ECLI:NL:RBNHO:2024:7552

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
15.112468.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling tijdens politieachtervolging

Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een politieachtervolging. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, bedreiging met zware mishandeling, diefstal in vereniging en het weigeren van een bloedonderzoek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 1 mei 2023 met hoge snelheid op een politievoertuig afreed, waardoor de politieagenten moesten uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Dit leidde tot de beschuldiging van poging tot zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere beschuldigingen, maar achtte de bedreiging met zware mishandeling wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en het gevaar dat de verdachte voor de politieagenten en het overige verkeer had veroorzaakt. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de betrokken politieagenten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/112468-23 (P)
Uitspraakdatum: 18 juli 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 juli 2024 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
vertrokken, onbekend waarheen,
opgegeven postadres:
[postadres],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.P. Visser, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. S.L. Sarin, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
primair
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te Rozenburg, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (assistent beveiliging bij de Nationale Politie te Haarlemmermeer) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een personenauto met hoge snelheid is afgereden/ingereden op het voertuig waarin die [slachtoffer 1] zat (waarbij die [slachtoffer 1] het trottoir op moest rijden om een aanrijding te voorkomen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te Rozenburg, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (assistent beveiliging bij de Nationale Politie te Haarlemmermeer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
terwijl hij met hoge snelheid reed, op het stilstaande voertuig waarin die [slachtoffer 1] zat in te sturen/rijden (waarbij die [slachtoffer 1] het trottoir op moest rijden om een aanrijding te voorkomen);
Feit 2
primair
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te Heemstede, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (hoofdagenten bij de politie Eenheid Noord-Holland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met een rijdende personenauto sterk naar rechts heeft (in)gestuurd in de richting van het naast zijn, verdachtes, voertuig rijdende (dienst)voertuig waarin die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zaten (waarbij die [slachtoffer 3] - die het (dienst)voertuig bestuurde - sterk op de rem moest om een aanrijding te voorkomen) en/of
- met een rijdende personenauto (hard) heeft geremd terwijl het (dienst)voertuig waarin die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zaten achter hem reed (waarbij die [slachtoffer 3] - die het (dienst)voertuig bestuurde - sterk op de rem moest om een aanrijding te voorkomen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te Heemstede, althans in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (hoofdagenten bij de politie Eenheid Noord-Holland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- met een rijdende personenauto sterk naar rechts te sturen in de richting van het naast zijn, verdachtes, voertuig rijdende (dienst)voertuig waarin die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zaten (waarbij die [slachtoffer 3] - die het (dienst)voertuig bestuurde - sterk op de rem moest om een aanrijding te voorkomen) en/of
- met een rijdende personenauto (hard) te remmen terwijl het (dienst)voertuig waarin die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zaten achter hem reed (waarbij die [slachtoffer 3] - die het (dienst)voertuig bestuurde - sterk op de rem moest om een aanrijding te voorkomen);
Feit 3
primair
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te Aalsmeerderbrug, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] (inspecteur bij de politie Eenheid Noord-Holland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
terwijl hij reed met hoge snelheid, op het stilstaande voertuig waarin die [slachtoffer 4] zat heeft ingestuurd/ingereden (waarbij die [slachtoffer 4] zijn voertuig naar links moest sturen om een aanrijding te voorkomen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te Aalsmeerderbrug, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, [slachtoffer 4] (inspecteur bij de politie Eenheid Noord-Holland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door, terwijl hij met hoge snelheid reed, op het stilstaande voertuig waarin die [slachtoffer 4] zat in te sturen/rijden (waarbij die [slachtoffer 4] zijn voertuig naar links moest sturen om een aanrijding te voorkomen);
Feit 4
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te Zandvoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een busje (merk Volkswagen California Beach, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 5
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te Haarlem, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 primair en subsidiair, 2 primair, 3 primair en subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat met betrekking tot feit 1 en 3 in het dossier teveel onduidelijkheden bestaan over wat er precies is gebeurd. De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 bepleit dat de handelingen van de verdachte niet onder een poging tot zware mishandeling, maar onder bedreiging vallen. Als de verdachte had gewild, dan had hij de politieagenten immers kunnen raken. Voorts heeft de raadsman bepleit dat de verdachte bij het onder 4 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken van het medeplegen, omdat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman bepleit dat het bloed niet is afgenomen in het kader van de Wegenverkeerswet 1994, maar in het kader van het Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 2 primair en feit 3 primairDe rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal de verdachte hiervan vrijspreken. Voor de motivering van deze vrijspraak verwijst de rechtbank naar de bewijsoverwegingen hieronder, waarin wordt uitgelegd welke gedragingen van de verdachte de rechtbank bewezen acht en hoe deze worden gekwalificeerd.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Nadere bewijsoverweging feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3 subsidiair en feit 4
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 mei 2023 rond 01:50 uur zagen de beveiligers van Center Parcs Zandvoort een Volkswagen California Beach, naar later blijkt bestuurd door de verdachte, met hoge snelheid de parkeerplaats afrijden. Gezien het vermoeden van diefstal hebben zij 112 gebeld, waarna meerdere eenheden van de politie het voertuig waar de verdachte in reed tot stilstand probeerden te brengen. Tijdens de achtervolging door de politie reed de verdachte door onder meer Heemstede, Rozenburg en Aalsmeerderbrug. De achtervolging eindigde rond 02:17 uur in het Amsterdamse bos in Amstelveen.
