ECLI:NL:RBNHO:2024:7117

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
10957441 \ CV EXPL 24-571
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beheerovereenkomst en wijziging looptijd en opzegtermijn in het kader van de AVG

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Encis B.V. en OBM Makelaars in Assurantiën B.V. De zaak betreft een vordering van Encis tegen OBM, waarbij Encis stelt dat OBM verplicht is om bedragen te betalen die voortvloeien uit verschillende overeenkomsten, waaronder een beheerovereenkomst. De kern van het geschil draait om de vraag of de looptijd en opzegtermijn van de beheerovereenkomst zijn gewijzigd naar aanleiding van een e-mail van Encis aan OBM in 2018, waarin werd gesproken over de aanpassing van de overeenkomst in verband met de AVG. OBM betwist deze wijziging en stelt dat de oorspronkelijke voorwaarden van de oude beheerovereenkomst van kracht zijn gebleven. De kantonrechter oordeelt dat OBM er niet op bedacht hoefde te zijn dat de looptijd en opzegtermijn zouden veranderen, omdat Encis dit niet duidelijk heeft gecommuniceerd. De kantonrechter wijst de vordering van Encis af en veroordeelt haar tot betaling van de proceskosten van OBM. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie bij contractuele wijzigingen en de wilsvertrouwensleer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10957441 \ CV EXPL 24-571
Uitspraakdatum: 17 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Encis B.V.
gevestigd te Hoorn
eiseres
verder te noemen: Encis
gemachtigde: M.G. Lasonder
tegen
OBM Makelaars in Assurantiën B.V., v.h.o.d.n. OBM Financieel Adviesgroep B.V.
gevestigd te Alkmaar
gedaagde
verder te noemen: OBM
verschenen [naam]
De zaak in het kort
OBM hoefde er niet op bedacht te zijn dat de looptijd en opzegtermijn van de beheerovereenkomst zouden veranderen, nadat Encis aan OBM had geschreven dat die overeenkomst moest worden gewijzigd naar aanleiding van de AVG. Daarom zijn de oorspronkelijke looptijd en opzegtermijn van kracht gebleven. De kantonrechter wijst de vordering van Encis af.

1.Het procesverloop

1.1.
Encis heeft bij dagvaarding van 14 februari 2024 een vordering tegen OBM ingesteld. OBM heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 20 juni 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Encis bij brief van 12 juni 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Encis en OBM hebben een aantal overeenkomsten gesloten met betrekking tot de toegang tot online werkomgevingen (“de overeenkomsten”), waaronder een beheerovereenkomst van 1 februari 2013 (“de oude beheerovereenkomst”).
2.2.
In een e-mail van 17 april 2018 heeft Encis het volgende aan OBM geschreven:
“Naar aanleiding van de komende AVG wetgeving starten wij volgende week met het uitsturen van de verwerkersovereenkomst. De verwerkersovereenkomst is een overeenkomst tussen twee partijen waar diverse afspraken instaan die gaan over het verwerken van persoonsgegevens. Dit zal gepaard gaan met een nieuwe beheerovereenkomst met de actuele situatie van de geleverde producten en diensten en de Service Level Agreement die hierbij hoort”.
2.3.
Naar aanleiding van de e-mail van Encis van 17 april 2018 hebben Encis en OBM op 4 mei 2018 een nieuwe beheerovereenkomst gesloten (“de nieuwe beheerovereenkomst”).
2.4.
OBM heeft de overeenkomsten in een e-mail van 7 december 2022 aan Encis opgezegd.
2.5.
OBM heeft de met de overeenkomsten verband houdende kosten aan Encis betaald tot 1 juni 2023.

3.De vordering

3.1.
Encis vordert dat de kantonrechter OBM veroordeelt tot betaling van € 17.845,55, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 16.231,01 vanaf 14 februari 2024 tot de dag der algehele voldoening en de proceskosten.
3.2.
Encis legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat OBM de onder de overeenkomsten verschuldigde bedragen met inachtneming van de verschillende overeengekomen looptijden en opzegtermijnen moet (door-)betalen.

4.Het verweer

4.1.
OBM betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat alle overeenkomsten kunnen worden opgezegd met inachtneming van een termijn van een maand en dat zij die termijn in acht heeft genomen. Daarom vindt OBM dat Encis niets meer van haar te vorderen heeft.

