De proceskosten worden toegewezen aan Transavia en VNV, en AVV wordt veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknr./rolnr.: C/15/354643 KG ZA 24/402 (HB)
Uitspraakdatum: 29 juli 2024 (bij vervroeging)
Vonnis in kort geding in de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
Alternatief voor Vakbond,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verder te noemen: AVV,
advocaten: mr. M. Maaijen en mr. P. de Ruiter,
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.,
gevestigd te Schiphol,
gedaagde in de hoofdzaak,
verder te noemen: Transavia,
advocaten: mr. J. Boer en mr. S.H.J. Hogendoorn,
en
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV),
gevestigd te Badhoevedorp,
voegende partij,
advocaat: mr. J.W. Stam.
De zaak in het kort
In deze zaak vordert AVV – kort gezegd – toelating tot het cao-overleg tussen Transavia en VNV (met aanverwante vorderingen). De vorderingen worden afgewezen, omdat tussen Transavia en VNV al een principeakkoord is bereikt, zodat op dit moment geen sprake meer is van onderhandelingen. Bovendien is niet gebleken dat AVV een voldoende representatieve vakbond is.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 juli 2024 met producties;
- de incidentele conclusie tot voeging van VNV (met een productie);
- de conclusie van antwoord met producties van Transavia;
- de akte wijziging van eis met aanvullende producties van AVV;
- de aanvullende producties van VNV;
- de mondelinge behandeling van 22 juli 2024;
- het verweer in het incident tot voeging en de pleitnotities van AVV;
- de pleitnota van Transavia;
- de pleitnota van VNV.
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen de heren [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (bestuurders) namens AVV. Namens Transavia zijn verschenen mevrouw [betrokkene 3] (hoofd P&O) en de heer [betrokkene 4] (lid onderhandelingsdelegatie). VNV is verschenen bij de heren [betrokkene 5] en [betrokkene 6] (bestuurders). Partijen werden ter zitting bijgestaan door hun advocaten.

2.Feiten

2.1.
Transavia exploiteert een luchtvaartmaatschappij die passagiersvluchten uitvoert. Een deel van haar werknemers bestaat uit vliegers.
2.2.
AVV en VNV zijn werknemersverenigingen. Zij hebben vliegers van (onder meer) Transavia onder hun leden. VNV sluit al decennia lang met Transavia de Collectieve arbeidsovereenkomst Transavia Vliegers (hierna: de CAO) af.
2.3.
Volgens de laatste bekende gegevens zijn er op dit moment 716 vliegers bij Transavia in dienst. Hiervan zijn er 603 lid van VNV (84,22%). In een door AVV overgelegde accountantsverklaring van 15 juli 2024 staat dat AVV 135 leden bij Transavia heeft.
2.4.
De laatste CAO had een looptijd van 1 april 2020 tot 1 maart 2022. In januari 2023 zijn Transavia en VNV gesprekken gestart over een nieuwe versie van de CAO. Omdat een akkoord nog niet in zicht was, hebben partijen in september 2023 het Protocol CAO Transavia Vliegers 2023 gesloten, met een looptijd van 1 maart 2023 tot en met 14 oktober 2023. In oktober 2023 zijn de gesprekken stilgelegd, omdat VNV intern geen meerderheid kon vinden voor een grote aanpassing van de binnen Transavia geldende pensioenregeling. In een nieuwsbericht van 19 december 2023 heeft VNV aan haar leden gecommuniceerd dat zij heeft besloten dat het onderwerp pensioenverbetering dat doorvliegen na het 58ste levensjaar behelst, niet langer onderdeel zal uitmaken van de insteek voor een nieuwe CAO.
2.5.
