ECLI:NL:RBNHO:2024:7159

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
11009819 \ CV EXPL 24-843
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden in huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 26 juni 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een huurachterstandsprocedure. De eisende partij, FlexWonen NH B.V., heeft de gedaagde partijen gedagvaard wegens een huurachterstand van € 961,34, die betrekking heeft op de maanden december 2022, januari en februari 2023. De gedaagde partijen zijn niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst getoetst aan de hand van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Hierbij is vastgesteld dat bepaalde bedingen, zoals de rente en buitengerechtelijke incassokosten, oneerlijk zijn en in strijd met de wettelijke bepalingen. De kantonrechter heeft de artikelen 20.2, 20.3 en 20.4 van de algemene voorwaarden vernietigd, wat heeft geleid tot de afwijzing van de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering tot betaling van de huurachterstand is echter toegewezen, en de gedaagde partijen zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, evenals de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, en de gedaagde partijen zijn in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11009819 \ CV EXPL 24-843
Uitspraakdatum: 26 juni 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FlexWonen NH B.V.
gevestigd te Alkmaar
de eisende partij
gemachtigde: mr. H.J. Smit
tegen

1.[gedaagde 1]

zonder bekende woon en/of verblijfplaats in Nederland en daarbuiten
2. [gedaagde 2], wonende te [plaats]
de gedaagde partijen
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partijen gedagvaard. Tegen de gedaagde partijen is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van de gedaagde partijen tot betaling van de huurachterstand en servicekosten, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partijen de huurtermijnen over de maanden december, januari en februari 2023 (deels) onbetaald hebben gelaten, zodat de eisende partij opeisbaar te vorderen heeft een bedrag van € 961,34. Als gevolg van het niet tijdig voldoen van hun betalingsverplichtingen, zijn de gedaagde partijen ook gehouden om de rente en de buitengerechtelijke incassokosten te betalen.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden:Huurovereenkomst Woonruimte(hierna: de huurovereenkomst) enAlgemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte (ROZ 30 juli 2003)(hierna: de algemene voorwaarden)
3.1.
Voordat de kantonrechter een eindoordeel over de vordering kan geven, moet de kantonrechter eerst ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
3.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
3.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Huurprijswijzigingsbeding
3.5.
Artikel 5 van de huurovereenkomst betreft een huurprijswijzigingsbeding. Omdat het beding verwijst naar de wettelijke regels het wijzigen van de huurprijs, is de kantonrechter van oordeel dat voornoemd beding als niet oneerlijk kan worden beschouwd.
Servicekostenbeding
3.6.
Artikel 14 van de algemene voorwaarden betreft een servicekostenbeding. Omdat de eisende partij op grond van het beding slechts de werkelijke servicekosten in rekening kan brengen, is de kantonrechter van oordeel dat voornoemd artikel niet als oneerlijk kan worden beschouwd.
Rente en buitengerechtelijke incassokosten
3.7.
De eisende partij maakt aanspraak op vergoeding van rente en buitengerechtelijke incassokosten. In artikel 20.2, 20.3, 20.4 en 20.6 van de algemene voorwaarden zijn daarover de volgende bedingen opgenomen:

20.2 Voor elk geval dat huurder in verzuim is met de tijdige en volledige betaling van een geldsom, is hij 1% rente per maand verschuldigd over de verschuldigde hoofdsom vanaf de vervaldatum tot aan de dag van algehele voldoening van de hoofdsom. (…)
20.3.
Indien een van partijen toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van enige verplichting welke ingevolge de wet en/of de huurovereenkomst op haar rust en de andere partij daardoor gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moet nemen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van de tekortschietende partij.
20.4.
Ingeval het tekortschieten bestaat uit de niet tijdige betaling van een geldsom en in verband met de incassering daarvan buitengerechtelijke kosten moeten worden gemaakt, worden deze hierbij bepaald op tenminste 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 125,-. Ingeval de buitengerechtelijke incasso door een gemachtigde c.q. raadsman/raadsvrouw geschiedt, worden deze bedragen vermeerderd met de door verhuurder aan zijn gemachtigde c.q. raadsman/raadsvrouw over de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigde omzetbelasting.20.6. Huurder is aan verhuurder een direct opeisbare boete van € 25,- per kalenderdag verschuldigd voor elke verplichting uit deze overeenkomst met de bijbehorende algemene bepalingen die hij niet nakomt of overtreedt, onverminderd zijn verplichting om alsnog aan die verplichting te voldoen en onverminderd verhuurders overige rechten op schadevergoeding of anderszins. Genoemd bedrag is gebaseerd op het prijspeil 1 januari 2003 en wordt met ingang van 1 januari 2004 jaarlijks geïndexeerd.
3.8.
De bedongen rente bedraagt in dit geval 1% per maand. Dat is meer dan de wettelijke handelsrente op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Het rentebeding is daarom oneerlijk.
3.9.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten als volgt. In de artikelen 20.3 en 20.4 van de algemene voorwaarden wordt ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Er wordt immers van uitgegaan dat alle kosten verschuldigd zijn. Daarbij is ook geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Ook is in dit geval de bedongen vergoeding altijd ten minste 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van € 125,00 en daarmee hoger dan de wettelijke vergoeding. Daarbij komt dat de combinatie van het boetebeding in artikel 20.6 en de voornoemde incassobedingen ook oneerlijk zijn. Het boetebeding wijkt immers ten nadele van de consument aanzienlijk af van de aanvullend rechtelijke bepalingen in artikel 6:92 BW. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 [2] onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233, aanhef en onder a, BW en daarmee oneerlijk in de zin van de richtlijn.
Gevolgen van deze toetsing
3.10.
De eisende partij heeft zich in de dagvaarding op het standpunt gesteld dat de algemene voorwaarden geen onredelijk bezwarende bedingen bevatten. De kantonrechter gaat er daarom vanuit de eisende partij geen behoefte heeft om zich daar verder nog over uit te laten. De kantonrechter volgt de eisende partij niet in haar standpunt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen. Verder licht de kantonrechter nog toe dat in eerdere procedures nog niet (op deze wijze) ambtshalve werd getoetst, maar daar kan de eisende partij geen rechten aan ontlenen. Inmiddels worden de algemene voorwaarden wel ambtshalve getoetst in consumentenzaken, zo ook in de onderhavige procedure. Daarbij komt dat de richtlijn dateert van 5 april 1993. De eisende partij had hier al op kunnen anticiperen.
3.11.
De kantonrechter vernietigt daarom de artikelen 20.2, 20.3 en 20.4 van de algemene voorwaarden voor zover deze betrekking hebben op rente en buitengerechtelijke kosten. Dit betekent dat de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Proceskosten
3.12.
De eisende partij maakt verder nog aanspraak op de proceskosten. Artikel 20.3 van de algemene voorwaarden ziet (ook) op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Huurachterstand
3.13.
De gevorderde huurachterstand wordt toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Conclusie en kosten
3.14.
De vordering wordt grotendeels toegewezen.
3.15.
De gedaagde partijen worden overwegend in het ongelijk gesteld en zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partijen hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de ene partij betaalt de andere partij zal zijn bevrijd, om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 961,34 aan achterstallige huurpenningen;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partijen hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de ene partij betaalt de andere partij zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 229,01 wegens dagvaardingskosten,
€ 328,00 wegens griffierecht en
€ 135,00 wegens salaris gemachtigde;
4.3.
veroordeelt de gedaagde partijen hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de ene partij betaalt de andere partij zal zijn bevrijd, tot betaling van € 67,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
4.4.
verklaart de veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).
2.ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4