ECLI:NL:RBNHO:2024:7529

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
HAA 24/2717
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen ongeldig verklaring rijbewijs na verdenking van rijden onder invloed van alcohol

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, die dit besluit op 16 april 2024 had genomen. De ongeldigverklaring was gebaseerd op een rapport van psychiater M. van Loenen, die na onderzoek concludeerde dat verzoeker leed aan een stoornis in het gebruik van alcohol. Verzoeker had zijn rijbewijs nodig voor zijn werk als hovenier en stelde dat hij financieel in de problemen kwam door het verlies van zijn rijbewijs. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen reden was om aan de zorgvuldigheid van het psychiatrisch rapport te twijfelen en dat de belangen van de verkeersveiligheid zwaarder wogen dan de belangen van verzoeker. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en verzoeker kreeg zijn griffiegeld niet terug. De uitspraak werd gedaan op 5 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/2717

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Heemstede, verzoeker

(gemachtigde: mr. T. van Nimwegen),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Kleijbeuker).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs.
1.2.
Verweerder heeft het rijbewijs van verzoeker bij besluit van 16 april 2024 ongelding verklaard vanaf 23 april 2024. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, samen met zijn vriendin, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.
2.1.
Verzoeker is op 4 september 2023 om 2:35, rijdend in zijn bestelauto, door de politie aangehouden op de Bachlaan in Bunschoten-Spakenburg omdat hij met een te hoge snelheid reed. Hij moest een ademtest doen, waarvan de uitkomst heeft geleid tot een verdenking van rijden onder invloed van alcohol. Verzoeker is overgebracht naar het bureau van de politie waar een ademanalyse is verricht. Het resultaat was 810 ug/l. Verzoeker is verhoord, zijn rijbewijs is ingevorderd en aan verzoeker is een rijverbod voor de duur van 10 uur opgelegd. Er zijn processen-verbaal van rijden onder invloed, verhoor en invordering rijbewijs opgemaakt.
2.2.
De politie heeft verweerder hiervan op de hoogte gesteld ex artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet (Wvw).
2.3.
Verweerder heeft bij besluit van 27 november 2023 een onderzoek naar de geschiktheid als bedoeld in artikel 131, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw), opgelegd en de geldigheid van het rijbewijs van verzoeker geschorst als bedoeld in artikel 131, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wvw.
2.4.
Het onderzoek naar het alcoholgebruik van verzoeker is uitgevoerd door M. van Loenen, psychiater, die daarover heeft gerapporteerd op 21 maart 2024. De psychiater heeft, na anamnese, lichamelijk en psychisch onderzoek en laboratoriumonderzoek, voldoende aanwijzing aanwezig geacht om te kunnen concluderen dat er ten tijde van de aanhouding op 4 september 2023 sprake was van stoornis in het gebruik van alcohol volgens de DSM-5 en dat er op basis van alle relevante gegevens de psychiatrische diagnose stoornis in het gebruik van alcohol in de zin der wet gesteld kan worden. Volgens de psychiater is aannemelijk dat verzoeker hiermee is gestopt sinds 5 september 2023.
De psychiater heeft de volgende bevindingen vastgesteld:
- Verzoeker werd aangehouden met een fors ademalcoholgehalte van 810 ug/l of het vermoeden daarvan, wat op zich al een aanwijzing is voor een stoornis in het gebruik van alcohol.
- Er is sprake van een discrepantie tussen het opgegeven alcoholgebruik ten tijde van de laatste aanhouding en het AAG/BAG (adem- en bloedalcoholgehalte). Dit duidt het meest waarschijnlijk op onderrapportage van het normale alcoholgebruik.
- Verzoeker voelde zich goed in staat te rijden met een verhoogd AAG. Dit is een aanwijzing voor een verhoogde tolerantie, een aanwijzing voor een stoornis in het gebruik van alcohol.
- Verzoeker dronk de dag van aanhouding fors meer dan normaal omdat er relatieproblemen speelde. Dit is een aanwijzing voor probleemdrinken, aan aanwijzing voor een stoornis in het gebruik van alcohol.
- Verzoeker werd aangehouden met een fors verhoogd promillage en was daarmee in staat om in een voertuig te rijden. Een dergelijke mate van tolerantie ontstaat na regelmatig en veel alcoholgebruik. Het anamnestische alcoholpatroon is minder aannemelijk. Er is sprake van onderrapportage van het alcoholgebruik over de 12 maanden voorafgaande aan de aanhouding.
