ECLI:NL:RBNHO:2024:6679

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
11005640 \ CV EXPL 24-1956
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen buren over belediging en onrechtmatige daad

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is er een geschil ontstaan tussen twee buren, [eiser] en [gedaagde], naar aanleiding van beschuldigingen van belediging en onrechtmatige daad. [Eiser] heeft op 28 februari 2024 een vordering ingesteld tegen [gedaagde], waarin hij stelt dat zij hem onterecht heeft beschuldigd van het gebruik van de woorden 'oprotten naar je eigen land'. Deze beschuldiging zou zijn gedaan tijdens een gesprek op 21 november 2023, waarbij [gedaagde] zich gesteund voelde door [betrokkene 1]. [Eiser] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en een schadevergoeding van € 500,00, bestemd voor slachtoffers van de aardbeving in Marokko.

De kantonrechter heeft op 3 juli 2024 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting is gebleken dat er al langere tijd irritaties bestaan tussen de buren, onder andere door verbouwingen en overlast. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet heeft kunnen bewijzen dat [eiser] de gewraakte woorden heeft gebruikt. Hierdoor is de beschuldiging van [gedaagde] onrechtmatig geacht. Ondanks de onrechtmatigheid heeft de kantonrechter geoordeeld dat het toekennen van schadevergoeding niet zal bijdragen aan de oplossing van het conflict tussen de buren. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen, en hij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11005640 \ CV EXPL 24-1956
Uitspraakdatum: 3 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. C. Ravesteijn
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
bijgestaan door [betrokkene 1]

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 28 februari 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 10 juni 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn buren.
2.2.
In november 2021 is [gedaagde] begonnen met een grote verbouwing van haar woning.
2.3.
Op 10 december 2021 heeft [eiser] om 15.31 uur aan [gedaagde] per WhatsApp het volgende bericht gestuurd:

Graag ophouden met de dagenlange enorme de overlast veroorzakende boren , getimmer en ander lawaai van jullie. De herrie is niet te harden, het lawaai dreunt door ons hele huis. Jullie wonen hier met buren en dienen hier rekening mee te houden. Neem anders een vrijstaand huis, kun je zoveel herrie maken als je wilt, maar niet hier. Fam. [eiser] nr. [nummer 1]
2.4.
[gedaagde] heeft daarop om 15.32/15.33 uur geantwoord:

Pardonnnnn??? De komende 2 weken zit je nog in de herrie !!!! Fijne dag verder
2.5.
Op 21 november 2023 heeft [gedaagde] samen met [betrokkene 1] bij [eiser] aan de deur gestaan om te praten over de rookgasafvoer van [eiser] en een te maken afscheiding op de erfgrens. Tijdens dat gesprek heeft [gedaagde] [eiser] ervan beschuldigd dat hij haar had toegevoegd dat zij moest oprotten naar haar eigen land.
2.6.
Naar aanleiding daarvan heeft [eiser] [gedaagde] per WhatsApp op 21 november 2023 als volgt bericht:

Aan [gedaagde], buurvrouw van nr. [nummer 2]: Binnen 3 dagen verwacht ik excuses voor je walgelijke opmerking gedaan tijdens ons gesprek van dinsdag 21/11/23 aan mijn voordeur samen met je metgezel. Je beweerde daar dat ik had geschreven “op te rotten naar je eigen land”. Dit is pure laster, een totaal verzonnen bewering. Ik voel mij hierdoor in mijn eer en goede naam aangetasten denk na over eventuele verdere stappen. (…)
2.7.
[gedaagde] heeft [eiser] op 22 november 2023 per WhatsApp geantwoord:

Beste Buurman, Volgens mij begrijp je definitie van het woord laster niet want ik heb het alleen aan jou kenbaar gemaakt en nog niet aan derden. Dus je “goede” naam is zeker niet aangetast. Maar zoals ook aan de deur aangegeven is dit voor mij verleden tijd en wil mijn nu vooral richten op de toekomst. We zitten in een situatie waarin wij overlast hebben van jouw rookgas afvoer. Hiervoor is een simpele oplossing namelijk het plaatsen van een scherm. Aan de deur maakte je een warrige indruk en om die reden heb ik je dochter berichten gestuurd voor een uitleg. Maar laten we vooral geen ruzie maken en elkaar verwijten want is genoeg ellende op de wereld. En ik nodig je daarom graag uit om bij mij thuis uit te leggen wat voor overlast wij hebben van jouw rookgas afvoer en vooral hoe simpel we het probleem kunnen oplossen. En mochten we er niet uitkomen dan kunnen we altijd verdere stappen ondernemen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert:
I. een verklaring voor recht dat [gedaagde] door belediging van [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld en dat [eiser] door die belediging opzettelijk en op onbetamelijke wijze in zijn eer en goede naam is aangerand.
II. veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade, over te maken op bankrekening van Islamitisch Centrum Imam Malik & Islamitisch Centrum Al Hijra te Leiden ten behoeve van de slachtoffers van de aardbeving in Marokko van 9 september 2023.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] hem beledigd heeft door hem er valselijk en zonder onderbouwing van te beschuldigen dat hij tegen haar de woorden “oprotten naar je eigen land” heeft gebruikt. [gedaagde] maakt daarbij ten onrechte gebruik van een etnische en discriminerende benadering, die geen andere bedoeling kan hebben dan de eer en goede naam van [eiser] aan te tasten. Het handelen van [gedaagde] is in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en daarmee onrechtmatig. [gedaagde] is op de hoogte van de joodse achtergrond van [eiser] en wist dat haar valse beschuldigingen gevolgen zouden hebben binnen het gezin van [eiser]. Immers zijn schoonzoon en vriendin (beide Nederlands/Marokkaans) hebben van de dochter van [eiser] ook vernomen dat [eiser] gezegd zou hebben “oprotten naar je eigen land”. [eiser] stelt dat hij nadeel lijdt: als gevolg van de valse beschuldigingen heeft [eiser] last van een gestoorde nachtrust en hebben zich in zijn gezin principiële spanningen voorgedaan. [gedaagde] heeft ook geen gehoor gegeven aan het verzoek om haar excuses aan te bieden.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan dat [eiser] haar in oktober 2022 heeft toegevoegd dat zij moesten “oprotten naar ons eigen land” en dat zij dit voorval heeft aangehaald tijdens het gesprek met [eiser] over de rookgasafvoer en schutting in 2023. [gedaagde] vindt het heel ver gaan dat zij haar excuses moet aanbieden terwijl [eiser] misplaatste opmerkingen heeft gemaakt.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat [gedaagde] [eiser] er op 21 november 2023 van heeft beschuldigd dat hij tegenover haar de woorden “oprotten naar je eigen land” heeft gebruikt. [eiser] betwist dat hij ooit die woorden jegens [gedaagde] heeft geuit.
5.2.
De kantonrechter acht de beschuldiging van [gedaagde] dat [eiser] haar heeft toegevoegd dat zij moest oprotten naar haar eigen land onrechtmatig indien [eiser] dit niet heeft gezegd. Het is immers in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid om iemand zonder grond ervan te betichten een dergelijke discriminerende uitlating te hebben gedaan. Wanneer [eiser] dit wel heeft gezegd is de beschuldiging gerechtvaardigd, waardoor aan de beschuldiging het onrechtmatige karakter wordt ontnomen (artikel 6:162 lid 2 BW). De stelplicht en bewijslast terzake rust op [gedaagde]. Dat betekent dat zij moet aantonen dat [eiser] de woorden daadwerkelijk heeft gebruikt.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] daarin niet geslaagd. Onduidelijk is gebleven wanneer en hoe [eiser] de gewraakte woorden zou hebben gebruikt. [gedaagde] heeft tegenover [betrokkene 2], de dochter van [eiser], eerst verklaard dat [eiser] deze woorden in een Whatsappbericht heeft gebruikt. Toen [gedaagde] door [betrokkene 2] werd verzocht om een screenshot van het desbetreffende Whatsappbericht heeft [gedaagde] verklaard dit bericht te hebben gewist. [gedaagde] heeft ter zitting echter verklaard dat de uitspraak mondeling is gedaan tijdens een incident op 19 oktober 2022 waarbij [eiser] kwaad zou zijn geworden over een KPN-monteur die zijn bestelbus verkeerd geparkeerd had. [gedaagde] heeft geen nadere onderbouwing van haar beschuldiging gegeven. Al met al blijft het dus bij een niet onderbouwde beschuldiging, waarover [gedaagde] wisselende verklaringen heeft afgelegd.