5.De beoordeling

5.1.
Encis heeft gesteld dat zij verschillende overeenkomsten met uiteenlopende looptijden en opzegtermijnen met OBM heeft gesloten. De oude beheerovereenkomst had een looptijd van twaalf maanden met een opzegtermijn van twee maanden. De oude beheerovereenkomst is vervangen door de nieuwe beheerovereenkomst, waarbij de looptijd is gewijzigd in 36 maanden en de opzegtermijn in drie maanden. De nieuwe beheerovereenkomst loopt tot april 2024 en kan niet tussentijds worden opgezegd. Op of omstreeks 25 november 2019 is een (andere) overeenkomst gesloten, die zag op een uitbreiding van de nieuwe beheerovereenkomst en die een looptijd heeft van twaalf maanden met een opzegtermijn van drie maanden. Verder is er op 23 februari 2022 een overeenkomst gesloten voor het gebruik van Microsoft 365. Die overeenkomst heeft een opzegtermijn van een maand.
5.2.
OBM betwist de door Encis gestelde looptijden en opzegtermijnen. Volgens OBM bedraagt de opzegtermijn van alle overeenkomsten één maand. OBM heeft Encis laten weten dat zij niet meer vast wilde zitten aan lange contracten met een opzegtermijn van langer dan een maand en volgens OBM heeft Encis daar in haar e-mail van 27 september 2019 mee ingestemd. Voor wat betreft de nieuwe beheerovereenkomst heeft Encis in haar e-mail van 17 april 2018 aan OBM geschreven dat die moest worden gesloten naar aanleiding van de komende AVG wetgeving, maar Encis heeft er toen niet op gewezen dat de looptijd en de opzegtermijn van de oude beheerovereenkomst zouden worden gewijzigd. Daarom was OBM daar niet op bedacht. Encis had OBM daar op moeten wijzen. Omdat zij dat niet heeft gedaan, zijn de looptijd en de opzegtermijn van de oude beheerovereenkomst van kracht.
5.3.
De vraag is of OBM er, ook gezien de inhoud van de e-mail van Encis van 17 april 2018, bij het sluiten van de nieuwe beheerovereenkomst op bedacht had moeten zijn dat die overeenkomst een looptijd van 36 maanden met een opzegtermijn van drie maanden heeft. Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van de wilsvertrouwensleer [1] , waarbij het aankomt op de zin die de ontvanger van een bericht daar redelijkerwijs aan mocht hechten en wat de ontvanger in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze heeft mogen verwachten. Daarvoor zijn alle omstandigheden van het geval van belang [2] .
5.4.
De kantonrechter volgt OBM in haar stelling dat uit de e-mail van Encis van 17 april 2018 niet blijkt of kan worden afgeleid dat de nieuwe beheerovereenkomst een andere looptijd en opzegtermijn zal hebben dan de oude beheerovereenkomst. Encis heeft in die e-mail alleen de komende AVG wetgeving als reden gegeven voor het sluiten van de nieuwe beheerovereenkomst en heeft daarbij niet gerept over verdere wijzigingen. Als Encis de looptijd en opzegtermijn had willen wijzigen, dan had het op haar weg gelegen OBM daarop te wijzen. Omdat Encis dat niet heeft gedaan, mocht OBM onder deze omstandigheden verwachten dat de looptijd en de opzegtermijn van de oude beheerovereenkomst ongewijzigd bleven. Encis heeft er dus niet gerechtvaardigd op kunnen vertrouwen dat zij een nieuwe looptijd en opzegtermijn met OBM is overeengekomen. De kantonrechter volgt OBM echter niet in haar stelling dat uit de e-mail van Encis van 27 september 2019 blijkt dat Encis heeft ingestemd met een opzegtermijn van een maand voor alle overeenkomsten. In die e-mail is Encis akkoord gegaan met een maand opzegtermijn voor de VPS servers, maar niet voor de andere overeenkomsten.
5.5.
Dat houdt in dat de kantonrechter van oordeel is dat de nieuwe beheerovereenkomst een looptijd van twaalf maanden heeft met een opzegtermijn van twee maanden. OBM heeft alle overeenkomsten op 7 december 2022 opgezegd en de met de overeenkomsten verband houdende kosten doorbetaald tot 1 juni 2023.
5.6.
Op de zitting heeft de kantonrechter aan Encis gevraagd hoe groot haar vordering op OBM is als zou worden geoordeeld dat de nieuwe beheerovereenkomst een looptijd van twaalf maanden heeft met een opzegtermijn van twee maanden. Encis heeft geen antwoord op die vraag gegeven en heeft haar (eventuele) vordering voor dat geval niet onderbouwd. De kantonrechter zal de vordering van Encis dan ook afwijzen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Encis, omdat zij ongelijk krijgt. Aangezien OBM in persoon procedeert, worden de proceskosten van OBM begroot op een (forfaitair) bedrag van € 50,00, plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Encis tot betaling van de proceskosten van OBM van € 50,= , te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met de kosten van betekening als Encis niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart dit vonnis voor zover het betreft de onder 6.2 opgenomen veroordeling tot betaling van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. de Metz en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zoals neergelegd in artikel 3:33 en 3:35 van het Burgerlijk Wetboek (“BW”).
2.ECLI:NL:HR:2017:315, r.o. 3.3.2.