- Verzoeker had in het jaar voorafgaande aan de aanhouding het rijbewijs hard nodig voor zijn werk. Door te rijden onder invloed riskeerde hij aldus problemen met betrekking tot het werk. Dit is een aanwijzing voor alcoholmisbruik, daarmee voldoet verzoeker aan de stoornis in het gebruik van alcohol.
- Bij lichamelijk- en laboratoriumonderzoek werden geen aanwijzingen gevonden voor alcoholmisbruik door verzoeker.
2.5.
Op basis van de uitslag van dit onderzoek heeft verweerder verzoeker bij het besluit van 16 april 2024 ongeschikt geacht om te rijden en zijn rijbewijs ongeldig verklaard vanaf 23 april 2024. Vastgesteld is dat sprake is van alcoholmisbruik dat gestopt is sinds 5 september 2023. Indien verzoeker dit een jaar volhoudt kan hij weer een onderzoek aanvragen. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Standpunten verzoekerBezwaar
3.
3.1.
Verzoeker stelt zich in zijn bezwaarschrift op het standpunt dat verweerder de rapportage van de psychiater niet aan zijn besluit ten grondslag had mogen leggen. Het rapport voldoet volgens hem niet aan de daaraan te stellen eisen.
3.2.
Het psychiatrisch onderzoek is volgens verzoeker onzorgvuldig verricht. De psychiater is volgens verzoeker vooringenomen geweest. De psychiater is niet blanco het onderzoek ingegaan omdat voor aanvang van het onderzoek vanwege het gemeten ademalcoholgehalte al is uitgegaan van een aanwijzing voor alcoholmisbruik.
3.3.
Daarnaast is de conclusie van de psychiater volgens verzoeker onvoldoende gemotiveerd. De diagnose alcoholmisbruik kan, gelet op vaste jurisprudentie, niet uitsluitend worden gebaseerd op grond van de anamnese in combinatie met een sterk verhoogd ademalcoholgehalte. De diagnose dient met specifieke, niet generaliserende argumenten, te worden onderbouwd. Dit is niet gebeurd.
3.4.
De psychiater heeft volgens verzoeker ten onrechte geconcludeerd dat sprake is geweest van onderrapportage van het alcoholgebruik op de dag van de aanhouding. Verzoeker heeft een grove schatting gemaakt. Hij was op een festival met vrienden, waarvan hij ook drankjes kreeg. Op den duur is hij de tel kwijt geraakt. Van hem kan niet worden verwacht dat hij het exacte aantal opgeeft. Eiser heeft berekend dat hij ongeveer 19 eenheden heeft gedronken. Dit verschilt volgens hem niet veel van de tijdens het onderzoek door hem genoemde 12 eenheden. Niet kan worden gezegd dat hij bewust een laag aantal glazen heeft genoemd. Alleen bij een substantiële afwijking mag volgens verzoeker gesproken worden van onderrapportage.
3.5.
Er is daarnaast volgens verzoeker geen sprake van een aanwijzing voor tolerantie. Dat hij zich goed tot rijden in staat achtte leidt daartoe niet. Door de alcohol was hij namelijk overmoedig geraakt, als gevolg waarvan hij dacht dat dat het geval was. Bovendien heeft hij ook aangegeven dat hij zich wel beroerd voelde door de alcohol, waaruit volgt dat hij in werkelijkheid niet goed in staat was om te rijden.
De gereden afstand (van meer dan 3 kilometer) leidt daartoe evenmin. Enkel de gereden afstand is onvoldoende om een tolerantie voor alcohol op te kunnen baseren. Door de effecten passend bij een bij verzoeker geconstateerd promillage wordt het rijden van een lange afstand bemoeilijkt. Dit brengt echter nog niet met zich dat het bij verzoeker geconstateerde alcoholgehalte leidt tot een feitelijke onmogelijkheid om een afstand van langer dan 3 km af te leggen.
Dat verzoeker zou hebben verklaard dat hij zich niet dronken voelde is ook onvoldoende voor de conclusie. Hij heeft immers (ook) gezegd dat hij zich beroerd voelde door de alcohol. Verzoeker verwijst naar een NFI tabel en de website van het Trimbos instituut waaruit de effecten bij een bepaald alcoholgehalte volgen. Zijn verklaring past bij de hierin genoemde effecten. Er is volgens verzoeker onvoldoende gemotiveerd dat de intoxicatieverschijnselen die verzoeker had niet passen bij het geconstateerde alcoholgehalte. De op de vermeende tolerantie gebaseerde conclusie van de psychiater dat sprake is van onderrapportage van het alcoholgebruik in de laatste 12 maanden voorafgaande aan de aanhouding kan gelet hierop ook niet worden gevolgd.
3.6.