5.4.
Omdat niet is komen vast te staan dat [eiser] [gedaagde] heeft gezegd op te rotten naar haar eigen land, moet de conclusie luiden dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door hem er zonder grond van te beschuldigen deze uitlating te hebben gedaan. Aangezien niet in geschil is dat de beschuldiging [gedaagde] kan worden toegerekend, is zij gehouden de schade die [eiser] daardoor lijdt te vergoeden. [eiser] beroept zich er in dit verband op dat hij in zijn eer en goede naam is aangetast, en dat zijn nadeel bestaat uit een verstoorde nachtrust en spanningen in het gezin.
5.5.
Voor de beoordeling van de door [eiser] gevorderde immateriële schadevergoeding is het bepaalde in artikel 6:106 BW van belang. Daarin is onder meer bepaald dat een benadeelde voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde in zijn eer of goede naam is geschaad. Uit de zinsnede: "een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding" en de memorie van antwoord bij genoemde bepaling volgt dat de rechter die op de voet van deze bepaling schadevergoeding toekent, een discretionaire bevoegdheid heeft met betrekking tot het bepalen van de omvang van die schadevergoeding. De rechter mag met alle omstandigheden van het geval rekening houden bij de begroting van de schade en hij heeft de bevoegdheid om, indien hij daartoe gronden aanwezig oordeelt, geen schadevergoeding toe te kennen (Hoge Raad 27-04-2001, nr. C99/243HR, ECLI:NL:HR:2001:AB1337).
5.6.
De kantonrechter betrekt de volgende omstandigheden bij de begroting van de schade. Het is ongepast dat [gedaagde] [eiser] zonder grond van discriminatie beschuldigd, en volstrekt begrijpelijk dat [eiser] zich daardoor beledigd voelt. Ter zitting is naar voren gekomen dat bij beide partijen al langere tijd irritatie bestaat. In dit verband is door [eiser] het ontbreken van overleg over verbouwingen van [gedaagde], en door [gedaagde] een incident met een verkeerd geparkeerde bestelbus genoemd. Omdat partijen buren zijn, is het in hun beider belang dat zij zich inzetten om de situatie zoveel mogelijk te normaliseren. Als partijen dat niet doen, is het een kwestie van tijd dat het volgende conflict zich aandient. Ter zitting is besproken dat er manieren zijn om nader tot elkaar te komen, waarbij mediation als mogelijkheid is besproken. Niet is te verwachten dat het toekennen van schadevergoeding partijen ook maar een stap dichter bij een oplossing van hun conflict brengt. De kantonrechter ziet daarom onvoldoende grond om naar billijkheid een schadevergoeding toe te kennen.
5.7.
Ter zitting heeft [eiser] de afzonderlijk gevorderde verklaring voor recht als volgt toegelicht. [gedaagde] heeft geweigerd excuses te maken, hoewel zij daarvoor verschillende malen de kans heeft gehad. [eiser] heeft overwogen om strafrechtelijk aangifte te doen, maar daarvan afgezien in de verwachting dat dit toch niet tot vervolging zou leiden. Om toch door een rechter te laten uitspreken dat [gedaagde] hem heeft beledigd heeft [eiser] ervoor gekozen naar de kantonrechter te stappen. Naar het oordeel van de kantonrechter levert de wens een soort pseudo strafrechtelijke veroordeling te verkrijgen onvoldoende zelfstandig belang bij de gevorderde verklaring voor recht.
5.8.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij in het ongelijk wordt gesteld. Omdat [gedaagde] twee keer naar de rechtbank is gekomen stelt de kantonrechter de kosten van [gedaagde] vast op € 100,00 (2x het forfaitair bedrag van € 50,00) aan reis-, verblijf- en verletkosten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 100,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter