3.3.3.Nadere bewijsoverweging feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3 subsidiair en feit 4
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 mei 2023 rond 01:50 uur zagen de beveiligers van Center Parcs Zandvoort een Volkswagen California Beach, naar later blijkt bestuurd door de verdachte, met hoge snelheid de parkeerplaats afrijden. Gezien het vermoeden van diefstal hebben zij 112 gebeld, waarna meerdere eenheden van de politie het voertuig waar de verdachte in reed tot stilstand probeerden te brengen. Tijdens de achtervolging door de politie reed de verdachte door onder meer Heemstede, Rozenburg en Aalsmeerderbrug. De achtervolging eindigde rond 02:17 uur in het Amsterdamse bos in Amstelveen.
Heemstede
Op de Zandvoortselaan in Aerdenhout werden verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door de verdachte ingehaald, waarna zij via het transparante stopbord een stopteken toonden. De verdachte gaf hieraan geen gehoor en reed met hoge snelheid en door rode verkeerslichten verder richting de Heemsteedse Dreef in Heemstede. Bij het uitkomen van de bocht de Heemsteedse Dreef op raakte de verdachte de middenberm, waardoor de verbalisanten ruimte zagen om naast hem te gaan rijden. Zij keken de verdachte aan en hij hen, waarna de verdachte een stuurbeweging maakte richting hun voertuig. Verbalisant [slachtoffer 3] moest hard op de rem om een botsing te voorkomen. Verderop bij de overgang van de Heemsteedse Dreef, richting de Cruquiusweg, trapte de verdachte hard op zijn rem terwijl verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] achter hem reden. Hierdoor moesten zij eveneens hard remmen. De verdachte vervolgde zijn weg met zeer hoge snelheid en door rode verkeerslichten in de richting van Aalsmeer, via Hoofddorp.
Rozenburg
Verbalisant [slachtoffer 1] kreeg van het operationeel centrum de opdracht om positie in te nemen op de Aalsmeerderweg in Rozenburg. Verbalisant [slachtoffer 1] stond op de kruising van de Kruisweg en de Aalsmeerderweg toen hij de verdachte over de Kruisweg aan zag komen rijden. De verdachte reed met hoge snelheid recht op de verbalisant af en de verbalisant moest het trottoir oprijden om te voorkomen dat hij geraakt zou worden door de verdachte.
Aalsmeerderbrug
Na deze gevaarlijke manoeuvre vervolgde de verdachte zijn weg naar Aalsmeerderbrug, waar verbalisant [slachtoffer 4] positie had ingenomen op een rotonde. De verdachte reed op verbalisant [slachtoffer 4] af, die zijn dienstvoertuig opzij moest sturen en gas bij moest geven om te voorkomen dat de verdachte op hem in zou rijden.
De verdachte is uiteindelijk in het Amsterdamse bos in Amstelveen tot stilstand gekomen door een lekke band.
Feit 1 primair (Rozenburg)
Aan de verdachte is primair een poging tot zware mishandeling ten laste gelegd. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisant. De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat geen bewijs voorhanden is dat de verdachte op de verbalisant is afgereden met als doel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de verbalisant (vol opzet). De vraag is vervolgens of voorwaardelijk opzet kan worden aangenomen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
In dit verband wordt het volgende overwogen. Uit de aangifte gedaan door verbalisant [slachtoffer 1] blijkt dat de verdachte met hoge snelheid recht op hem af kwam rijden. De verbalisant moest gas geven en het trottoir oprijden om een aanrijding te voorkomen. Deze verklaring wordt ondersteund door de bodycambeelden en door de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], waaruit blijkt dat de verdachte kort voordat hij op [slachtoffer 1] afreed snelheden van 120 kilometer per uur reed. De verdachte heeft op geen enkel moment gas teruggenomen en is niet uitgeweken, maar in volle vaart doorgereden. De rechtbank is gelet op het voorgaande, in het bijzonder de snelheid waarmee de verdachte kort voor het afrijden op [slachtoffer 1] reed en de omstandigheid dat [slachtoffer 1] enkel het trottoir kon oprijden, van oordeel dat door het handelen van de verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] bestond. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat met een auto aanzienlijk letsel aan een ander kan worden toegebracht indien het tot een aanrijding met een ander voertuig komt. De rechtbank concludeert dan ook dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] bestond.
Het gevaar van het handelen van de verdachte moet voor de verdachte, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest. Uit de gedragingen van de verdachte leidt de rechtbank af dat de verdachte deze kans ook heeft aanvaard. Door met hoge snelheid op een andere auto af te rijden en niet uit te wijken, heeft de verdachte het risico op de koop toegenomen dat hij aan een ander zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Dat [slachtoffer 1] desondanks geen (zwaar lichamelijk) letsel heeft opgelopen, betekent dat geen sprake is van een voltooid delict, maar van een poging tot zware mishandeling. De rechtbank acht daarmee het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 subsidiair (Heemstede)
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het strafdossier blijkt dat de verbalisanten moesten uitwijken toen zij naast de verdachte reden en de verdachte richting hun voertuig stuurde en vervolgens hard moesten remmen toen de verdachte voor hen reed en plotseling op de rem trapte. Echter blijkt uit het strafdossier niet van concrete andere gevaarzettende omstandigheden waaruit volgt dat en in welke mate een ongeval waarschijnlijk was en dat daarbij de kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. De Heemsteedse Dreef is immers een brede weg met ruime mogelijkheden voor de verbalisanten om uit te wijken. Bovendien blijkt uit het dossier niet welke snelheid op het moment van het insturen en het remmen door de verdachte werd gereden. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat sprake was van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de politieagenten.
De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde bedreigingen met zware mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen. Door sterk in te sturen op het dienstvoertuig van de verbalisanten terwijl zijn naast de verdachte reden en door sterk te remmen terwijl de verbalisanten op hoge snelheid achter de verdachte reden, kon bij de verbalisanten in redelijkheid de vrees ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. Beide verbalisanten hebben de situatie ook als bedreigend ervaren, wat blijkt uit hun aangiftes en het proces-verbaal van bevindingen. De verdachte heeft, door met zijn voertuig in te sturen richting het dienstvoertuig, terwijl hij wist dat de verbalisanten naast hem reden, en door hard te remmen terwijl hij wist dat de verbalisanten achter hem reden, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze vrees zou ontstaan. Uit het strafdossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat de verdachte er alles aan gelegen was om aan de verbalisanten te ontkomen.
Feit 3 subsidiair (Aalsmeerderbrug)
De rechtbank acht het onder 3 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het strafdossier blijkt dat verbalisant [slachtoffer 4], op het moment dat de verdachte kwam aanrijden, opzij moest sturen voor de verdachte. Uit het dossier blijkt ook dat de verbalisant, nadat de verdachte hem was gepasseerd, zijn snelheid heeft verhoogd en met zijn voertuig met opzet het voertuig van de verdachte heeft geraakt in een vergeefse poging om hem te doen stoppen. Daaruit komt bij de rechtbank het beeld naar voren dat de snelheid die de verdachte op dat moment reed niet heel hoog kan zijn geweest. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld welke snelheid de verdachte reed, welke manoeuvre de verbalisant precies heeft gemaakt om de verdachte te ontwijken en welke manoeuvreerruimte de verbalisant daarbij had. De rechtbank is daarom onder die omstandigheden van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat sprake was van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisant.
De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde bedreiging met zware mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen. Door op het politievoertuig af te rijden, kon bij de verbalisant in redelijkheid de vrees ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De verbalisant heeft de situatie ook als bedreigend ervaren, wat blijkt uit zijn aangifte en het proces-verbaal van bevindingen. De verdachte heeft, door zijn voertuig in te sturen richting de rijstrook waar de verbalisant in zijn stilstaande dienstvoertuig zat, zonder snelheid te minderen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze vrees zou ontstaan. Uit het strafdossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting blijkt dat de verdachte er alles aan gelegen was om aan de verbalisanten te ontkomen.
Feit 4
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de Volkswagen California Beach heeft weggenomen van de parkeerplaats van Center Parcs Zandvoort. Uit de omschrijving van de camerabeelden blijkt dat twee mannen het parkeerterrein opliepen en dat de verdachte achter het stuur plaatsnam, kort daarna gevolgd door een andere man die plaatsnam op de passagiersstoel. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij door die andere man is opgehaald om naar Zandvoort te gaan om het busje weg te rijden, dat hij er 50 euro voor zou krijgen, dat de andere man het busje heeft klaargemaakt en hem de sleutel heeft gegeven en dat hij wist dat het een gestolen voertuig betrof. De rechtbank leidt hieruit af dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander de Volkswagen California Beach heeft gestolen.