De door de psychiater genoemde reden voor het forse alcoholgebruik kan ook niet leiden tot de gestelde diagnose. Verzoeker heeft aangegeven dat er relatieproblemen speelde, maar hij heeft ook duidelijk verklaard dat hij op een festival was. Hij is om recreatieve redenen fors doorgeschoten in het alcoholgebruik. Dat verzoeker vaker fors dronk vanwege relatieproblemen volgt niet uit het onderzoek van de psychiater. Dit is op de dag van de aanhouding eenmalig gebeurd en was aanvankelijk ter ontspanning en recreatief.
3.7.
Dat verzoeker zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk is tot slot ook geen steekhoudend argument voor de conclusie. Dit zou immers voor iedereen gelden die zijn rijbewijs nodig heeft voor werk. De psychiater miskent dat verzoeker als gevolg van het alcoholgebruik niet of in mindere mate in staat was om een goede afweging te maken. Er is geen sprake van het bewust op het spel zetten van het rijbewijs door onder invloed te gaan rijden. Het feit dat verzoeker zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk is onvoldoende onderscheidend om als ondersteunend argument te kunnen worden aangemerkt.
Verzoek om voorlopige voorziening
4.
4.1.
Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter om de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs op te schorten hangende de bezwaarprocedure.
4.2.
Volgens hem is sprake van een spoedeisend belang. Hij is eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf] en is hovenier. Verzoeker kan het bestreden besluit volgens hem niet afwachten zonder dat er in de tussentijd een voorlopige voorziening wordt getroffen. Voor zijn werkzaamheden heeft hij zijn rijbewijs nodig. Hij moet met een aanhanger met materialen naar zijn klanten rijden. Hij kan de materialen niet op één locatie laten staan. Hij bezoekt op een dag meerdere klanten. Alternatieve vervoersmogelijkheden zijn er niet. Het is voor hem financieel niet haalbaar om iemand met een BE-rijbewijs in te huren die hem naar de opdrachten kan brengen. Al vanaf 27 november 2023 heeft eiser geen geldig rijbewijs meer. Hij kan dus al (ruim) zes maanden zijn werkzaamheden niet adequaat verrichten. Zijn financiële reserves zijn (bijna) uitgeput. Om aan zijn vaste lasten te kunnen (blijven) voldoen heeft hij zo snel mogelijk weer een geldig rijbewijs nodig. Ter onderbouwing heeft hij een verklaring van zijn boekhouder overgelegd.
Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat hij inmiddels in de schulden begint te raken. Hij moet geld lenen van vrienden en familie om zijn vaste lasten te kunnen voldoen. Het is op dit moment hoogseizoen voor hoveniers. Bevriende personen uit de branche kunnen hem vanwege de drukte nu ook niet (meer) helpen. Dit zijn de maanden waarin het geld moet worden verdiend. Hoe eerder hij zijn rijbewijs terug heeft hoe beter.
4.3.
Verzoeker verwijst verder naar de hiervoor benoemde standpunten in zijn bezwaarschrift die volgens hem een redelijke kans van slagen hebben. Ter zitting heeft hij verduidelijkt dat alle bevindingen van de psychiater op zichzelf zwakke schakels zijn en daarmee volgens hem geen sterke ketting vormen. Verder heeft hij toegevoegd dat de psychiater onvoldoende heeft doorgevraagd, wat het onderzoek ook onzorgvuldig maakt. Daarnaast heef hij aangegeven dat de vermeende onderrapportage enkel kan worden gebaseerd op de tijdens het onderzoek bij de psychiater genoemde aantal consumpties en niet op het bij de aanhouding genoemde aantal. Ten aanzien van de vermeende tolerantie heeft verzoeker toegelicht dat hij met een kater achter het stuur zat, wat erop duidt dat hij meer had gedronken dan gebruikelijk. Verder heeft hij een moderne bedrijfsbus met bijvoorbeeld cruise-control en lane assist en heeft hij het overgrote deel op de snelweg gereden. Dit heeft het rijden, ondanks zijn (te) hoge promillage, vergemakkelijkt. De gereden afstand kan gelet hierop dan ook niet bijdragen aan de conclusie dat sprake is van alcoholintolerantie. Hij is niet méér gaan drinken vanwege relatieproblemen. Dit is uit zijn verband getrokken. Ook heeft hij niet verklaard vaker te drinken vanwege problemen. Een contra-expertise heeft hij niet laten verrichten omdat dit te duur is. Verder zou een tweede onderzoek hem alleen maar meer geld hebben gekost en niets hebben opgeleverd. Hij heeft, naast de strafbeschikking, al genoeg kosten moeten maken als gevolg van de aanhouding. Van het correctierecht heeft hij geen gebruik gemaakt. Dit ziet volgens verzoeker enkel op feitelijke onjuistheden, zoals bijvoorbeeld geboortedata. Alle overige zaken vallen niet onder het correctierecht en zouden volgens hem dan ook niet tot een aanpassing hebben geleid. Verweerder zou deze ook naast zich neer hebben gelegd.

