ECLI:NL:RBNHO:2024:7373

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
11019698 \ AO VERZ 24-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst en toekenning van vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de rechtsgeldigheid van de opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen de verzoekster en haar werkgever, Racktime B.V. De verzoekster, die sinds 1 juli 2023 in dienst was, had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die zou eindigen op 31 januari 2024. Na een gesprek op 22 januari 2024, waarin de werkgever de samenwerking per 1 februari 2024 wilde beëindigen, heeft de verzoekster geprotesteerd tegen deze opzegging, omdat zij niet had ingestemd met de beëindiging van haar dienstverband. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging in strijd was met de wettelijke regels en dus niet rechtsgeldig was. De werkgever had ernstig verwijtbaar gehandeld, wat leidde tot de verplichting om een billijke vergoeding te betalen aan de verzoekster. Daarnaast werd ook een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toegewezen. De kantonrechter heeft de hoogte van de billijke vergoeding vastgesteld op € 20.160,00 bruto, en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging op € 1.814,40 bruto. De proceskosten werden eveneens aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11019698 \ AO VERZ 24-25
Uitspraakdatum: 4 juli 2024
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. A. Hartland
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Racktime B.V.,
gevestigd te Alkmaar
verwerende partij
verder te noemen: Racktime
gemachtigde: mr. T. Stevovic (DAS)
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de vraag of de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer rechtsgeldig heeft opgezegd. De kantonrechter oordeelt dat de opzegging in strijd is met de wettelijke regels en dus niet rechtsgeldig. Omdat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, is de werkgever een billijke vergoeding verschuldigd. Ook moet de werkgever een vergoeding wegens onregelmatige opzegging betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om ten laste van Racktime een billijke vergoeding, aanzegvergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen. Racktime heeft een verweerschrift en een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 6 juni 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [verzoekster] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoekster] bij brief van 30 mei 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1992, is op 1 juli 2023 in dienst getreden bij Racktime. De functie die [verzoekster] vervulde, is die van allround financieel en administratief medewerker, met een salaris van € 1.680,00 bruto per maand.
2.2.
De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot en met 31 januari 2024.
2.3.
Op 19 december 2023 hebben partijen elkaar gesproken over de verlenging van de arbeidsovereenkomst met de duur van een jaar. Racktime heeft na het gesprek per e-mail aan [verzoekster] bericht:
“Bij deze de bevestiging dat wij, met elkaar overeenstemming hebben, dat we graag de samenwerking willen voortzetten.Na het einde contract datum 31-01-2024, wordt het dienstverband opgevolgd voor een contract voor bepaalde tijd voor de duur van 12 maanden onder dezelfde voorwaarden.Medio januari/februari plannen we een evaluatie/planningsgesprek in om met elkaar een ontwikkelplan af te stemmen, welke in lijn ligt met wat we in het aanbod hebben besproken voor het aankomend jaar.”
2.4.
[verzoekster] heeft zich in overleg met Racktime op 16 januari 2024 ziek gemeld en is op 22 januari 2024 weer op werk verschenen. Vervolgens heeft rond 8:45 uur op initiatief van Racktime een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] en mevrouw [HR-manager] (HR-manager) en mevrouw [facilitair manager] (facilitair manager) van Racktime. Op enig moment hebben ook de heer [financieel manager] (financieel manager) en mevrouw [S.] zich bij het gesprek gevoegd.
2.5.
Racktime heeft op dezelfde dag per e-mail aan [verzoekster] bericht:
“Zoals besproken zijn wij vandaag in overeenstemming gekomen dat wij de samenwerking met elkaar eindigen per 1 februari.
Het dienstverband eindigt van rechtswege op 31 januari 2024.Vandaag 22 januari is jouw laatste werkdag. Tot einde dienstverband neem jij je verlofuren op 23,29 uur en word je vrijgesteld van werk.We gaan over tot de eindafrekening, waarin het opgebouwde vakantiegeld zal worden uitbetaald.In februari volgt de transitievergoeding.Mocht je vragen hebben dan horen we dat graat.Het spijt ons dat de samenwerking niet heeft geleid tot een duurzame inzetbaarheid.Neem even de tijd voor jezelf en je gezin. We wensen je heel veel succes met alles wat de toekomst jou brengt, persoonlijk voor je gezin en in je werk.Bedankt.”
2.6.
De gemachtigde van [verzoekster] heeft op 26 januari 2024 aan Racktime laten weten dat de brief van 22 januari 2024 geen effect heeft, omdat [verzoekster] niet heeft ingestemd met de opzegging en dus sprake is van een eenzijdige en onregelmatige opzegging. Ook heeft zij bericht dat [verzoekster] daarom aanspraak maakt op verschillende vergoedingen.
2.7.
Op 31 januari 2024 heeft Racktime een reactie gegeven. Volgens Racktime heeft zij in het gesprek van 19 december 2023 al haar twijfels over het functioneren van [verzoekster] uitgesproken en heeft zij in het gesprek van 22 januari 2024 aan [verzoekster] laten weten dat haar twijfels zijn toegenomen. Ook heeft Racktime bericht dat partijen in dat gesprek tot overeenstemming zijn gekomen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Verder heeft Racktime aan de gemachtigde van [verzoekster] een voorstel gedaan en daarbij opgemerkt dat [verzoekster] , mocht zij niet akkoord gaan met het voorstel, de eerstvolgende werkdag op kantoor wordt verwacht.
2.8.
Op 1 februari 2024 heeft de gemachtigde van [verzoekster] nogmaals aan Racktime bericht dat zij onregelmatig heeft opgezegd en verwijtbaar heeft gehandeld, en ook dat [verzoekster] berust in de opzegging maar aanspraak maakt op verschillende vergoedingen. Racktime heeft hierop geantwoord dat [verzoekster] in het gesprek van 22 januari 2024 heeft gezegd dat zij het werk niet meer aankon en zij door haar werk geen goede moeder voor haar kinderen kon zijn. Racktime heeft [verzoekster] tegemoet willen komen door aan haar te bevestigen dat het dienstverband niet zou worden verlengd, zodat zij een WW-uitkering kon aanvragen. Ook heeft Racktime in haar reactie aan de gemachtigde van [verzoekster] kenbaar gemaakt dat [verzoekster] in dienst kan blijven als zij van gedachte is veranderd.
2.9.
Daarna hebben partijen verder gecommuniceerd en heeft Racktime het dienstverband afgewikkeld en een transitievergoeding van € 352,80 betaald aan [verzoekster] .

3.Het verzoek, het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

3.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om ten laste van Racktime een billijke vergoeding van € 36.240,00 bruto, een aanzegvergoeding van € 1.680,00 bruto en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 21.773,00 bruto toe te kennen. Volgens [verzoekster] heeft de aanzeggingsmail van 22 januari 2024 geen effect, omdat de arbeidsovereenkomst al was verlengd. Een na verlenging verzonden aanzeggingsmail kan geen verandering meer brengen in de verlenging, tenzij de aanzeggingsmail als opzegging van de verlengde arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt. Deze tenzij-regeling is hier van toepassing. [verzoekster] kon uit die e-mail niet anders afleiden dan dat Racktime de arbeidsovereenkomst wilde opzeggen. Daarvoor was geen toestemming van het UWV en [verzoekster] heeft niet ingestemd met de opzegging. Een opzegging is een eenzijdige rechtshandeling en kan niet zonder instemming van [verzoekster] worden ingetrokken. [verzoekster] berust in de opzegging en heeft dan ook niet ingestemd met intrekking van de opzegging door Racktime. Racktime heeft ernstig verwijtbaar gehandeld. Zij heeft de ziekteverschijnselen van [verzoekster] aangegrepen om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, in de hoop dat [verzoekster] hierin zou berusten. Door de manier waarop Racktime heeft gehandeld na wat [verzoekster] in vertrouwen met de HR-manager/vertrouwenspersoon heeft gedeeld, heeft Racktime in strijd met goed werkgeverschap en met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte gehandeld. Ook heeft Racktime het ten onrechte doen voorkomen dat [verzoekster] met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst had ingestemd. Daarom is een aanvullende billijke vergoeding, naast de inkomensschade, van € 15.000,00 redelijk.
3.2.
Racktime verweert zich en stelt dat het verzoek tot betaling van de vergoedingen moet worden afgewezen. Racktime voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Racktime heeft [verzoekster] niet uitgenodigd voor een gesprek op 22 januari 2024 om haar mede te delen dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. Racktime merkte dat [verzoekster] vaker met gezondheidsproblemen kampte en het viel haar op dat [verzoekster] minder enthousiast was en meer fouten maakte. In dat gesprek kwam aan de orde of Komen liever de arbeidsovereenkomst beëindigd wilde zien en daarop reageerde [verzoekster] bevestigend. [verzoekster] was opgelucht. Aan [verzoekster] is bevestigd dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd, zodat zij een WW-uitkering zou kunnen aanvragen. [verzoekster] heeft vrijwillig besloten niet meer voor Racktime te werken en is akkoord gegaan met het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst. Vervolgens heeft zij direct een advocaat ingeschakeld en aanzienlijke vergoedingen gevorderd.