Vanaf april 2024 hebben Transavia en VNV weer verder onderhandeld. Op 7 juni 2024 heeft VNV in een nieuwsflits aan haar leden geschreven
‘Crew- en opleidingstekort Transavia legt bom onder cao-overleg.’In een nieuwsflits van VNV van 5 juli 2024 aan haar leden staat dat het overleg met Transavia stroef is verlopen, maar dat er nu een doorbraak in het cao-overleg is bereikt. Ook staat in die nieuwsflits dat VNV veel punten heeft binnengehaald, maar dat zij over loon, pensioenverhoging en andere wensen nog in gesprek is met Transavia en dat dit het sluitstuk zal worden van de onderhandelingen. Op 15 juli 2024 heeft Transavia aan haar medewerkers en VNV aan haar leden gecommuniceerd dat een akkoord op hoofdlijnen is bereikt over een nieuwe CAO met een looptijd van 16 oktober 2023 tot en met 28 februari 2026, met afspraken op het gebied van loon, pensioenpremie, werk- en rusttijden en maatregelen betreffende instroom van nieuwe vliegers en opleidingen. Dit akkoord moet nog aan de ledenraad van VNV worden voorgelegd.
2.6.
Bij e-mail van 16 juni 2024 en brief van 19 juni 2024 heeft AVV aan Transavia meegedeeld dat een grote groep vliegers van Transavia, op dat moment 134, zich als lid bij haar heeft aangesloten en wenst dat AVV zich aansluit bij de lopende cao-onderhandelingen tussen Transavia en de VNV. AVV heeft in die e-mail voorgesteld om op korte termijn kennis te maken. Ook heeft AVV Transavia daarbij gewezen op de ongelijkheid tussen leden en niet-leden van VNV wat betreft de brevetverliesregeling.
2.7.
Transavia heeft bij e-mail van 25 juni 2024 aan AVV meegedeeld dat zij openstaat voor een nadere kennismaking en dat deze kan plaatsvinden op 5 of 8 juli 2024. AVV heeft daarop bij e-mail van 26 juni 2024 geantwoord dat die data haar niet schikken, onder meer wegens vakantie van haar bestuurder Pikaart. Vervolgens heeft AVV een tegenvoorstel voor een afspraak gedaan.
2.8.
Omdat een kennismaking op korte termijn niet mogelijk bleek, heeft AVV Transavia bij e-mail van 1 juli 2024 gevraagd of zij ervan kan uitgaan dat Transavia met het voortzetten van de cao-gesprekken wacht tot na de kennismaking met AVV. Transavia heeft daarop bij e-mail van 4 juli 2024 geantwoord dat dit niet mogelijk is, omdat Transavia en VNV al in de laatste fase van de onderhandelingen zitten.
2.9.
Op 5 juli 2024 heeft AVV nogmaals aan Transavia gevraagd de lopende cao-onderhandelingen op te schorten en heeft zij Transavia formeel verzocht AVV tot de onderhandelingen toe te laten. Bij e-mail van 10 juni 2024 heeft Transavia meegedeeld dat AVV zich in een zeer laat stadium heeft gemeld en dat eerst enkele stappen moeten worden doorlopen voordat zij met een partij (AVV) in cao-onderhandelingen kan treden, beginnende met een kennismaking. Transavia heeft ook laten weten dat zij niet aan het verzoek tot opschorting kan voldoen, omdat zij ook rekening moet houden met haar onderhandelingspartner VNV.
2.10.
Bij e-mail van 11 juli 2024 heeft AVV bezwaar gemaakt tegen die weigering van Transavia en heeft zij een kort geding procedure aangekondigd waarin zij toelating tot de cao-onderhandelingen zal afdwingen. Bij e-mail van diezelfde datum heeft Transavia meegedeeld dat zij een procedure voorbarig vindt.
2.11.
Bij e-mail van 12 juli 2024 heeft AVV nogmaals gevraagd de onderhandelingen op te schorten om een procedure te vermijden. Zij heeft Transavia daarbij de gelegenheid gegeven om voor het eind van de maand juli 2024 een kennismakingsgesprek met haar te voeren en zelf de representativiteit van AVV te beoordelen. In reactie daarop heeft Transavia bij e-mail van 12 juli 2024 laten weten dat opschorting niet aan de orde kan zijn. Daarna heeft AVV deze procedure aangespannen.
