3.3Oordeel van de rechtbankNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de handelingen zoals omschreven in de tenlastelegging, voor zover die zien op het (zich laten) pijpen, het (zich laten) aftrekken en het zich laten penetreren door het slachtoffer, hebben plaatsgevonden, nu de verdachte heeft bekend dat er in de periode van 23 augustus 2021 tot en met 31 augustus 2022 in Den Helder sprake is geweest van dit seksueel contact met het slachtoffer [benadeelde partij] , waarbij tevens sprake was van seksueel binnendringen.
Vervolgens ligt de vraag voor of deze handelingen als ontuchtige handelingen kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Volgens de wetsgeschiedenis strekken de artikelen 245 en 247 Sr tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. De artikelen 245 en 247 Sr beschermen deze jeugdige personen ook tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2010:BK4794) kan onder omstandigheden aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in zijn algemeenheid niet te geven. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever bij de totstandkoming van de artikelen 245 en 247 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen heeft gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard. Hieruit vloeit voort dat het bij de beantwoording van de vraag of sprake is van dergelijke omstandigheden die meebrengen dat seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, in belangrijke mate aankomt op de weging en waardering van de omstandigheden van het geval. De seksuele handelingen die tussen de destijds zestienjarige verdachte en het toen twaalfjarige slachtoffer hebben plaatsgevonden dienen binnen dit kader te worden beoordeeld. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de verdachte en het slachtoffer op praktijkschool [praktijkschool] in Den Helder met elkaar in contact zijn gekomen. Kort daarna is een vriendschappelijke relatie tussen beiden ontstaan, waarin zij onder andere samen naar en van school fietsten en buitenschools samen gameden. De vriendschappelijke relatie tussen de verdachte en het slachtoffer heeft uiteindelijk zes keer geresulteerd in seksueel contact.
Voor de beantwoording van de vraag of de seksuele handelingen ontuchtig waren, is mede van belang of in de seksuele relatie sprake is geweest van dwang, bedreiging of geweld van de kant van de verdachte. Wanneer daarvan sprake is geweest, zou dit een sterk redengevende omstandigheid kunnen zijn voor het aannemen van het ontuchtig karakter van de seksuele handelingen. Volgens het slachtoffer ging de verdachte over zijn grenzen heen, maar durfde hij daar op dat moment niets over te zeggen. Het slachtoffer heeft echter ook verschillende malen verklaard dat wanneer hij zei dat de verdachte moest stoppen met de seksuele handelingen, de verdachte ook stopte met deze handelingen. De verdachte ontkent dat hij het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte en het slachtoffer hadden besproken dat zij bepaalde seksuele handelingen wilden uitproberen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn voor dwang, bedreigingen of geweld in de seksuele relatie tussen de verdachte en het slachtoffer. Voorts kan de rechtbank niet vaststellen dat de handelingen op dat moment niet in overeenstemming met de wil van het slachtoffer waren. Aldus heeft de rechtbank in het dossier geen bewijs aangetroffen voor onvrijwillig seksueel contact tussen de verdachte en het slachtoffer.
De rechtbank dient ook te onderzoeken of het slachtoffer zich, gelet op het leeftijdsverschil tussen hen beiden, ten opzichte van de verdachte in een zodanig ondergeschikte positie bevond dat hij zich daarom in redelijkheid niet aan de seksuele handelingen heeft kunnen onttrekken. Het dossier bevat slechts beperkt informatie over het ontwikkelingsniveau van het slachtoffer. Wel is bekend dat het slachtoffer praktijkonderwijs volgt.
De rechtbank constateert op basis van de informatie in het dossier dat, hoewel de verdachte in kalenderjaren bijna vier jaar ouder is dan het slachtoffer, de werkelijke leeftijd waarop de verdachte functioneert, veel lager ligt. Uit het pro Justitia rapport van GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] komt naar voren dat de verdachte wat betreft algemene cognitieve vaardigheden functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau (Totaal IQ 67) en sociaal-emotioneel op een veel jonger leeftijdsniveau functioneert. Dit komt overeen met de indruk die de rechtbank van de verdachte heeft gekregen tijdens het onderzoek op de zitting.
Zoals hiervoor overwogen, kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken, wanneer bijvoorbeeld die handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschilden. Ook andere aspecten kunnen een rol spelen bij de beantwoording van de vraag of in casu sprake is van een ontuchtig karakter. De rechtbank acht, zoals eerder overwogen, onvoldoende bewijs aanwezig voor onvrijwillig seksueel contact tussen de verdachte en het slachtoffer. Daarnaast constateert de rechtbank dat er weliswaar leeftijdsverschil van drie jaren en tien maanden is tussen de verdachte en het slachtoffer, maar dat eveneens is komen vast te staan dat de verdachte functioneert op een leeftijd ver beneden zijn kalenderleeftijd. De rechtbank kan op grond van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de verdachte daarom niet vaststellen dat sprake was van een verschil in functioneren waardoor de verdachte een dominante positie heeft ingenomen ten opzichte van het slachtoffer.
Gelet op de vaststelling dat sprake was van een vriendschappelijke relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, de omstandigheid dat niet is gebleken dat in deze relatie sprake is geweest van dwang, bedreiging of geweld en gelet op het sterk achtergebleven ontwikkelingsniveau van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden het ontuchtig karakter van de seksuele handelingen ontbreekt.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot vrijspraak van de ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank wil benadrukken dat zij met dit oordeel niet zegt dat het slachtoffer in het seksuele contact dat hij heeft gehad met de verdachte geen vervelende ervaring heeft gehad. Dat gelooft de rechtbank zeker. De rechtbank moet echter kijken of wat op wettige en overtuigende wijze kan worden vastgesteld ook in juridische zin de strafbare feiten oplevert zoals verdachte die worden verweten. Hiervoor heeft de rechtbank uitgelegd dat zij die conclusie niet kan trekken.