Standpunten verweerder

1. Volgens verweerder kan het besluit stand houden en is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Niet valt in te zien dat de bevindingen van de keurend arts de gestelde diagnose en conclusie niet zouden kunnen dragen. In wat verzoeker heeft aangevoerd ziet verweerder geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van een gebrekkig tot stand gekomen, inhoudelijk tegenstrijdige of onvoldoende concludente rapportage. Verzoeker heeft niet met een contra-expertise of een tweede onderzoek aannemelijk gemaakt dat de conclusie van de keurend arts onjuist zou zijn.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. De voorzieningenrechter dient te beoordelen of verzoeker de bezwaarprocedure kan afwachten, zonder dat een voorziening wordt getroffen. Een voorlopige voorziening wordt alleen getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Verder is het bij de vraag of er aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening van belang of – in dit geval – het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Daarnaast spelen hierbij de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en die van verweerder tegen het treffen daarvan een rol.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
8. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoeker heeft aangevoerd, zoals hiervoor onder rechtsoverweging 4.2 vermeld, voldoende aanleiding voor het aannemen van een spoedeisend belang.
Redelijke kans van slagen van het bezwaar
9.1.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen. Zij overweegt daarover het volgende.
9.2.
Verweerder heeft zijn besluitvorming gebaseerd op de door de psychiater vastgestelde beschrijvende diagnose ‘stoornis in het gebruik van alcohol in de zin der wet’. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] , kan de bestuursrechter zich niet inhoudelijk over de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin uitlaten. Het is niet aan de bestuursrechter, maar ook niet aan verweerder om te beoordelen of voor het psychiatrisch oordeel voldoende feitelijke grondslag bestaat.
9.3.
Verweerder mag afgaan op het psychiatrisch rapport dat aan hem is uitgebracht, nadat is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Wanneer er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag verweerder niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan [2] .
9.4.1.
Wat verzoeker heeft aangevoerd over de rapportage van de psychiater is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om tot de conclusie te komen dat deze niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen is, de redenering onbegrijpelijk zou zijn of dat de conclusies daarop niet zouden aansluiten.
9.4.2.
De psychiater heeft een speciale anamnese en een medische anamnese afgenomen, verzoeker is lichamelijk en psychisch onderzocht en er heeft laboratoriumonderzoek plaatsgevonden. De psychiater beschikte dan ook over voldoende informatie om tot een weloverwogen oordeel te kunnen komen. Van vooringenomenheid is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken. De omstandigheid dat de psychiater in de hoogte van het ademalcoholgehalte een aanwijzing heeft gezien voor het stellen van de diagnose van alcoholmisbruik leidt hiertoe niet.
9.4.3.
De redenering van de psychiater is verder naar het oordeel van de voorzieningenrechter navolgbaar en de conclusie is daarmee in lijn. De psychiater is bij het stellen van de diagnose niet slechts uitgegaan van het geconstateerde ademalcoholgehalte en de anamnese. Daaraan zijn ook andere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld aanwijzingen voor alcoholtolerantie en onderrapportage ten grondslag gelegd.
Gevolgd kan worden dat de door de psychiater benoemde bevindingen, in samenhang bezien, hebben geleid tot de diagnose ‘stoornis in het gebruik van alcohol in de zin der wet’.
Verzoeker heeft geen tegenonderzoek laten verrichten. Een contra-expertise waaruit zou kunnen volgen dat er aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van de conclusie van de psychiater ontbreekt. Verzoeker is zelf geen deskundige. De door verzoeker bij iedere bevinding afzonderlijk geuite twijfels en geplaatste op- of aanmerkingen acht de voorzieningenrechter vooralsnog dan ook onvoldoende voor het oordeel dat de conclusie van de psychiater dat de bevindingen tezamen aanleiding geven voor het vaststellen van de diagnose niet navolgbaar zou zijn. Verweerder mag naar het voorlopig oordeel van de voorzieningen rechter dan ook afgaan op het uitgebrachte psychiatrisch rapport.
Belangenafweging
10. Bij deze stand van zaken moet het belang van verkeersveiligheid zwaarder wegen dan het belang van verzoeker bij het (eerder) terugkrijgen van zijn rijbewijs.

Conclusie en gevolgen

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Verzoeker krijgt zijn griffiegeld niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:213
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3484