Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 juli 2024 in de zaak tussen
[verzoekster] , uit [plaats 1] , verzoekster
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Zij heeft vervolgens 4,5 maand in Rotterdam verbleven, waar haar zoontje vanaf januari 2024 ook naar school is geweest. Vervolgens heeft zij, naar eigen zeggen, 1,5 maand in Amsterdam bij iemand op een kamer verbleven en via deze eigenaar is zij in Zaandam op de Westzijde terecht gekomen, waar vooral Nigeriaanse mannen verbleven. Na een nachtje heeft zij zich op 16 mei 2024 bij het wijkteam gemeld omdat zij daar niet wilde verblijven. Die heeft haar geadviseerd zich bij de IND te melden.
Verzoekster is vervolgens weer terug gegaan naar Amsterdam. Op 4 juni 2023 moest zij, naar eigen zeggen, daar weer vertrekken, waarna zij weer naar het adres in Zaandam is vertrokken.
In het belang van een stabiele, veilige basis voor haar zoon wordt een warme overdracht aan Rotterdam gedaan. Hier was het langste verblijf, de school in Rotterdam heeft een zorgplicht en het heeft voorkeur haar zoon niet te veel wisselingen te laten maken.
– samengevat – zelfredzaam is en niet gebonden is aan de gemeente Zaanstad. De belangen van verzoekster en haar zoon leiden niet tot een ander oordeel. Verzoekster is in staat gebleken zelf verblijf te regelen en heeft zichzelf in de huidige situatie gebracht.
Er is verder sprake van een liefdevolle band tussen verzoekster en haar zoon en verzoekster voorziet in de basisbehoeften. Haar zoon mist zijn zusje. Hij heeft geen significante band met zijn Nederlandse vader. Suriname biedt een stabieler sociaal netwerk. Indien verzoekster een verblijfsvergunning krijgt, zal zij vanuit Suriname eerst een verblijfsadres moeten organiseren, zodat zij zich kan inschrijven en een BSN kan aanvragen. Volgens verweerder vloeit er geen verplichting voort uit artikel 8 van het EVRM om verzoekster en haar zoon toe te laten tot de maatschappelijke opvang dan wel van woonruimte te voorzien. De positieve verplichting van de overheid om het recht op privé leven te beschermen gaat niet zo ver dat op de overheid een zorgplicht rust om onderdak en voorzieningen te bieden aan iemand die zelfredzaam moet worden geacht. De gedurende het onderzoek geboden noodopvang dienen verzoekster en haar zoon per 8 juli 2024 te verlaten.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Is er aanleiding voor twijfel aan de conclusie dat verzoekster zelfredzaam is?
Verder is niet gebleken dat verzoekster er alles aan doet of heeft gedaan om woonruimte te vinden voor haar en haar zoon en een inkomen te verkrijgen. Uit hetgeen zij daar desgevraagd ter zitting over heeft verklaard, volgt dat zij vooral rekent op actie door derden. Uit de beschikbare informatie komt een beeld naar voren dat verzoekster pas acteert, wanneer het haar duidelijk wordt dat zij ergens niet meer kan blijven. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het moment van het aanvragen van een verblijfsvergunning bij de IND. Maar ook uit de omstandigheid dat zij inmiddels al vijf weken in de noodopvang verblijft, zonder zich zichtbaar in te spannen om andere woonruimte of een inkomen te krijgen. De enkele stelling dat zij wel rondkijkt acht de voorzieningenrechter onvoldoende voor een ander oordeel en vooralsnog ook weinig geloofwaardig. Van door verzoekster verrichte sollicitaties of zoekacties naar verblijfadressen is in zijn geheel niet gebleken.
Bij deze stand van zaken heeft verweerder het belang van verzoekster en haar zoon niet hoeven laten prevaleren boven het publieke belang om schaarse publieke middelen op een goede wijze te besteden aan degenen die daadwerkelijk ondersteuning behoeven.
Verweerder heeft aangeboden verzoekster te helpen met een terugkeer naar Suriname.
De voorzieningenrechter neemt in aanmerking dat verzoekster en haar zoon in Suriname een stabiele basis hebben. Er is daar familie en verzoekster had daar bovendien een baan en een woning. Vanuit daar kan dan de beslissing van het IND worden afgewacht en kunnen de nodige voorbereidingen voor eventuele terugkeer worden getroffen. Niet valt in te zien dat haar vierjarige zoontje baat zou hebben bij (langer) verblijf in een (nood)opvangsituatie in Nederland. Hij heeft geen band met zijn Nederlandse vader en zijn vader wil, zo heeft verzoekster verklaard, geen contact. Verder mist hij zijn zusje in Suriname en kan hij daar ook naar school.
Dat de school in Nederland voor een vierjarige op dit moment beter zou zijn dan in Suriname is niet aannemelijk gemaakt.