ECLI:NL:RBNHO:2024:6826

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
81.083130.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreding van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus door de vennootschap onder firma [bedrijfsnaam] V.O.F. wegens niet kwalificerende werkzaamheden

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Haarlem, op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de vennootschap onder firma [bedrijfsnaam] V.O.F. De verdachte was beschuldigd van het verrichten van beveiligingswerkzaamheden zonder de vereiste vergunning op grond van artikel 2 lid 1 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr). De tenlastelegging betrof werkzaamheden die de verdachte op 15 september 2021 te Schiphol-Rijk zou hebben verricht, waarbij medewerkers van de verdachte betrokken waren bij het controleren van vrachtwagens en goederen.

De officier van justitie vorderde dat de tenlastelegging bewezen zou worden verklaard, stellende dat de werkzaamheden van de verdachte onder de definitie van beveiligingswerkzaamheden in de Wpbr vallen. De verdediging daarentegen betoogde dat de werkzaamheden niet gericht waren op beveiliging, maar op kwaliteitscontrole, en dat de medewerkers van de verdachte niet als beveiligers optraden.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. De economische politierechter oordeelde dat de werkzaamheden van de verdachte niet kwalificeerden als beveiligingswerkzaamheden in de zin van de Wpbr. De rechtbank concludeerde dat de werkzaamheden voornamelijk bestonden uit controle en kwaliteitsbewaking, en niet uit het bewaken van de veiligheid van goederen of personen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Economische Politierechter
Parketnummer: 81/083130-22
Uitspraakdatum: 8 mei 2024
Tegenspraak
Schriftelijk vonnis
Vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland, in de zaak tegen:
De vennootschap onder firma
[bedrijfsnaam] V.O.F.,
gevestigd te [plaats en adres],

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 april 2024.
De economische politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Visser en van wat de vertegenwoordiger van de verdachte, [vertegenwoordiger], vennoot van de verdachte, en haar raadsvrouw. mr. A. Sennef, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 15 september 2021 te Schiphol-Rijk, althans gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, zonder vergunning van Onze Minister door de instandhouding van een beveiligingsorganisatie beveiligingswerkzaamheden heeft verricht en/of aangeboden, door onder meer
- haar (ingehuurde) medewerkers te laten controleren of de juiste truck, trailer en chauffeur(s) is/ zijn aangekomen;
- haar (ingehuurde) medewerkers te laten controleren of de goederen zonder schade in de truck geladen worden;
- haar (ingehuurde) medewerkers te laten controleren of de juiste seal is aangebracht;
- haar (ingehuurde) medewerkers te laten controleren of de juiste route wordt gevolgd en of de chauffeur(s) zich aan de afgesproken rusttijden/parkeerplaatsen houden;
- haar (ingehuurde) medewerkers mee te laten rijden om te controleren of de goederen goed en compleet zijn aangekomen op de plaats van bestemming.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard. De officier van justitie heeft daartoe - zakelijk weergegeven – het volgend aangevoerd.
De werkzaamheden die de verdachte heeft aangenomen om te verrichten, en die gespecificeerd zijn in de tenlastelegging, zijn aan te merken als beveiligingswerkzaamheden in de zin van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr).
De rechtbank Rotterdam heeft in een uitspraak van 24 april 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:3199) geoordeeld dat niet valt in te zien dat het begeleiden van een vrachtwagen met goederen geen beveiligingswerkzaamheden zijn in de zin van de Wpbr. Het gaat om het begeleiden van een vrachtwagen met goederen, toezicht houden op transport en het informeren van de politie bij onraad. De beveiligingsmedewerkers bewaken de veiligheid. Dat zij zelf niet ingrijpen maakt dat niet anders.
De werkzaamheden die de verdachte verricht zijn veel omvangrijker dan in die zaak. Dat onderstreept dat de werkzaamheden die in de tenlastelegging zijn opgenomen, en waarover geen discussie is, vallen onder het begrip beveiligingswerkzaamheden.
Uit het dossier volgt dat de beveiliging mogelijk is ingeschakeld, omdat er een dreiging van een overval was. De zichtbare aanwezigheid van meerdere voertuigen en begeleiders kan een overvaller afschrikken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aan de hand van de pleitnota beargumenteerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Daartoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd (samengevat):
De werkzaamheden van de verdachte richten zich niet op de beveiliging van de lading. Er wordt gecontroleerd of de lading bij vertrek onbeschadigd wordt geladen, wordt verzegeld en bij aankomst weer onbeschadigd wordt afgeleverd. Tijdens de rit houden de medewerkers van de verdachte de verkeerssituatie in de gaten en leggen vast hoe die invloed heeft op het transport. Die werkzaamheden dienen niet om de lading te beschermen, maar om, in geval van schade, de aansprakelijkheid te kunnen bepalen.
De medewerkers van de verdachte rijden achter het transport aan in particuliere auto’s en dragen geen uniform. Dat maakt ook dat er geen afschrikwekkende werking van uitgaat.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Wettelijk kader
Artikel 2 lid 1 Wpbr luidt:
Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister door de instandhouding van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau beveiligingswerkzaamheden of recherchewerkzaamheden te verrichten of aan te bieden.
Artikel 1 lid 1 Wpbr luidt, voor zover van belang:
In deze wet wordt verstaan onder
c. beveiligingswerkzaamheden: het bewaken van de veiligheid van personen en goederen of het waken tegen verstoring van de orde en rust op terreinen en in gebouwen;
3.3.2.
Feitelijke gang van zaken
De verdachte is een vennootschap onder firma waarvan de werkzaamheden volgens het uittreksel van de kamer van koophandel voor zover van belang inhouden:
Het ondersteunen en adviseren van transportondernemingen in het algemeen;
De verdachte heeft geen vergunning als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wpbr.
Op 15 september 2021 zijn medewerkers van de verdachte door de Koninklijke Marechaussee gecontroleerd op Schiphol-Rijk bij het bedrijf [bedrijfsnaam B] B.V. (hierna [bedrijfsnaam B]), omdat het vermoeden bestond dat zij beveiligingswerkzaamheden aan het uitvoeren waren, terwijl aan de verdachte daartoe geen vergunning was verleend. De medewerkers hebben desgevraagd verklaard dat zij werkzaam waren als escorts (de economische politierechter begrijpt: escorte) en dat zij geen beveiligingswerkzaamheden uitvoerden, maar kwaliteitscontrole deden. Zij moesten controleren of de vracht compleet en zonder schade op de bestemmingen kwam.
Bij de stukken bevindt zich een opdrachtbevestiging van 19 augustus 2020, waarin voor zover van belang is opgenomen:
“[bedrijfsnaam] (verdachte) verzorgt voor [bedrijfsnaam B] de kwaliteitscontrole gedurende de NPI max periode.
Dit houdt in dat:
- Medewerkers van [bedrijfsnaam] controleren of de juiste truck, trailer en chauffeur(s) is/zijn aangekomen;
- Medewerkers van [bedrijfsnaam] controleren of de goederen zonder schade in de truck geladen worden;
- Medewerkers van [bedrijfsnaam] controleren of de CMR overeenkomt met wat geladen is;
- Medewerkers van [bedrijfsnaam] controleren of de juiste seal is aangebracht;
- Medewerkers van [bedrijfsnaam] controleren of de juiste route wordt gevolgd en of de chauffeur(s) zich aan de afgesproken rusttijden/parkeerplaatsen houden;
- Bij aankomst op de eindbestemming de medewerkers van [bedrijfsnaam] erop toezien dat tijdig gelost wordt en de goederen onbeschadigd uit de vrachtauto komen;
- Medewerkers van [bedrijfsnaam] controleren dat de CMR getekend is;”
- Medewerkers van [bedrijfsnaam] rijden in principe in een particulier voertuig en gaan in burger kleding gekleed.
Namens de verdachte is ter zitting verklaard dat het hier een raamovereenkomst betreft op basis waarvan telkens per transport overeenkomsten worden gesloten. Het transport is door [bedrijfsnaam B] uitbesteed aan [bedrijf B]. Een soortgelijke (raam)overeenkomst is ook met [bedrijf B] afgesloten.
De in de opdrachtbevestiging genoemde werkzaamheden komen overeen met de in de tenlastelegging genoemde werkzaamheden. Daarbij merkt de economische politierechter het volgende op. In de tenlastelegging is opgenomen dat de verdachte beveiligingswerkzaamheden heeft verricht of heeft aangeboden door “haar (ingehuurde) medewerkers mee te laten rijden om te controleren of de goederen goed en compleet zijn aangekomen op de plaats van bestemming”. Daarmee is niet bedoeld, zoals de officier van justitie ter zitting heeft bevestigd, dat de medewerkers op de truck meerijden, maar dat zij in een afzonderlijk voertuig met de truck mee oprijden.
3.3.3.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte in ieder geval de in de tenlastelegging opgenomen werkzaamheden heeft verricht of althans aangeboden. De economische politierechter heeft te beoordelen of die werkzaamheden kwalificeren als beveiligingswerkzaamheden in de zin van de Wpbr.
Het is evident dat het niet betreft het bewaken van de veiligheid van personen of het waken tegen verstoring van de orde en rust op terreinen en in gebouwen, maar dat uitsluitend het bewaken van de veiligheid van goederen in aanmerking zou kunnen komen.
Naar het oordeel van de economische politierechter zijn in ieder geval de werkzaamheden in de tenlastelegging onder de eerste drie streepjes niet aan te merken als het bewaken van de veiligheid van goederen. Het zijn immers zuiver contolerende werkzaamheden die de veiligheid van de goederen niet raken.
Het volgen van een transport en het daarbij controleren van de route kan onder omstandigheden worden aangemerkt als het bewaken van de goederen; bijvoorbeeld als de begeleiders uiterlijk als bewaking kenbaar zijn door kleding of een opvallend gemarkeerd voertuig. Dan kan zich de situatie voordoen die de officier van justitie schetst, waarbij door de enkele opvallende aanwezigheid van de escorte potentiële overvallers worden afgeschrikt en aldus de veiligheid van de goederen wordt bewaakt.
In het onderhavige geval is dat echter niet aan de orde. Het betreffen immers juist ongeüniformeerde, in particuliere auto’s rijdende escortes.
Uit niets blijkt dat de werkzaamheden op iets anders zien dan bij te houden of zich tijdens het laden, het transport en de aflevering van de goederen bijzonderheden voordoen die bij schade van belang kunnen zijn voor de vaststelling van de aansprakelijkheid.
De economische politierechter oordeelt dan ook dat de tenlastegelegde werkzaamheden niet als beveiligingswerkzaamheden in de zin van de Wpbr kunnen worden aangemerkt, zodat de verdachte niet door instandhouding van een beveiligingsorganisatie beveiligingswerkzaamheden heeft verricht of aangeboden en zij van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus, economische politierechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.R. Nederstigt-Uijtdewilligen,
en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.