ECLI:NL:RBNHO:2024:6678

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
C/15/351761 / KG ZA 24-210
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande factuur en verbod op lasterlijke uitlatingen over advocatenkantoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V., vertegenwoordigd door mr. B.J.L. [betrokkene 2], en [gedaagde]. De eiseres vorderde betaling van openstaande deurwaarderskosten van € 524,32, alsook een verbod voor [gedaagde] om zich lasterlijk of beledigend uit te laten over het advocatenkantoor. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] in gebreke was gebleven met de betaling van de deurwaarderskosten en dat zijn negatieve review op Google onrechtmatig was, omdat deze ongefundeerde beschuldigingen van strafbare feiten bevatte. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [eiseres] grotendeels toegewezen, inclusief een dwangsom voor het niet naleven van de verbodsbepalingen. Tevens werd [gedaagde] verboden om andere medewerkers van [eiseres] te dagvaarden, wat werd gezien als misbruik van procesrecht. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.907,99, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/351761 / KG ZA 24-210
Vonnis in kort geding van 2 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te Maarssen,
eiseres,
advocaat mr. B.J.L. [betrokkene 2] te Maarssen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • producties van de zijde van [gedaagde]
  • de herziene versie van de producties van de zijde van [gedaagde]
  • de aanvullende producties van de zijde van [eiseres]
  • de conclusie van antwoord (die [gedaagde] tijdens de zitting integraal heeft voorgedragen in de vorm van spreekaantekeningen) met producties
  • de akte overlegging aanvullende producties, tevens verzoek om uitspraak ter zitting, althans op verkorte termijn van de zijde van [eiseres]
  • de mondelinge behandeling d.d. 18 juni 2024
  • de pleitnotitie van [eiseres]
  • de pleitnotitie/spreekaantekeningen van [gedaagde].
1.2.
Voor de mondelinge behandeling op 18 juni 2024 zijn verschenen namens [eiseres] mr. [betrokkene 2] voornoemd, vergezeld van mr. J.R.M. [eiseres].
[gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld van zijn echtgenote mevrouw [betrokkene 1].
1.3.
[gedaagde] heeft ter zitting onder meer aangevoerd dat hij een eis in reconventie wenst in te stellen. Hij is zich ervan bewust dat dit via een advocaat moet, maar hij voert aan dat hij niet tijdig een advocaat heeft kunnen vinden. Hij verzoekt om hem 4 weken uitstel te verlenen om alsnog een eis in reconventie via een advocaat in te kunnen stellen of hem voor deze keer toe te staan in persoon een eis in reconventie in te stellen.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting voornoemd verzoek afgewezen en beslist dat geen nader uitstel zal worden verleend voor het indienen van een eis in reconventie. Daartoe is overwogen dat de mondelinge behandeling van dit kort geding al eerder op verzoek van [gedaagde] enkele weken is aangehoudenen en voor een verdere aanhouding geen plaats is.
1.5.
Het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft [eiseres], tevens handelend (onder meer) onder de naam [eiseres] Advocaten, op 31 maart 2022 benaderd om hem bij te staan bij het instellen van twee hoger beroep procedures. De opdracht aan [eiseres] zag op het opstellen van twee dagvaardingen in hoger beroep (op nader aan te vullen gronden) en deze tijdig te doen betekenen. De werkzaamheden zijn door mr. [betrokkene 2] en mr. [eiseres] uitgevoerd.
2.2.
De schriftelijke opdrachtbevestiging aan [gedaagde] houdt voor zover hier van belang het volgende in:
(…)
Financiële afspraken
(…)
2. Het honorarium bedraagt € 250,= per uur, exclusief belaste en onbelaste verschotten.
Het voormelde tarief is exclusief omzetbelasting en exclusief 8% kantoorkosten. Verschotten zijn de voor u door mij gedane uitgaven, zoals griffierecht, deurwaarderskosten, reis- en verblijfkosten. Het voorgaande betekent dat voor u als consument het honorarium € 306,70 per uur inclusief omzetbelasting en inclusief 8% kantoorkosten bedraagt. Reistijd buiten mijn vestigingsplaats zal in rekening worden gebracht. Tijdens het intakegesprek is met u besproken wat de inschatting van de tijdsbesteding van deze kwestie zal zijn.
