ECLI:NL:RBNHO:2024:7083

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
11158997 \ KG EXPL 24-81
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonstop bij ziekte: recht op doorbetaling van loon en wettelijke verhogingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser 2] en [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de vraag of de werkgever, [gedaagde], het loon van [eiser 2] mag stopzetten op basis van het argument dat er geen sprake is van ziekte. [eiser 2] heeft zich op 30 januari 2024 ziekgemeld, maar de bedrijfsarts heeft in een rapport van 28 februari 2024 geconcludeerd dat er geen sprake is van ziekte, maar van een verstoorde werkrelatie. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever niet zomaar het loon kan stopzetten zonder een nieuwe beoordeling door de bedrijfsarts na de herhaalde ziekmelding van [eiser 2]. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser 2] tot doorbetaling van het loon toe, evenals de wettelijke verhoging en rente over het achterstallige loon. De kantonrechter benadrukt dat de werkgever verantwoordelijk is voor het inschakelen van de bedrijfsarts en dat de eerdere beoordeling niet meer relevant is na de nieuwe ziekmelding. De zaak illustreert de rechten van werknemers bij ziekte en de verplichtingen van werkgevers in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11158997 \ KG EXPL 24-81 (rvk)
Uitspraakdatum: 12 juli 2024 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser 1]
wonende te [plaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiser 2]
gemachtigde: mr. R. Muurlink
tegen
[gedaagde]
gevestigd te [gemeente]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. D.R. Kluft
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de vraag of de werkgever het loon mag stop zetten omdat geen sprake is van ziekte. De kantonrechter is van oordeel dat werkgever dit niet mag. Werknemer heeft zich ziekgemeld. De beschikbare rapportage van de bedrijfsarts geeft onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat werknemer arbeidsgeschikt is.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser 2] heeft [gedaagde] op 21 juni 2024 gedagvaard. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 juli 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser 2] bij brief van 1 juli 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] is op 1 januari 2005 in dienst getreden bij [gedaagde] . [eiser 2] is laatstelijk werkzaam in de functie van Leraar L11 met een arbeidsomvang van 32 uur per week. Het salaris bedraagt € 4.689,60 bruto per maand. In de laatste akte van aanstelling (van 4 oktober 2019) staat dat de standplaats (locatie) van [eiser 2] is: [school] te [school] . Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Primair Onderwijs van toepassing.
2.2.
In 2021 en 2022 is [eiser 2] een periode ziek geweest. In de tweede helft van 2022 is een mediation traject geweest dat succesvol is afgerond. Per 1 maart 2023 is op de locatie van [eiser 2] een nieuwe directeur gaan werken. Sindsdien zijn er gesprekken geweest over de samenwerking met [eiser 2] . Begin 2024 hebben partijen mediation gestart maar dat is mislukt.
2.3.
Op 30 januari 2024 heeft [eiser 2] zich ziek gemeld.
2.4.
Op 28 februari 2024 vond een consult plaats bij de bedrijfsarts. Naar aanleiding van dit consult heeft [naam 1] , arts, werkend onder supervisie van [naam 2] , bedrijfsarts, het volgende gerapporteerd:
‘(…)
Ik sprak vandaag mevrouw [eiser 1] op locatie.
Zij heeft een normale reactie op een abnormale situatie; hiermee bedoel ik dat werknemer een te verwachten reactie heeft op een verstoorde werkrelatie. Er is geen sprake van ziekte. Zij is volledig belastbaar voor haar eigen uren en taken. Let op; er zijn wel lichte beperkingen welke veroorzaakt worden door de verstoorde werkrelatie. Indien dit niet wordt opgelost kunnen deze beperkingen verder toenemen en wel voor langdurige uitval zorgen. Het is daarom van uiterst belang dat werkgever er alles aan doet om de verstoorde arbeidsrelatie op te lossen. Ik adviseer daarbij indien nodig mediation (ondanks dat ik vernam dat er reeds een gesprek heeft plaatsgevonden). Werknemer zou graag vernemen welke verbeterpunten er zijn en een verbeter traject aangaan.
Er is geen vervolg nodig tenzij de medische situatie verandert. (…)’
2.5.
