Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.De uitgangspunten
“Voor de goede orde doe ik u hierbij toekomen een afschrift van het verweerschrift alsmede een afschrift van de e-mail d.d. 28 mei jl. van de gemachtigde van de wederpartij.Gezien de mededeling van verweerster dat zij niet ter zitting zal verschijnen heeft de kantonrechter besloten dat in deze procedure geen mondelinge behandeling zal plaatsvinden.U wordt in de gelegenheid gesteld om uw reactie op het verweerschrift schriftelijk kenbaar te maken, en wel uiterlijk 2 juli 2024.”
“Geachte heer, mevrouw,
Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de motivering van de procesbeslissing van 9 juli 2024 om [bedrijfsnaam] een gelegenheid te bieden om te reageren op de door verzoekster op 2 juli 2024 ingediende reactie, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid.
De kantonrechter is alleen maar bezig met de belangen van [bedrijfsnaam]. Ondanks het feit dat [bedrijfsnaam] zelf nadrukkelijk aangeeft niet ter zitting te zullen verschijnen c.q. geen nader verweer te voeren, de gewraakte rechter op grond daarvan beslist dat een zitting niet nodig is (terwijl hoger beroep in deze zaak niet openstaat en op geen enkele wijze tegemoet is gekomen aan de overige gerechtvaardigde belangen van verzoekster gehoord te kunnen worden op een zitting) krijgt de wederpartij opnieuw een gelegenheid nader verweer te voeren, zonder daarbij een zitting te bepalen (waar verzoekster tot wraking weer kan reageren op het nadere verweer van [bedrijfsnaam] en overige procesrechten voorafgaand aan en ter zitting kan uitoefenen).
3.De beoordeling
Dat kan geen grond voor wraking opleveren. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing of de motivering daarvan als zodanig geen grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het enkele feit dat de rechter een voor een partij negatieve (proces)beslissing neemt, levert geen grond voor wraking op. Dat is vaste rechtspraak sinds het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413).
Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
Dat wrakingskamer is van oordeel dat deze uitzonderingssituatie zich hier niet voordoet.