2.12.
Het pensioen van vliegers van Transavia (destijds een DB-regeling) was tot 2016 ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds Transavia Vliegers (SPTV) en werd uitgevoerd door Aegon. Per 1 januari 2016 is Transavia krachtens een cao-afspraak met VNV overgestapt naar een DC-regeling bij pensioenuitvoerder Be Frank. In 2019 zijn de bij SPTV opgebouwde pensioenrechten en pensioenaanspraken via een collectieve waardeoverdracht overgedragen aan Aegon.
2.13.
Bij Transavia bestaan sinds 1 januari 2019 twee brevetverliesregelingen: een regeling in eigen beheer van Transavia, waarbij wordt aangesloten bij een oude (leeftijdsafhankelijke) regeling uit de huidige CAO, en een (niet leeftijdsafhankelijke) regeling via VNV voor haar leden. Laatstgenoemde regeling is ondergebracht bij de Stichting Loss of Licence Transavia-vliegers (SLoTV). Bestuursleden van deze stichting worden door VNV aangewezen, toezichthouders door VNV en Transavia.

3.De vordering in het incident en de verweren daartegen

3.1.
VNV vordert zich in dit kort geding te mogen voegen aan de zijde van Transavia, kosten rechtens.
3.2.
Zij stelt legt aan haar vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij belang heeft bij die voeging, omdat zij nadelige gevolgen kan ondervinden van een mogelijke toewijzing van de door AVV tegen Transavia ingestelde vordering. Als AVV tot de onderhandelingen wordt toegelaten, komt VNV naar zij stelt namelijk in een minder gunstige onderhandelingspositie te verkeren. Bovendien is het van groot belang voor haar leden dat de met Transavia gemaakte afspraken snel worden doorgevoerd.
3.3.
Transavia verzet zich niet tegen de door VNV gevorderde voeging.
3.4.
AVV heeft op de zitting aanvankelijk verweer gevoerd tegen de vordering van VNV, maar heeft dat verweer na beraad ingetrokken.

4.De vordering in de hoofdzaak

4.1.
AVV vordert – na wijziging van de eis – dat de voorzieningenrechter Transavia beveelt AVV toe te laten tot de onderhandeling in het kader van de CAO. Ook wordt gevorderd dat de voorzieningenrechter Transavia verbiedt het op 15 juli 2024 met VNV bereikte onderhandelingsakkoord nader uit te werken in een met VNV te sluiten CAO, voordat AVV bij de onderhandelingen is toegelaten. Verder vordert AVV dat de veroordelingen jegens Transavia ook worden opgelegd aan VNV, indien en voor zover VNV wordt toegelaten in onderhavig geding. Daarnaast heeft AVV nog nadere subsidiaire vorderingen en vordert zij Transavia en VNV te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
AVV legt aan haar vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Transavia ten onrechte heeft geweigerd haar toe te laten tot de cao-onderhandelingen, omdat AVV – mede gelet op haar vertegenwoordigingsgraad van 19,20% van de Transavia vliegers – een representatieve vakbond is. Bovendien zijn de belangen van AVV en haar leden bij toelating tot dat overleg dusdanig groot en urgent, dat die belangen zwaarder wegen dan eventuele belangen van Transavia en/of VNV bij weigering.
4.3.
AVV stelt met name belang te hebben bij toelating tot de onderhandelingen vanwege het onderwerp (indexering van) pensioen en doorvliegen na het 58ste jaar, omdat een substantieel deel van de bij haar aangesloten vliegers binnen vijf jaar de pensioendatum bereikt. Ook heeft zij groot belang bij inbreng op het gebied van de brevetverliesregeling, omdat deze voor niet-VNV leden ongunstiger is en VNV op dat punt niet als een onafhankelijke partij te beschouwen is. Ook wordt hierdoor een financiële drempel voor werknemers opgeworpen om zich aan te sluiten bij een andere vakbond dan VNV. Verder is voor AVV van belang dat zij invloed kan uitoefenen ten aanzien van het tussen Transavia en VNV gesloten onderhandelingsakkoord over instructeurs.
4.4.
Volgens AVV heeft zij een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, omdat de cao-onderhandelingen en het inmiddels gesloten principeakkoord directe gevolgen hebben voor de arbeidsvoorwaarden van de leden van AVV. Het lijkt erop dat Transavia de kennismaking met AVV heeft getraineerd en snel een principeakkoord met VNV heeft gesloten om AVV buiten de deur te houden.

5.De verweren in de hoofdzaak

Transavia
5.1.
Transavia is van mening dat de vordering van AVV moet worden afgewezen en dat AVV in de proceskosten en nakosten moet worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na vonnisdatum.
5.2.
Zij voert aan – kort samengevat – dat er, in ieder geval op dit moment, geen grondslag is voor toelating van AVV tot het cao-overleg. AVV heeft daarbij ook geen spoedeisend belang. AVV heeft zich pas in een laat stadium bij Transavia gemeld. Er ligt inmiddels al een principeakkoord met VNV. Bovendien is eerst een nadere kennismaking met AVV noodzakelijk in het kader waarvan kan worden vastgesteld of AVV representatief is. Vooralsnog lijkt van voldoende representativiteit geen sprake te zijn.
5.3.
Maar ook als AVV wel representatief zou zijn, handelt Transavia niet onrechtmatig als zij AVV niet toelaat tot het overleg, gelet op de betrokken belangen van partijen. Daarbij wijst Transavia onder meer op haar belang om de met VNV gemaakte afspraken over het werven, behouden en opleiden van vliegers snel te kunnen doorvoeren. Zo kan worden voorkomen dat door het tekort aan vliegers structureel start- en landingsslots verloren zullen gaan.
5.4.
Transavia betwist dat zij AVV buiten de deur heeft willen houden.
5.5.
Zij maakt bezwaar tegen de late eiswijziging.
VNV
5.6.
Ook VNV meent dat de vordering van AVV moet worden afgewezen. Zij vordert AVV te veroordelen in de proceskosten.
5.7.
VNV voert aan – kort samengevat – dat AVV geen (spoedeisend) belang heeft bij haar vordering, gelet op het bereikte onderhandelingsakkoord tussen Transavia en VNV. Ook met haar eiswijziging is AVV te laat. Afgezien daarvan ontbreekt iedere rechtsgrond voor de vordering. AVV is niet representatief genoeg, en de door haar aangevoerde belangen zijn onvoldoende om toegang tot cao-onderhandelingen te krijgen.

6.De beoordeling

In het incident
6.1.
Op grond van artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan ieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, vorderen zich daarin te mogen voegen.
6.2.
De voorzieningenrechter heeft de gevorderde voeging ter zitting toestaan, omdat VNV voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij die voeging belang heeft. VNV kan immers nadeel ondervinden van een voor Transavia ongunstige uitkomst van de procedure in de hoofdzaak, in die zin dat VNV daardoor in een minder gunstige onderhandelingspositie kan komen te verkeren en de tussen haar en Transavia al gemaakte afspraken niet snel kan doorvoeren.
6.3.
Bovendien is niet gebleken dat de bij dit kort geding vereiste spoed en de goede procesorde door de voeging van VNV in het gedrang komen.
In de hoofdzaak
Eiswijziging
6.4.
De voorzieningenrechter zal, partijen gehoord, de eiswijziging van AVV toelaten, omdat de goede procesorde door de late indiening van die wijziging (op maandagochtend 22 juli 2024) niet is geschaad. De gewijzigde vordering hangt samen met de oorspronkelijke vordering en Transavia en VNV hebben hier ter zitting voldoende op kunnen reageren.