[gedaagde] heeft op 8 maart 2024 aan [eiser 2] het voornemen kenbaar gemaakt om haar over te plaatsen naar de [locatie] te [plaats 2] . [eiser 2] heeft in haar zienswijze van 23 maart 2024 bezwaar gemaakt tegen dit voornemen. Bij brief van 11 april 2024 heeft [gedaagde] besloten tot overplaatsing. [eiser 2] heeft tegen dit besluit beroep aangetekend bij de Commissie van beroep Funderend Onderwijs. De beroepsprocedure loopt op dit moment nog.
2.6.
Op 15 april 2024 heeft de gemachtigde van [eiser 2] in een brief aan [gedaagde] geschreven dat [eiser 2] zich (in toegenomen mate) ziek meldt en dat [eiser 2] niet in staat is op de uitnodiging in te gaan om op 15 april 2024 een gesprek aan te gaan met de directeur van de [locatie] en dat zij zich voor dat gesprek afmeldt.
2.7.
[gedaagde] heeft daarop geantwoord in een e-mail van 22 april 2024 dat zij de arbodienst heeft verzocht [eiser 2] opnieuw op te roepen, maar dat vanuit de arbodienst is aangegeven dat een consult bij de bedrijfsarts niets gaat bijdragen aan de ontstane situatie. [gedaagde] schrijft verder dat de oplossing voor het probleem is dat [eiser 2] op de [locatie] gaat werken. Ook biedt [gedaagde] nogmaals mediation aan.
2.8.
Op 17 mei 2024 heeft [eiser 2] een kennismakinggesprek gevoerd op de [locatie] . Tot inhoudelijke afspraken is het niet gekomen omdat [eiser 2] heeft gezegd dat zij niet in staat is om te werken en ziek is.
2.9.
[gedaagde] heeft in een brief van 21 mei 2024 bevestigd dat [eiser 2] zich opnieuw arbeidsongeschikt heeft gemeld en dat de bedrijfsarts tot tweemaal toe is verzocht om [eiser 2] opnieuw op te roepen, maar dat de bedrijfsarts te kennen heeft geven dat zijn advies van 28 februari 2024 blijft gehandhaafd, omdat er geen sprake is van ziekte en arbeidsgeschiktheid. [eiser 2] is gewaarschuwd dat [gedaagde] zou overgaan tot het opleggen van een loonstop indien [eiser 2] zich niet op 28 mei 2024 meldt bij de schooldirectie van [locatie] om de inhoud van de werkzaamheden te bespreken en om aansluitend op 29 mei 2024 te starten.
2.10.
Op 27 mei 2024 reageert [eiser 2] hierop met de mededeling dat zij zich niet herkent in wat [gedaagde] schrijft en dat zij op een later moment een inhoudelijke reactie zal geven.
2.11.
[gedaagde] heeft vervolgens in een brief van 28 mei 2024 geschreven dat [eiser 2] weigert de overeengekomen werkzaamheden te verrichten en dat zij daarom een loonstop instelt met ingang van 29 mei 2024.
2.12.
[eiser 2] heeft op 6 juni 2024 protest aangetekend tegen de loonstop en zij heeft op
7 juni 2024 een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd over de vraag of zij op 15 april 2024 haar werkzaamheden kon uitvoeren.
2.13.
In een brief van 12 juni 2024 schrijft [gedaagde] dat zij bij haar standpunt blijft en dat de loonstop pas wordt opgeheven als [eiser 2] zich op [locatie] meldt om haar werkzaamheden te hervatten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 2] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt tot doorbetaling van het overeengekomen loon van € 4.689,60 bruto per maand, althans het bedrag waarop zij tijdens arbeidsongeschiktheid recht heeft, vermeerderd met 8 procent vakantietoeslag, met ingang van 1 juni 2024. [eiser 2] vordert daarnaast de wettelijke verhoging vanwege te late betaling over de vervallen loonbedragen en zij vordert tevens de wettelijke rente over het achterstallige loon en de wettelijke verhoging. Tot slot maakt [eiser 2] aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
[eiser 2] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] op grond van de arbeidsovereenkomst gehouden is het loon door te betalen, ook tijdens arbeidsongeschikt van [eiser 2] . [eiser 2] is sinds 28 februari 2024 arbeidsongeschikt. De loonstop die [gedaagde] per 1 juni 2024 heeft doorgevoerd is daarom onterecht. Van [eiser 2] kan bovendien, omdat deze zaak een kort geding betreft, niet verwacht worden een deskundigenoordeel van het UWV over te leggen. [gedaagde] dient dus het loon door te betalen.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat de vordering moet worden afgewezen omdat er geen deskundigenverklaring van het UWV is overgelegd. Ook moet de vordering worden afgewezen omdat er geen sprake is van ziekte bij [eiser 2] . Omdat [eiser 2] weigert haar werkzaamheden te verrichten op haar nieuwe locatie, is [gedaagde] bevoegd een loonstop op te leggen. Zij is dus geen loon verschuldigd.
