Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juli 2024 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit Heemstede, verzoeker
de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
De psychiater heeft de volgende bevindingen vastgesteld:
- Verzoeker werd aangehouden met een fors ademalcoholgehalte van 810 ug/l of het vermoeden daarvan, wat op zich al een aanwijzing is voor een stoornis in het gebruik van alcohol.
- Er is sprake van een discrepantie tussen het opgegeven alcoholgebruik ten tijde van de laatste aanhouding en het AAG/BAG (adem- en bloedalcoholgehalte). Dit duidt het meest waarschijnlijk op onderrapportage van het normale alcoholgebruik.
- Verzoeker voelde zich goed in staat te rijden met een verhoogd AAG. Dit is een aanwijzing voor een verhoogde tolerantie, een aanwijzing voor een stoornis in het gebruik van alcohol.
- Verzoeker dronk de dag van aanhouding fors meer dan normaal omdat er relatieproblemen speelde. Dit is een aanwijzing voor probleemdrinken, aan aanwijzing voor een stoornis in het gebruik van alcohol.
- Verzoeker werd aangehouden met een fors verhoogd promillage en was daarmee in staat om in een voertuig te rijden. Een dergelijke mate van tolerantie ontstaat na regelmatig en veel alcoholgebruik. Het anamnestische alcoholpatroon is minder aannemelijk. Er is sprake van onderrapportage van het alcoholgebruik over de 12 maanden voorafgaande aan de aanhouding.
- Verzoeker had in het jaar voorafgaande aan de aanhouding het rijbewijs hard nodig voor zijn werk. Door te rijden onder invloed riskeerde hij aldus problemen met betrekking tot het werk. Dit is een aanwijzing voor alcoholmisbruik, daarmee voldoet verzoeker aan de stoornis in het gebruik van alcohol.
- Bij lichamelijk- en laboratoriumonderzoek werden geen aanwijzingen gevonden voor alcoholmisbruik door verzoeker.
Standpunten verzoekerBezwaar
De gereden afstand (van meer dan 3 kilometer) leidt daartoe evenmin. Enkel de gereden afstand is onvoldoende om een tolerantie voor alcohol op te kunnen baseren. Door de effecten passend bij een bij verzoeker geconstateerd promillage wordt het rijden van een lange afstand bemoeilijkt. Dit brengt echter nog niet met zich dat het bij verzoeker geconstateerde alcoholgehalte leidt tot een feitelijke onmogelijkheid om een afstand van langer dan 3 km af te leggen.
Dat verzoeker zou hebben verklaard dat hij zich niet dronken voelde is ook onvoldoende voor de conclusie. Hij heeft immers (ook) gezegd dat hij zich beroerd voelde door de alcohol. Verzoeker verwijst naar een NFI tabel en de website van het Trimbos instituut waaruit de effecten bij een bepaald alcoholgehalte volgen. Zijn verklaring past bij de hierin genoemde effecten. Er is volgens verzoeker onvoldoende gemotiveerd dat de intoxicatieverschijnselen die verzoeker had niet passen bij het geconstateerde alcoholgehalte. De op de vermeende tolerantie gebaseerde conclusie van de psychiater dat sprake is van onderrapportage van het alcoholgebruik in de laatste 12 maanden voorafgaande aan de aanhouding kan gelet hierop ook niet worden gevolgd.
Verzoek om voorlopige voorziening
Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat hij inmiddels in de schulden begint te raken. Hij moet geld lenen van vrienden en familie om zijn vaste lasten te kunnen voldoen. Het is op dit moment hoogseizoen voor hoveniers. Bevriende personen uit de branche kunnen hem vanwege de drukte nu ook niet (meer) helpen. Dit zijn de maanden waarin het geld moet worden verdiend. Hoe eerder hij zijn rijbewijs terug heeft hoe beter.
Standpunten verweerder
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Spoedeisend belang
Redelijke kans van slagen van het bezwaar
Gevolgd kan worden dat de door de psychiater benoemde bevindingen, in samenhang bezien, hebben geleid tot de diagnose ‘stoornis in het gebruik van alcohol in de zin der wet’.
Verzoeker heeft geen tegenonderzoek laten verrichten. Een contra-expertise waaruit zou kunnen volgen dat er aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van de conclusie van de psychiater ontbreekt. Verzoeker is zelf geen deskundige. De door verzoeker bij iedere bevinding afzonderlijk geuite twijfels en geplaatste op- of aanmerkingen acht de voorzieningenrechter vooralsnog dan ook onvoldoende voor het oordeel dat de conclusie van de psychiater dat de bevindingen tezamen aanleiding geven voor het vaststellen van de diagnose niet navolgbaar zou zijn. Verweerder mag naar het voorlopig oordeel van de voorzieningen rechter dan ook afgaan op het uitgebrachte psychiatrisch rapport.
Belangenafweging