3.3.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst na 1 februari 2024 zou voortduren, verzoekt Racktime ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een vergoeding.

4.De beoordeling

het verzoek
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [verzoekster] verschillende vergoedingen moeten worden toegekend.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de arbeidsovereenkomst die op 31 januari 2024 zou eindigen met de duur van een jaar tegen dezelfde voorwaarden is verlengd. Daarna heeft op initiatief van Racktime een gesprek tussen partijen plaatsgevonden en heeft Racktime per e-mail aan [verzoekster] bericht dat partijen in dat gesprek een beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2024 zijn overeengekomen. Omdat de arbeidsovereenkomst al was verlengd, kan daar niet op worden teruggekomen met een nieuwe aanzegging door Racktime dat de arbeidsovereenkomst niet wordt voortgezet. In dat geval zou de arbeidsovereenkomst dus zijn voortgezet. Volgens [verzoekster] moet de e-mail van 22 januari 2024 echter worden aangemerkt als een eenzijdige opzegging door Racktime. Racktime stelt zich op het standpunt dat sprake was van instemming van [verzoekster] met het alsnog niet verlengen van de arbeidsovereenkomst. Voor zover partijen niet alleen twisten over de vraag of sprake was van instemming van [verzoekster] , maar ook over de vraag of de e-mail moet worden opgevat als een opzegging, wordt als volgt overwogen.
4.3.
Bij beantwoording van de vraag of een werknemer een bepaalde mededeling van zijn werkgever redelijkerwijs heeft mogen opvatten als een opzegging of beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zijn alle omstandigheden van het geval van belang. [1] De vraag is dus of [verzoekster] het gesprek en de daarop volgende e-mail van 22 januari 2024, waarop zij zich beroept, redelijkerwijs heeft mogen opvatten als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat dat het geval is. Van een aanzegging waarbij een werkgever de werknemer informeert dat het contract voor bepaalde tijd niet wordt verlengd, is hier geen sprake. Racktime heeft niet aan [verzoekster] kenbaar gemaakt dat zij de arbeidsovereenkomst niet wil voortzetten. De e-mail van Racktime dat partijen zijn overeengekomen dat het dienstverband eindigt, heeft [verzoekster] dan ook redelijkerwijs mogen opvatten als een opzegging van de arbeidsovereenkomst.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2024 in strijd is met de wettelijke regels en dus niet rechtsgeldig is. Voor zover [verzoekster] heeft ingestemd met de opzegging – zoals aangevoerd door Racktime en gemotiveerd is weersproken door [verzoekster] – is een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd alleen geldig als deze schriftelijk is aangegaan [2] en dat is niet het geval. Ook kan geen sprake zijn van een geldige instemming van [verzoekster] met de beëindiging, omdat daarvoor een schriftelijke verklaring is vereist [3] die duidelijk en ondubbelzinnig op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gericht. Een dergelijke verklaring ontbreekt. Weliswaar kan uit de e-mail en uit wat partijen hebben verklaard over het daaraan voorafgaande gesprek worden afgeleid dat zij hebben gesproken over beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar daarin kan niet een ondubbelzinnige instemming met een opzegging worden gelezen. Verder is er geen toestemming voor de opzegging van het UWV en is er ook geen andere geldige reden voor de opzegging.
4.5.
Intrekking van een onregelmatige opzegging is mogelijk, maar alleen met medewerking van de wederpartij. [verzoekster] heeft die medewerking niet gegeven. Zij heeft immers berust in de opzegging door Racktime.
4.6.
Omdat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van Racktime om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen. Een ongeldige opzegging levert ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Racktime op en leidt in beginsel tot een aanspraak op een billijke vergoeding. [4] Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. [5] De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
4.7.