3.4.
Op de standpunten wordt voor zover van belang bij de beoordeling verder ingegaan.

4.De beoordeling

[gedaagde] Opvang of [gedaagde] Onderwijs?
4.1.
Op de zitting hebben beide partijen bevestigd dat de naam [gedaagde] ’ in de dagvaarding een verschrijving is en dat de juiste naam van de gedaagde partij is ‘ [gedaagde]
. De aanhef van dit vonnis is hieraan aangepast.
Spoedeisend belang
4.2.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser 2] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het gaat om een vordering tot doorbetaling van loon.
4.3.
De kantonrechter geeft in dit geding een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. Voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure.
4.4.
Het geschil spitst zich toe op de stopzetting van het loon vanaf juni 2024.
Ontbreken deskundigen verklaring
4.5.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de loonvordering moet worden afgewezen, omdat bij de eis geen verklaring is gevoegd van een deskundige als bedoeld in artikel 7:629a BW. Het overleggen van een deskundigenverklaring geldt in beginsel niet in kort geding [1] . De kantonrechter ziet geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen.
4.6.
[eiser 2] heeft op 7 juni 2024 een deskundigenverklaring aangevraagd, en die zou op 4 juli 2024 (2 dagen na de zitting) worden verwacht. Echter, ter zitting is namens [gedaagde] verklaard dat het UWV bij [gedaagde] om schriftelijke informatie heeft verzocht over het telefonisch overleg met de Arbo dienst in april 2024 (zie 2.7 en 2.9). Volgens [gedaagde] gaat de arbodienst nog iets op papier te zetten, maar wanneer is onduidelijk.
4.7.
Gelet op het voorgaande wordt dit verweer verworpen.
Loonstop
4.8.
[gedaagde] heeft naar de kern betoogd dat zij de loonstop heeft opgelegd omdat geen sprake is van ziekte. [eiser 2] weigert haar werkzaamheden uit te oefenen, terwijl zij niet ongeschikt is voor de eigen werkzaamheden, zo volgt uit het rapport van de bedrijfsarts van 28 februari 2024. Er zijn geen medische beperkingen, maar is er sprake van een arbeidsgerelateerd conflict op de voormalige werklocatie van [eiser 2] . Dit conflict is opgelost door de overplaatsing naar de nieuwe locatie, zodat er geen beperkingen meer zijn, aldus nog steeds [gedaagde] .
4.9.
De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat dit betoog niet kan slagen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.10.
Het is de bedrijfsarts die beoordeelt of er sprake is van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte. De bedrijfsarts is de deskundige en onafhankelijke instantie die daarvoor is aangewezen.
4.11.
Het rapport van de bedrijfsarts, waarop [gedaagde] zich beroept, dateert van ruim drie maanden geleden. Het lag op de weg van [gedaagde] om na de (herhaalde) ziekmelding van [eiser 2] op 15 april 2024 de bedrijfsarts te vragen de ziekmelding opnieuw te beoordelen. [gedaagde] heeft wel om een consult gevraagd, maar vast staat dat er geen consult bij de bedrijfsarts plaats gevonden. De hiervoor opgegeven reden kan de kantonrechter niet volgen. Ter zitting is namens [gedaagde] op vragen van de kantonrechter verklaard dat telefonisch contact is geweest met de casemanager en/of arbeidsdeskundige, en niet met de bedrijfsarts. Onweersproken heeft [eiser 2] verklaard dat zij in het kader van dit contact niet is gehoord.
4.12.
Bij deze stand van zaken kan de door [gedaagde] gestelde visie van de bedrijfsarts niet dienen als grondslag voor de stelling van [gedaagde] dat [eiser 2] niet ziek is. Dat geen nieuw consult heeft plaats gevonden komt voor risico van [gedaagde] .
4.13.
De kantonrechter deelt ook niet de opvatting van [gedaagde] dat (reeds) uit het rapport van 28 februari 2024 volgt dat [eiser 2] niet ziek is. Weliswaar staat in het rapport dat geen sprake is van ziekte, maar dat is niet de enige constatering. Geconstateerd is ook dat er lichte beperkingen zijn die worden veroorzaakt door de verstoorde arbeidsrelatie. Indien dit niet wordt opgelost kunnen deze beperkingen verder toenemen en voor langdurige uitval zorgen, aldus het rapport.
4.14.
De redenering van [gedaagde] dat slechts sprake is van een verstoorde relatie met de [school] , en dat die situatie zich niet meer voordoet door de overplaatsing, zodat [eiser 2] weer arbeidsgeschikt moet worden geacht, is - bij gebreke van een nieuwe beoordeling door de bedrijfsarts - een te eenvoudige voorstelling van zaken. Gelet op het geschil over het overplaatsingsbesluit en de weergave van het kennismakingsgesprek met [locatie] kan niet zonder meer worden aangenomen dat geen sprake (meer) is van ziekte.
4.15.
Voor zover [gedaagde] het standpunt heeft ingenomen dat het niet verrichten van de overeengekomen arbeid in de gegeven omstandigheden in redelijkheid voor risico [eiser 2] komt, wordt dat standpunt niet gevolgd. In het voorgaande ligt immers besloten dat er voorlopig van moet worden uitgegaan dat [eiser 2] arbeidsongeschikt is door beperkingen. Ingevolge artikel 7:629 lid 1 BW heeft [eiser 2] in dat geval recht op loon.
4.16.
Het voorgaande leidt tot de voorlopige conclusie dat de loonstop niet terecht is. [eiser 2] heeft dus recht op doorbetaling van haar loon en de vordering op dit punt zal worden toegewezen als na te melden bij de beslissing.
4.17.
Dit alles neemt niet weg dat de arbeidsdeskundige verklaring en/of een nieuwe beoordeling van de bedrijfsarts een nieuw licht op het geschil kan werpen. De loonvordering wordt toegewezen, zolang wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 7:629 BW, zoals gevorderd. Dit betekent onder andere dat [eiser 2] geen passende arbeid mag weigeren, moet meewerken aan redelijke voorschriften of getroffen maatregelen om passende arbeid te verrichten, en niet zonder deugdelijke grond mag weigeren mee te werken aan een plan van aanpak om re-integratie te bevorderen.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
4.18.
De gevorderde wettelijke verhoging over het achterstallige salaris en de wettelijke rente over het achterstallige salaris en de wettelijke verhoging zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke verhoging zal worden gematigd tot 15%. De kantonrechter ziet daartoe aanleiding vanwege de al langer lopende discussie tussen partijen en gelet op de pogingen van [gedaagde] om de arbeidsrelatie door middel van mediation weer vlot te trekken.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.19.
[eiser 2] maakt tevens aanspraak gemaakt op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiser 2] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat namens haar buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser 2] heeft de hoogte van de buitengerechtelijke kosten niet gespecificeerd. De kantonrechter zal de hoogte van de toe te wijzen vergoeding bepalen volgens het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief dat hoort bij het (opeisbare) loon over de maand juni 2024 exclusief wettelijke verhoging en rente. Een bedrag van € 593,96 zal worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar.
Proceskosten
4.20.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. De proceskosten van [eiser 2] worden begroot op:
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 814,00
- nakosten
€ 135,00Totaal: € 1.197,00
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 2] van het overeengekomen loon van € 4.689,60 bruto per maand, althans voor zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt het bedrag aan salaris dat [eiser 2] toekomt op grond van artikel 7:629 BW en de CAO Primair Onderwijs, te vermeerderen 8% vakantietoeslag, met ingang van 1 juni 2024 en zolang de arbeidsovereenkomst tussen partijen voortduurt en ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 2] van de wettelijke verhoging met een maximum van 15% over het hiervoor onder 6.1. toegewezen loonbedrag;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 2] van de wettelijke rente over de hiervoor onder 6.1. en 6.2. toegewezen bedragen vanaf het moment van opeisbaar worden tot de dag van betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 2] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 593,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van € 1.197,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter