Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
procederend in persoon,
Fervento Holding B.V.(voorheen genaamd
Juristu Holding B.V.),
verder te noemen: Fervento,
1.Het procesverloop
2.De feiten
“1.3.Duur van de overeenkomsta. Huur voor onbepaalde tijde met ingangsdatum: 15-02-2022b. Datum voor welke geen van beide partijen de huur kan opzeggen: 14-02-2024(…)2.2. Tot de in punt 1.3b genoemde datum kan huurder en verhuurder de huurovereenkomst niet tussentijds opzeggen.”
“3.2.1. De huurprijs kan op voorstel van verhuurder jaarlijks per 1 januari (…) worden verhoogd met een percentage van 3%.”
“3.9. Indien huurder in de nakoming van de betalingsverplichting tekortschiet verbeurt huurder aan verhuurder, zonder dat daarvoor een ingebrekestelling of aanmaning nodig is, aan verhuurder een boete van € 25,00 voor elke dag van niet nakoming met een maximum van € 10.000,00, onverminderd en naast de rechten van verhuurder om nakoming, ontbinding van de huurovereenkomst en/ of schadevergoeding te verlangen.”
“3.3. De maandelijkse kosten voor nutsvoorzieningen (…) en jaarlijks ketelonderhoud komen voor rekening en op naam van huurder.”
“7.1. Tenzij dit op grond van de wet of daaruit voortvloeiende regelgeving niet is toegestaan, zijn voor rekening van huurder, ook als verhuurder daarvoor wordt aangeslagen:- de afvalstoffenheffing, rioolheffing en waterschapslasten, voor zover deze lasten betrekking hebben op het feitelijk gebruik van het gehuurde (…).”
3.De vordering
(i) [gedaagde] en Fervento na aftrek van de waarborgsom veroordeelt tot betaling van de verschuldigde huurtermijnen vanaf 1 januari 2024;
(ii) voor recht verklaart dat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd en nog doorloopt, althans eindigt op 1 maart 2024 dan wel op 15 februari 2024;
(iii) [gedaagde] en Fervento veroordeelt tot betaling van de verbeurde contractuele boete van € 25,00 per dag vanaf 1 januari 2023;
(iv) [gedaagde] en Fervento veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 474,36, te vermeerderen met € 21,50 per maand vanaf 15 februari 2024 (drinkwaterverbruik);
(v) [gedaagde] en Fervento veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 511,86 [1] (gebruikersbelasting);
(vi) [gedaagde] en Fervento veroordeelt tot betaling van een bedrag van 8.104,49 [2] .
[gedaagde] heeft de huurovereenkomst niet rechtsgeldig opgezegd.
Daarnaast is [gedaagde] de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen niet nagekomen. Zo is zij in gebreke met de tijdige betaling van de vanaf 1 januari 2024 verschuldigde huur. Ook weigert zij de door [eiser] aan [gedaagde] doorberekende bedragen ter zake het drinkwatergebruik en de gebruikersbelastingen aan [eiser] te betalen.
Tot slot is na haar vertrek uit de woning gebleken dat diverse tot de woning behorende zaken door [gedaagde] zijn beschadigd. [gedaagde] is gehouden de hiermee verband houdende schade aan [eiser] te vergoeden. Fervento heeft zich borg gesteld voor de voldoening door [gedaagde] van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen.
4.De tegenvordering
5.De beoordeling
Met partijen gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde] voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 14 februari 2024 1,5 maal huur moet betalen. Dat levert op € 3.300,00 (€ 2.200,00 + € 1.100,00). Na aftrek van de waarborgsom van € 2.200,00 (zoals [eiser] onder 3.1.onder (i) vordert) resteert € 1.100,00. Dit bedrag zal worden toegewezen.
[eiser] stelt dat hij in de Whatsapp van 22 februari 2022 aan [gedaagde] heeft bericht dat het waterverbruik van de VVE via een gezamenlijke watermeter voor het hele gebouw met acht appartementen loopt en later aan [gedaagde] zal worden doorbelast. [gedaagde] is daarmee akkoord gegaan. [eiser] stelt ook dat het voor drinkwaterverbruik voor de periode van 24 maanden (15 februari 2022 tot en met 14 februari 2023) gaat om € 474,36. [gedaagden] hebben de hoogte van deze begroting niet in twijfel getrokken. Overigens komt de hoogte van het ter zake het waterverbruik aan [gedaagde] doorbelaste bedrag de kantonrechter niet onredelijk voor.
In artikel 7:224 lid 2 BW is bepaald dat als tussen de huurder en de verhuurder een “beschrijving van het gehuurde” is opgemaakt, de huurder het gehuurde in dezelfde staat moet opleveren waarin het volgens die beschrijving is aanvaard (behalve als er geoorloofde veranderingen zijn gedaan en er dingen zijn die gewoon door ouderdom stuk zijn gegaan of beschadigd). Een dergelijke beschrijving moet de toestand van de verschillende onderdelen van het gehuurde zodanig concreet en nauwkeurig weergeven, dat daaruit kan worden afgeleid in welke staat de huurder het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst heeft aanvaard. Uit de beschrijving moet namelijk blijken hoe het gehuurde aan het einde van de huurovereenkomst opgeleverd moet worden.
Het gaat om een voorgedrukte lijst die met kruisjes is in te vullen en ruimte biedt voor opmerkingen. Achter elk onderdeel is een kolom opgenomen waar kan worden aangekruist of de staat “Excellent”, “good”, “moderate” of “bad” is. Bij een aantal onderdelen is een opmerking geplaatst, zoals: “Gloednieuwe gordijnen” of “Professioneel schoongemaakt voor incheck”. Deze beschrijving van de staat van het gehuurde bij aanvang van de huur is onvoldoende duidelijk om te dienen als een beschrijving in de zin van de wet. De toestand van de verschillende onderdelen van het gehuurde zijn niet zodanig concreet en nauwkeurig omschreven, dat daaruit kan worden afgeleid in welke staat de huurder het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst heeft aanvaard. Uit de vermelding ‘good’ achter, bijvoorbeeld, Hall, Kitchen en Toilet blijkt niet (voldoende) wat de staat van het gehuurde feitelijk inhield op het moment van aanvaarding, alleen al omdat een definitie van ‘good’ ontbreekt. Het begrip ‘good’ is onvoldoende objectief om daaruit te kunnen afleiden hoe [gedaagde] het gehuurde moest opleveren. De omstandigheid dat er ook foto’s van het gehuurde zijn, maakt dat niet anders. Die foto’s zijn daarvoor te globaal.
(ii) [gedaagde] de door [eiser] daarna gegeven instructies heeft opgevolgd en
(iii) [eiser] heeft verzuimd om zelf polshoogte te nemen van de situatie en zelf maatregelen te nemen.
Onder de gegeven omstandigheden bestaat geen grond om bij wijze van uitzondering op het uitgangspunt deze schade voor risico van [gedaagde] als huurder te brengen.
Het onderhoud aan de ketel
De vergoeding van de arbeid van [eiser] als verhuurder
De borgstelling van Fervento
6.De beslissing
de tegenvordering