[verzoekster] heeft de hoogte van de billijke vergoeding toegelicht en onderbouwd. Zij heeft daarbij een te verwachten inkomensschade tot uitgangspunt genomen. Volgens [verzoekster] had de arbeidsovereenkomst nog in ieder geval 12 maanden geduurd en is haar inkomensverlies gelijk aan haar loon over die periode, waarbij ook rekening moet worden gehouden met een promotie. Racktime heeft die onderbouwing en toelichting, behoudens dat [verzoekster] aanspraak zou hebben op een promotie, niet weersproken. Voor zover Racktime ook heeft weersproken dat de arbeidsovereenkomst nog 12 maanden zou duren, geldt dat zij niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is of zal zijn van een voldragen ontslaggrond. Dat [verzoekster] meer fouten maakte en minder enthousiast was, levert in ieder geval nog geen disfunctioneren op. Verder heeft [verzoekster] nog geen ander dienstverband en heeft zij onderbouwd dat zij in juli dit jaar een operatie moet ondergaan. Wat betreft de gestelde promotie volgt de kantonrechter Racktime, omdat niet kan worden vastgesteld of [verzoekster] zou voldoen aan de daarvoor geldende doelstellingen. De hoogte van de billijke vergoeding kan daarom worden vastgesteld aan de hand van het loon over de periode 1 februari 2024 tot 1 februari 2025. Dat staat gelijk aan € 20.160,00 bruto (€ 1.680,00 x 12 maanden). Voor een verhoging van de billijke vergoeding is geen aanleiding. Daartoe is onder andere van belang dat niet is gebleken dat de ziekte van [verzoekster] aanleiding was voor het gesprek op 22 januari 2024 en dat er ook voor de verlenging van de arbeidsovereenkomst al ziektedagen waren. Er is in dit geval ook geen aanleiding om de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding in mindering te brengen op de billijke vergoeding, vanwege de aard en ernst van het verwijtbaar handelen van Racktime. Een billijke vergoeding van € 20.160,00 bruto doet recht aan de situatie en hiermee wordt [verzoekster] in voldoende mate gecompenseerd. De kantonrechter zal Racktime veroordelen tot betaling van dat bedrag. De wettelijke rente over de billijke vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf 14 dagen na de datum van de beschikking, zoals verzocht door [verzoekster] .
4.8.
Wat betreft de verzochte aanzegvergoeding geldt het volgende. Racktime had de wettelijke verplichting om [verzoekster] schriftelijk uiterlijk een maand voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigde, te informeren over het al dan niet voortzetten van die arbeidsovereenkomst. Dat heeft Racktime gedaan met de e-mail van 19 december 2023. Racktime is dan ook niet tekortgeschoten in de aanzegverplichting. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
4.9.
Racktime heeft opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding wegens onregelmatige opzegging is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn. [6] In de eerste schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is een beding van tussentijdse opzegging opgenomen, met een opzegtermijn van één kalendermaand, waarbij de opzegging geschiedt tegen de laatste dag van de maand. Deze arbeidsovereenkomst is onder dezelfde voorwaarden voortgezet. De kantonrechter volgt [verzoekster] dan ook niet in haar standpunt dat alleen tegen de einddatum van de arbeidsovereenkomst had mogen worden opgezegd. De vergoeding over de opzegtermijn van een maand bedraagt € 1.814,40 bruto (het maandloon van € 1.680,00 vermeerderd met 8 % vakantiegeld). De vergoeding wegens onregelmatige opzegging ter hoogte van dat bedrag zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 februari 2024.
4.10.
De proceskosten (inclusief nakosten) komen voor rekening van Racktime, omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten van [verzoekster] worden begroot op € 1.036,00 (€ 87,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
het tegenverzoek
4.11.
Omdat [verzoekster] heeft berust in de opzegging is de voorwaarde waaronder Racktime het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, niet vervuld. Het verzoek hoeft daarom niet te worden beoordeeld en er hoeft ook niet op te worden beslist.

5.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
5.1.
veroordeelt Racktime om aan [verzoekster] een billijke vergoeding te betalen van
€ 20.160,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 dagen na de datum van de beschikking tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt Racktime om aan [verzoekster] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 1.814,40 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt Racktime tot betaling van de proceskosten van € 1.036,00, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe. Als Racktime niet tijdig aan de veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, moet Racktime ook de kosten van betekening aan [verzoekster] betalen;
5.4.
veroordeelt Racktime tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen 14 dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.5.
wijst het verzochte voor het overige af;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn, kantonrechter en op 4 juli 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 17 november 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2017:2905 (Constar Plastics).
2.Artikel 7:670b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.Artikel 7:671 lid 1 BW.
4.Artikel 7:681 lid 1 BW.
5.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle).
6.Artikel 7:672 lid 11 BW.