Spoedeisend belang
6.5.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als AVV daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter het geval, gelet op de aard van de vorderingen. AVV wil op korte termijn worden toegelaten tot (verdere) cao-onderhandelingen en dit kan alleen in een spoedprocedure worden bereikt. De argumenten die in dit kader door Transavia en VNV zijn aangevoerd zien op de inhoudelijk te maken afweging of er grond is voor toelating van AVV en maken dit dus niet anders.
Voorlopig oordeel
6.6.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Juridisch kader
6.7.
Bij de beoordeling van dit geschil geldt als uitgangspunt, dat het in het algemeen aan contractspartijen zelf is om te bepalen of zij een ander tot hun cao-overleg toelaten. Op dit beginsel van contractsvrijheid zijn uitzonderingen mogelijk, wanneer een vakvereniging een groot aantal werknemers in de branche vertegenwoordigt (absolute representativiteit) en representatiever is dan een andere vakbond die bij het overleg betrokken is (relatieve representativiteit). De cao-partijen zijn echter niet zonder meer gehouden om een partij, ook wanneer deze voldoende representatief is, tot het overleg toe te laten, bijvoorbeeld wanneer zij de gerechtvaardigde verwachting hebben dat daardoor dit overleg wegens fundamenteel gebrek aan overeenstemming niet tot resultaat zal kunnen leiden. Naarmate echter de belangen bij toelating tot dit overleg groter of urgenter zijn, zullen de argumenten die voor niet-toelating worden aangevoerd van meer gewicht moeten zijn [1] .
De primaire vordering
6.8.
Vaststaat dat Transavia en VNV op 15 juli 2024 een principeakkoord zijn overeengekomen voor een CAO, dat zal worden voorgelegd aan de ledenraad van VNV. Zelfs als zou worden aangenomen dat AVV voldoende representatief is (wat door Transavia en VNV gemotiveerd wordt betwist en wat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval is, zie hierna onder 6.12. e.v.), zijn Transavia en VNV niet gehouden AVV op dit moment toe te laten tot het cao-overleg. Er zijn immers geen lopende onderhandelingen meer.
6.9.
De voorzieningenrechter merkt daarbij nog op dat haar niet is gebleken dat Transavia AVV buiten de deur heeft willen houden door de kennismaking te traineren. AVV heeft zich pas op 16 juni 2024, dus in een zeer laat stadium van de - al sinds januari 2023 lopende, kennelijk moeizame - onderhandelingen bij Transavia als potentiële onderhandelingspartner gemeld. Transavia heeft haar vervolgens de mogelijkheid geboden om op 5 of 8 juli 2024 kennis te komen maken. AVV heeft om haar moverende redenen van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Gelet op het stadium waarin de onderhandelingen verkeerden had AVV niet van Transavia mogen verwachten dat zij de onderhandelingen met VNV zou opschorten in afwachting van de kennismaking en het onderzoek van Transavia naar de representativiteit van AVV.
6.10.
Er zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook geen aanknopingspunten om aan te nemen dat Transavia snel een akkoord met VNV heeft afgesloten om de toetreding van AVV te frustreren. Uit de feiten die in r.o. 2.4. en 2.5. zijn opgenomen, blijkt dat Transavia en VNV al lang in onderhandeling waren en dat VNV op 5 juli 2024 aan haar leden heeft bericht dat sprake was van een doorbraak in het cao-overleg. Ook uit de door AVV aangevoerde omstandigheid dat Transavia en VNV een langere looptijd van de CAO zijn overeengekomen dan voorheen, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat zij de intentie hadden AVV voor langere tijd buiten spel te zetten.
De subsidiaire vordering/representativiteit
6.11.
Ook in het geval dat de leden van VNV geen toestemming zullen geven voor het gesloten principeakkoord en de onderhandelingen moeten worden opengebroken, of in het geval dat Transavia en VNV de gemaakte afspraken niet aanmelden als CAO bij het Ministerie van Sociale Zaken (zoals bedoeld in de subsidiaire vordering), zal AVV niet kunnen worden toegelaten tot de cao-onderhandelingen. Ook in dat geval blijft staan dat de onderhandelingen al in een zodanig vergevorderd stadium zijn dat het belang van Transavia en VNV om deze samen te kunnen afmaken zwaarwegend is. Daar komt bij dat de voorzieningenrechter niet aannemelijk acht dat AVV op dit moment voldoende representatief is als omschreven in r.o. 6.7. Daartoe overweegt zij het volgende.
6.12.
Bij het beoordelen van de (getalsmatige) representativiteit moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden uitgegaan van het aantal unieke leden dat AVV heeft, dat wil zeggen: leden die niet óók lid zijn van VNV. Immers, voor zover AVV-leden ook lid zijn van VNV, worden hun belangen in het cao-overleg al door VNV vertegenwoordigd. Verder moet het gaan om leden die nog niet met pensioen zijn (actieve leden).
6.13.
Op grond van het door VNV overgelegde (door AVV niet betwiste) ledenoverzicht van VNV staat vast dat 603 van de (per 16 juli 2024) 716 actieve Transavia vliegers lid zijn van VNV. AVV heeft op basis van de door haar overgelegde accountantsverklaring gesteld dat 135 Transavia vliegers lid zijn van AVV, waarmee haar vertegenwoordigingsgraad neerkomt op 19,2%. Dit standpunt is niet houdbaar. Allereerst blijkt uit de accountantsverklaring niet dat de genoemde leden allen vlieger zijn. Zelfs als dit wel zo is, kan het maximale aantal vliegers dat uniek lid is van AVV – AVV heeft ter zitting erkend dat een deel van de bij haar aangesloten vliegers ook lid is van VNV – niet meer zijn dan 113 (716 minus 603). Dit zou neerkomen op een vertegenwoordigingspercentage van 15,7%, beduidend lager dan de ondergrens van 20 tot 25% die in de jurisprudentie wel wordt gehanteerd. Daarbij is echter (onbetwist) nog geen rekening gehouden met een groep van 44 vliegers die altijd ongebonden is geweest. Gesteld noch gebleken is dat alle ongebonden vliegers lid zijn geworden van AVV. Ook is nog geen rekening gehouden met de omstandigheid dat sommige AVV-leden wellicht inmiddels al gepensioneerd zijn. Het werkelijke vertegenwoordigingspercentage is waarschijnlijk dus nog lager dan 15,7% en in ieder geval veel lager dan de vertegenwoordigingsgraad van VNV van 84,22%.
6.14.
AVV heeft – op zichzelf terecht – aangevoerd dat er geen getalsmatige ondergrens is waarmee de representativiteit kan worden vastgesteld (zie conclusie AG De Bock bij het Tui-arrest [2] , r.o. 4.1-4.11) en dat in de juridische literatuur wordt bepleit dat – zeker in een tijd van teruglopende ledenaantallen – andere omstandigheden van het geval meer nadruk moeten krijgen, zoals ervaring en deskundigheid van een vakbond en zijn onafhankelijkheid en gezag bij de werknemers. Nog daargelaten dat deze overwegingen met name een rol spelen in sectoren waarin de vertegenwoordigingsgraad laag is, terwijl die onder de vliegers van Transavia juist zeer hoog is, heeft AVV onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij op deze gebieden een sterkere werknemersvertegenwoordiger is dan VNV. Daarover wordt het volgende overwogen.
6.15.
AVV (opgericht in 2005) heeft aangevoerd 10 jaar ervaring te hebben met collectieve onderhandelingen in de luchtvaart branche. Zij heeft niet betwist dat zij slechts partij is geweest bij één cao in die branche (de KLM Vracht CAO die in 2024 is gesloten). VNV daarentegen houdt zich (onbetwist) al ruim 90 jaar bezig met het vertegenwoordigen van vliegers, sluit al tientallen jaren cao’s af en is ook aangesloten bij internationale vakbondsorganen gericht op vliegers.
6.16.
AVV heeft nog gesteld dat zij een specifieke groep vertegenwoordigt, namelijk de oudere vliegers, maar het is niet zo dat deze geen stem hebben aan de onderhandelingstafel: ook het ledenbestand van VNV bestaat naar VNV (onweersproken en onderbouwd aan de hand van een lijst met lidmaatschapsnummers en verwachte pensioendata) heeft aangevoerd voor een groot deel (namelijk voor 1/3) uit oudere vliegers, zodat de belangen van deze groep niet alleen of vooral door AVV worden behartigd. Dit geldt ook voor het onderwerp pensioen, waarover ook afspraken in het principeakkoord zijn opgenomen. De voorzieningenrechter gaat daarom niet mee in het standpunt van AVV dat zij ten aanzien van de onderwerpen pensioenleeftijd en pensioenindexering een zodanig bijzonder geluid vertegenwoordigt dat Transavia en VNV op die grond gehouden zijn AVV aan de onderhandelingstafel toe te laten.
6.17.
Ook heeft AVV onvoldoende aannemelijk gemaakt dat VNV (in tegenstelling tot AVV) ten opzichte van Transavia niet onafhankelijk is wat betreft het onderwerp van de brevetverliesregeling. De omstandigheid dat VNV een rol heeft bij het aanwijzen van het bestuur en het toezichthoudende orgaan van SLoLTV is daarvoor onvoldoende. Ook staat niet vast dat er op dit moment een zwaarwegend en spoedeisend belang is bij inspraak rondom het onderwerp van de brevetverliesregeling. Transavia heeft onweersproken gesteld dat er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van die regeling en dat er momenteel maar één vlieger langdurig (ongeveer een jaar) arbeidsongeschikt is. Evenmin staat vast dat de brevetverliesregeling ervoor zorgt dat VNV-leden niet naar een andere vakbond overstappen, aangezien het lidmaatschap van VNV ook andere voordelen kent.
6.18.
Kortom, AVV heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij voor een bepaalde categorie werknemers als meer representatief moet worden beschouwd dan VNV of dat er zeer zwaarwegende andere belangen zijn die maken dat AVV naast VNV een plek moet krijgen aan de onderhandelingstafel als het principeakkoord wordt opengebroken of niet op de door AVV genoemde termijn leidt tot een bij het Ministerie van Sociale Zaken aangemelde CAO. Wat AVV verder nog heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
6.19.
Dit betekent dat ook de subsidiaire vordering van AVV moet worden afgewezen.
Proceskosten
6.20.
De proceskosten – inclusief nakosten – komen voor rekening van AVV, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden begroot op:
aan de zijde van Transavia:
vastrecht € 688,00
salaris advocaat € 1.107,00
nakosten
€ 178,00
totaal € 1.973,00
en aan de zijde van VNV:
vastrecht € 688,00
salaris advocaat € 1.107,00
nakosten
€ 178,00
totaal € 1.973,00
6.21.
De door Transavia gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in het incident:
7.1.
staat de voeging van VNV aan de zijde van Transavia toe;
in de hoofdzaak:
7.2.
wijst de vordering van AVV af;
7.3.
veroordeelt AVV tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag worden vastgesteld:
- voor Transavia op een bedrag van € 1.973,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van betaling (voor zover de proceskosten niet voordien zijn voldaan). Als AVV niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, moet AVV € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening;
- voor VNV op een bedrag van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als AVV niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, moet AVV € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening;
7.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.J. Berkers en op 29 juli 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De voorzieningenrechter

Voetnoten

1.zie het AbvaKabo arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4118
2.Hoge Raad 26 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:673