Heemstede
Op de Zandvoortselaan in Aerdenhout werden verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door de verdachte ingehaald, waarna zij via het transparante stopbord een stopteken toonden. De verdachte gaf hieraan geen gehoor en reed met hoge snelheid en door rode verkeerslichten verder richting de Heemsteedse Dreef in Heemstede. Bij het uitkomen van de bocht de Heemsteedse Dreef op raakte de verdachte de middenberm, waardoor de verbalisanten ruimte zagen om naast hem te gaan rijden. Zij keken de verdachte aan en hij hen, waarna de verdachte een stuurbeweging maakte richting hun voertuig. Verbalisant [slachtoffer 3] moest hard op de rem om een botsing te voorkomen. Verderop bij de overgang van de Heemsteedse Dreef, richting de Cruquiusweg, trapte de verdachte hard op zijn rem terwijl verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] achter hem reden. Hierdoor moesten zij eveneens hard remmen. De verdachte vervolgde zijn weg met zeer hoge snelheid en door rode verkeerslichten in de richting van Aalsmeer, via Hoofddorp.
Rozenburg
Verbalisant [slachtoffer 1] kreeg van het operationeel centrum de opdracht om positie in te nemen op de Aalsmeerderweg in Rozenburg. Verbalisant [slachtoffer 1] stond op de kruising van de Kruisweg en de Aalsmeerderweg toen hij de verdachte over de Kruisweg aan zag komen rijden. De verdachte reed met hoge snelheid recht op de verbalisant af en de verbalisant moest het trottoir oprijden om te voorkomen dat hij geraakt zou worden door de verdachte.
Aalsmeerderbrug
Na deze gevaarlijke manoeuvre vervolgde de verdachte zijn weg naar Aalsmeerderbrug, waar verbalisant [slachtoffer 4] positie had ingenomen op een rotonde. De verdachte reed op verbalisant [slachtoffer 4] af, die zijn dienstvoertuig opzij moest sturen en gas bij moest geven om te voorkomen dat de verdachte op hem in zou rijden.
De verdachte is uiteindelijk in het Amsterdamse bos in Amstelveen tot stilstand gekomen door een lekke band.
Feit 1 primair (Rozenburg)
Aan de verdachte is primair een poging tot zware mishandeling ten laste gelegd. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisant. De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat geen bewijs voorhanden is dat de verdachte op de verbalisant is afgereden met als doel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de verbalisant (vol opzet). De vraag is vervolgens of voorwaardelijk opzet kan worden aangenomen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
In dit verband wordt het volgende overwogen. Uit de aangifte gedaan door verbalisant [slachtoffer 1] blijkt dat de verdachte met hoge snelheid recht op hem af kwam rijden. De verbalisant moest gas geven en het trottoir oprijden om een aanrijding te voorkomen. Deze verklaring wordt ondersteund door de bodycambeelden en door de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], waaruit blijkt dat de verdachte kort voordat hij op [slachtoffer 1] afreed snelheden van 120 kilometer per uur reed. De verdachte heeft op geen enkel moment gas teruggenomen en is niet uitgeweken, maar in volle vaart doorgereden. De rechtbank is gelet op het voorgaande, in het bijzonder de snelheid waarmee de verdachte kort voor het afrijden op [slachtoffer 1] reed en de omstandigheid dat [slachtoffer 1] enkel het trottoir kon oprijden, van oordeel dat door het handelen van de verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] bestond. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat met een auto aanzienlijk letsel aan een ander kan worden toegebracht indien het tot een aanrijding met een ander voertuig komt. De rechtbank concludeert dan ook dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] bestond.
Het gevaar van het handelen van de verdachte moet voor de verdachte, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest. Uit de gedragingen van de verdachte leidt de rechtbank af dat de verdachte deze kans ook heeft aanvaard. Door met hoge snelheid op een andere auto af te rijden en niet uit te wijken, heeft de verdachte het risico op de koop toegenomen dat hij aan een ander zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Dat [slachtoffer 1] desondanks geen (zwaar lichamelijk) letsel heeft opgelopen, betekent dat geen sprake is van een voltooid delict, maar van een poging tot zware mishandeling. De rechtbank acht daarmee het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 subsidiair (Heemstede)
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het strafdossier blijkt dat de verbalisanten moesten uitwijken toen zij naast de verdachte reden en de verdachte richting hun voertuig stuurde en vervolgens hard moesten remmen toen de verdachte voor hen reed en plotseling op de rem trapte. Echter blijkt uit het strafdossier niet van concrete andere gevaarzettende omstandigheden waaruit volgt dat en in welke mate een ongeval waarschijnlijk was en dat daarbij de kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. De Heemsteedse Dreef is immers een brede weg met ruime mogelijkheden voor de verbalisanten om uit te wijken. Bovendien blijkt uit het dossier niet welke snelheid op het moment van het insturen en het remmen door de verdachte werd gereden. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat sprake was van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de politieagenten.
De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde bedreigingen met zware mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen. Door sterk in te sturen op het dienstvoertuig van de verbalisanten terwijl zijn naast de verdachte reden en door sterk te remmen terwijl de verbalisanten op hoge snelheid achter de verdachte reden, kon bij de verbalisanten in redelijkheid de vrees ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. Beide verbalisanten hebben de situatie ook als bedreigend ervaren, wat blijkt uit hun aangiftes en het proces-verbaal van bevindingen. De verdachte heeft, door met zijn voertuig in te sturen richting het dienstvoertuig, terwijl hij wist dat de verbalisanten naast hem reden, en door hard te remmen terwijl hij wist dat de verbalisanten achter hem reden, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze vrees zou ontstaan. Uit het strafdossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat de verdachte er alles aan gelegen was om aan de verbalisanten te ontkomen.
Feit 3 subsidiair (Aalsmeerderbrug)
De rechtbank acht het onder 3 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het strafdossier blijkt dat verbalisant [slachtoffer 4], op het moment dat de verdachte kwam aanrijden, opzij moest sturen voor de verdachte. Uit het dossier blijkt ook dat de verbalisant, nadat de verdachte hem was gepasseerd, zijn snelheid heeft verhoogd en met zijn voertuig met opzet het voertuig van de verdachte heeft geraakt in een vergeefse poging om hem te doen stoppen. Daaruit komt bij de rechtbank het beeld naar voren dat de snelheid die de verdachte op dat moment reed niet heel hoog kan zijn geweest. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld welke snelheid de verdachte reed, welke manoeuvre de verbalisant precies heeft gemaakt om de verdachte te ontwijken en welke manoeuvreerruimte de verbalisant daarbij had. De rechtbank is daarom onder die omstandigheden van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat sprake was van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisant.
De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde bedreiging met zware mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen. Door op het politievoertuig af te rijden, kon bij de verbalisant in redelijkheid de vrees ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De verbalisant heeft de situatie ook als bedreigend ervaren, wat blijkt uit zijn aangifte en het proces-verbaal van bevindingen. De verdachte heeft, door zijn voertuig in te sturen richting de rijstrook waar de verbalisant in zijn stilstaande dienstvoertuig zat, zonder snelheid te minderen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze vrees zou ontstaan. Uit het strafdossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting blijkt dat de verdachte er alles aan gelegen was om aan de verbalisanten te ontkomen.
Feit 4
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de Volkswagen California Beach heeft weggenomen van de parkeerplaats van Center Parcs Zandvoort. Uit de omschrijving van de camerabeelden blijkt dat twee mannen het parkeerterrein opliepen en dat de verdachte achter het stuur plaatsnam, kort daarna gevolgd door een andere man die plaatsnam op de passagiersstoel. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij door die andere man is opgehaald om naar Zandvoort te gaan om het busje weg te rijden, dat hij er 50 euro voor zou krijgen, dat de andere man het busje heeft klaargemaakt en hem de sleutel heeft gegeven en dat hij wist dat het een gestolen voertuig betrof. De rechtbank leidt hieruit af dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander de Volkswagen California Beach heeft gestolen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 primair
hij op 1 mei 2023 te Rozenburg, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (assistent beveiliging bij de Nationale Politie te Haarlemmermeer) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een personenauto met hoge snelheid is afgereden op het voertuig waarin die [slachtoffer 1] zat waarbij die [slachtoffer 1] het trottoir op moest rijden om een aanrijding te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2 subsidiair
hij op 1 mei 2023 te Heemstede [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (hoofdagenten bij de politie Eenheid Noord-Holland) heeft bedreigd met zware mishandeling, door
- met een rijdende personenauto sterk naar rechts te sturen in de richting van het naast zijn, verdachtes, voertuig rijdende dienstvoertuig waarin die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zaten, waarbij die [slachtoffer 3] - die het dienstvoertuig bestuurde - sterk op de rem moest om een aanrijding te voorkomen en
- met een rijdende personenauto hard te remmen terwijl het dienstvoertuig waarin die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zaten achter hem reed, waarbij die [slachtoffer 3] - die het dienstvoertuig bestuurde - sterk op de rem moest om een aanrijding te voorkomen;
Feit 3 subsidiair
hij op 1 mei 2023 te Aalsmeerderbrug, [slachtoffer 4] (inspecteur bij de politie Eenheid Noord-Holland) heeft bedreigd met zware mishandeling, door op het stilstaande voertuig waarin die [slachtoffer 4] zat af te rijden, waarbij die [slachtoffer 4] zijn voertuig naar links moest sturen om een aanrijding te voorkomen;
Feit 4
hij op 1 mei 2023 te Zandvoort, tezamen en in vereniging met een ander, een busje (merk Volkswagen California Beach, kenteken [kenteken]), dat aan [slachtoffer 5], toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 5
hij op 1 mei 2023 te Haarlem als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: poging tot zware mishandeling;
Feit 2: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 3: bedreiging met zware mishandeling;
Feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 5: overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, verminderd met de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op te leggen voor de duur van twee jaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen als stok achter de deur.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich ‘s nachts samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een personenauto. Vervolgens is hij op de vlucht geslagen voor de politie, hetgeen heeft geresulteerd in een ongeveer twintig minuten durende gevaarlijke achtervolging over meerdere wegen binnen en buiten de bebouwde kom. De verdachte is kilometers lang achtervolgd door verschillende politievoertuigen, heeft daarbij meerdere verkeersovertredingen gemaakt, waaronder veel te hard en door rood rijden en is meermaals (met hoge snelheid) op dienstvoertuigen afgereden. Enkel door adequate reacties van de politieagenten konden ongevallen worden voorkomen. Ook het overige verkeer is tijdens de achtervolging in gevaar gebracht door de rijstijl van verdachte. Uiteindelijk is de achtervolging tot een einde gekomen, omdat de verdachte met een lekke band tot stilstand kwam in het Amsterdamse bos in Amstelveen. Dat er geen gewonden zijn gevallen is niet aan het handelen van de verdachte te danken. Zoals de verdachte zelf op de zitting heeft verklaard, was hem er alles aan gelegen om aan de politie te ontkomen. Hij heeft koste wat kost willen ontkomen aan de politie en daarbij zijn eigen belangen vooropgesteld ten koste van de veiligheid van de agenten die hun werk uitvoerden. Vervolgens weigerde de verdachte medewerking te verlenen aan het bloedonderzoek. De rechtbank acht deze feiten zeer ernstig. Gelet op het voorgaande kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij haar beslissing kennis genomen van het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 10 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor verkeers- en geweldsfeiten is veroordeeld.
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en gekeken naar straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken. Bij een bedreiging door in te rijden op een persoon wordt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 4 maanden gehanteerd.
Alles afwegende acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 15 (vijftien) maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 (twee) jaar passend en geboden. Door drie verbalisanten op deze wijze te bedreigen en te proberen aan één verbalisant zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, waarbij verdachte zijn auto als (dreig)wapen heeft ingezet, acht de rechtbank het passend dat hierop een strafrechtelijke sanctie volgt.

7.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben elk een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten hebben geleden.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 300,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: bedreiging met zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,-ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 300,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde feit. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: bedreiging met zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 300,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde feit. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 subsidiair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: bedreiging met zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 57, 63, 285, 302, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 163, 176, 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 primair en 3 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 5 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 10 (tien) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 300,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 6 (zes) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 300,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 6 (zes) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 300,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 4]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 6 (zes) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rigter, voorzitter,
mr. G.M.G. Hink en mr. E.L. Hoogstraate, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.D.C. Schoenmaker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2024.