(…)
5. Met u is afgesproken dat aan u een voorschot in rekening wordt gebracht van € 1.000,-
exclusief BTW. Na ontvangst van dit voorschot, zullen wij starten met onze werkzaamheden voor u. (…)
2.3.
Op 5 april 2022 heeft de deurwaarder bij [eiseres] een bedrag van € 524,32 in rekening gebracht in verband met het uitbrengen van de appeldagvaardingen. [eiseres] had met [gedaagde] afgesproken dat hij de factuur van de deurwaarder voor de betekening van de dagvaardingen zelf rechtstreeks aan de deurwaarder zou betalen. Deze afspraak is [gedaagde] niet nagekomen.
2.4.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 22 april 2022 de einddeclaratie ten bedrage van € 652,19 toegestuurd voor haar eigen werkzaamheden. Daarbij is aangegeven dat de originele uitgebrachte dagvaardingen aan [gedaagde] zullen worden verzonden na ontvangst van de betaling van deze factuur en de factuur van de deurwaarder. [gedaagde] heeft hier niet aan voldaan. Over de betaling van de einddeclaratie is tussen partijen een incassoprocedure bij de afdeling kanton van deze rechtbank aanhangig.
2.5.
[gedaagde] heeft in april 2022 de volgende negatieve review geplaatst op de Google bedrijfspagina van [eiseres]:
'2 Advocaten van dit kantoor, Eur 1.210 op voorhand genomen om 2 dagvaardingen in
Hogerberoep op te stellen. Maar de originele dagvaarding hebben geweigerd om af te
gegeven zodat zaken doelmatig zijn verpest. In plaats van mijn te veel betaald geld Eur
210 terug te betalen maken zij valse extra rekening van Eur 1174,00 zonder enkele
werkzaamheden of vraag ervoor. Onprofessionele, leugenachtige, onbetrouwbare
heren. Daarnaast chanteren zij en houden zij de procedurele correspondentie achter
en vragen geld ervoor, absurd dus. Beiden bij de tuchtrechter aangeklaagd en worden
door de klant gedagvaard om het geld terug te betalen.'
2.6.
Op 31 mei 2022 heeft [gedaagde] bij de deken van de Orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland een klacht ingediend over mr. [betrokkene 2]. De klacht is op 27 oktober 2022 doorgezonden naar de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Bij beslissing van 2 oktober 2023 is de klacht van [gedaagde] ongegrond verklaard. Ook de door [gedaagde] tegen mr. [eiseres] ingediende klacht is ongegrond verklaard. Het Hof van Discipline heeft [gedaagde] in het hiertegen ingestelde hoger beroep niet ontvankelijk verklaard.
De tweede klachtprocedure bij de Raad van Discipline is bij voorzittersbeslissing ongegrond en kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij is voorts medegedeeld dat een volgende klacht niet in behandeling zal worden genomen wegens misbruik van procesrecht. [gedaagde] heeft vervolgens een derde klachtprocedure tegen mr. [betrokkene 2] en mr. [eiseres] ingesteld bij het Hof van Discipline. Deze klacht is door het Hof van Discipline niet in behandeling genomen.
2.7.
[eiseres] heeft [gedaagde] verzocht de deurwaarderskosten te betalen en om de hiervoor vermelde review te verwijderen. [gedaagde] heeft hieraan geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, steeds bij wege van voorschot danwel voorlopige voorziening:
I. [gedaagde] zal veroordelen tot voldoening van € 524,32 aan deurwaarderskosten aan [eiseres];
II. [gedaagde] zal veroordelen tot voldoening van de wettelijke rente over het bedrag aan deurwaarderskosten, zulks vanaf primair 20 april 2022, aangezien de factuur per die datum voldaan had dienen te zijn en subsidiair vanaf een door de voorzieningenrechter vast te stellen datum;
III. [gedaagde] zal veroordelen tot het verwijderen van de door hem op Google geplaatste review en deze verwijderd te houden;
IV. de verplichting tot het verwijderen van de review als onder III op straffe van een dwangsom van € 50.000,- indien de review op een door de voorzieningenrechter vast te stellen datum nog niet verwijderd is, en € 5.000,-per dag of dagdeel dat [gedaagde] weigerachtig is met het vrijwillig en tijdig verwijderen van de review met een maximum van € 100.000;
V. [gedaagde] zal verbieden om zich mondeling of schriftelijk lasterlijk en/of beledigend, althans op een gelijksoortige wijze zoals in de door [gedaagde] geplaatste review of zoals in de communicatie met de rechtbank en de raad en het hof van discipline het geval was, in het openbaar of jegens derden uit te laten over [eiseres] of haar medewerkers;
VI. het gevorderde onder V op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per keer dat [gedaagde] zich opnieuw in het openbaar, althans jegens anderen, waaronder begrepen (tucht-)rechterlijke instanties en de orde van advocaten, lasterlijk en/of beledigend uitlaat over [eiseres] en/of diens medewerkers met een maximum van € 100.000,-;
VII. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een dwangsom ad € 5.000 per dag dat hij nieuwe beledigende en/of lasterlijke uitlatingen op bijvoorbeeld het internet geplaatst laat, zulks met een maximum van € 100.000,-, dan wel door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsommen en maxima;
VIII. [gedaagde] zal verbieden om wegens secretariële werkzaamheden verricht door mevrouw [betrokkene 3] in opdracht van advocaten van eiser een gerechtelijke procedure aan te spannen tegen mevrouw [betrokkene 3], danwel een dagvaarding gericht tegen mevrouw [betrokkene 3] aan te brengen bij de rechtbank, danwel [gedaagde] zal veroordelen tot het intrekken van de procedure tegen mevrouw [betrokkene 3], indien er reeds een procedure is gestart;
IX. [gedaagde] zal verbieden om wegens het aandeelhouderschap in [eiseres] een gerechtelijke procedure aan te spannen tegen de heer [betrokkene 4], danwel een dagvaarding gericht tegen de heer [betrokkene 4] aan te brengen bij de rechtbank, danwel [gedaagde] zal veroordelen tot het intrekken van de procedure tegen de heer [betrokkene 4], indien er reeds een procedure is gestart;
X. [gedaagde] zal verbieden om wegens het zijn van gemachtigde en/of medewerker van [eiseres] een gerechtelijke procedure aan te spannen tegen mevrouw [betrokkene 5], danwel een dagvaarding gericht tegen mevrouw [betrokkene 5] aan te brengen bij de rechtbank, danwel [gedaagde] te veroordelen tot het intrekken van de procedure tegen mevrouw [betrokkene 5], indien er reeds een procedure is gestart;
XI. het gevorderde onder VIII tot en met X op straffe van een dwangsom van € 50.000,- per keer dat [gedaagde] het verbod overtreedt of wanneer [gedaagde] het nalaat een gestarte procedure in te trekken na een door uw rechtbank te bepalen datum, alsmede € 2.000,- per dag dat [gedaagde] het nalaat de procedure in te trekken, met een maximum van € 100.000,- per procedure, dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
XII. [gedaagde] zal veroordelen tot een reële proceskostenveroordeling van € 6.972,68;
XIII. [gedaagde] zal veroordelen tot voldoening van de incassokosten conform de staffel Buitengerechtelijke Incasso Kosten (BIK), zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl en zoals hiervoor uiteengezet (€ 925,-);
XIV. [gedaagde] zal veroordelen tot voldoening van de wettelijke rente over de genoemde incassokosten vanaf het moment van dagvaarding tot het moment der algehele voldoening daarvan;
XV. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van dit geding;
XVI. [gedaagde] zal veroordelen tot voldoening van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf het moment van dagvaarding tot het moment der algehele voldoening daarvan.
3.2.
[eiseres] legt aan de vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] ten onrechte weigert de kosten van de deurwaarder aan [eiseres] te voldoen.
Daarnaast stelt [eiseres] dat [gedaagde] onrechtmatig handelt door een lasterlijke review te plaatsen en zich jegens derden lasterlijk en smadelijk uit te laten over [eiseres] en medewerkers van haar kantoor, waardoor [eiseres] schade lijdt. Bovendien dreigt [gedaagde] om naast de vele procedures tegen mr. [betrokkene 2] en mr. [eiseres] nu ook andere medewerkers in rechte te betrekken met bij voorbaat kansloze vorderingen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Niet ontvankelijkheid

4.1.
[gedaagde] voert aan dat hij niet met [eiseres] B.V. maar met [eiseres] Advocaten een overeenkomst is aangegaan en [eiseres] daarom niet in haar vorderingen kan worden ontvangen. Dit verweer faalt. [eiseres] Advocaten is (een van) de handelsnaam van [eiseres] B.V. en anders dan [gedaagde] betoogt bestaat er geen wet of rechtsregel op grond waarvan een onderneming verplicht is al haar (handels)namen op de overeenkomst te vermelden.
4.2.
De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] evenmin in zijn betoog dat [eiseres] hem met betrekking tot de review niet in privé kan dagvaarden, omdat hij als Google Local Guide immuniteit geniet en [eiseres] daarom Google had moeten dagvaarden. [gedaagde] is en blijft zelf verantwoordelijk voor de inhoud van door hem op Google geplaatste recensies en kan daarom in persoon, uit hoofde van onrechtmatige daad, hierop worden aangesproken.
4.3.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat [eiseres] als werkgever onder bepaalde omstandigheden mede met betrekking tot medewerkers van haar kantoor vorderingen kan instellen, zodat ook dit geen grond vormt om [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren.
Ontslag van instantie
4.4.
[gedaagde] voert verder aan dat er aanleiding is voor ontslag van instantie als [eiseres] niet tijdig een garantie afgeeft of zekerheid stelt voor het hoge griffierecht dat verschuldigd is vanwege de gevorderde hoge dwangsommen. Ook dit betoog faalt.
De hoogte van het griffierecht wordt, anders dan [gedaagde] stelt, niet bepaald aan de hand van (het maximum van) gevorderde dwangsommen, maar op basis van de gevorderde hoofdsom. Dwangsommen zijn immers enkel een prikkel tot nakoming en zijn pas verschuldigd als de hoofdveroordeling niet wordt nagekomen. [eiseres] heeft ter zitting bovendien verklaard dat het griffierecht, zoals te doen gebruikelijk, tijdig via haar rekening-courant zal worden voldaan en de voorzieningenrechter heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Voor ontslag van instantie bestaat dan ook geen grond.
Nietigheid dagvaarding
4.5.
[gedaagde] stelt zich voorts op het standpunt dat de dagvaarding nietig verklaard moet worden, omdat [eiseres] daarin ten onrechte stelt dat haar geen verweer bekend is tegen de gevorderde betaling van de deurwaarderskosten. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) houdt in dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] hieraan heeft voldaan, nu [gedaagde] de verschuldigdheid van deze kosten niet inhoudelijk heeft betwist, maar weigert deze aan [eiseres] te voldoen.
Spoedeisend belang
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het spoedeisend belang gelet op de aard van de vorderingen met betrekking tot het verwijderen van een negatieve review en het staken van procedures tegen medewerkers van [eiseres], gegeven.
De deurwaarderskosten
4.7.
[eiseres] vordert betaling van een bedrag van € 524,32 aan deurwaarderskosten. Deze kosten zijn in het kader van de opdracht van [gedaagde] door de deurwaarder bij [eiseres] in rekening gebracht.
4.8.
Een geldvordering kan in kort geding worden toegewezen als het bestaan van de vordering en de omvang daarvan voldoende vaststaat. Die situatie doet zich hier voor.
4.9.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan dat [eiseres] ten onrechte de factuur aan de deurwaarder heeft betaald, omdat [gedaagde] feitelijk de opdrachtgever van de deurwaarder was en de deurwaarder zijn werkzaamheden uit de opdracht niet volledig heeft uitgevoerd. Dit betoog faalt. [gedaagde] heeft de deurwaarder niet zelf geïnstrueerd. De factuur van de deurwaarder was dan ook niet aan [gedaagde], maar aan [eiseres] gericht. Tussen [eiseres] en [gedaagde] was wel de afspraak gemaakt dat [gedaagde] deze kosten zelf rechtstreeks aan de deurwaarder zou voldoen, maar [gedaagde] is die afspraak niet nagekomen, waarna [eiseres] als opdrachtgever deze kosten uiteindelijk aan de deurwaarder heeft voldaan. De voorzieningenrechter kan [gedaagde] evenmin volgen in zijn verweer dat de werkzaamheden niet volledig zijn uitgevoerd. Tussen partijen is immers niet in geschil dat de deurwaarder de dagvaardingen heeft betekend ten behoeve van het door [gedaagde] gewenste hoger beroep. Daarmee zijn de werkzaamheden van de deurwaarder uitgevoerd. [gedaagde] heeft de hoogte van de in rekening gebrachte kosten verder ook niet betwist.
4.10.
Door [gedaagde] is nog aangevoerd dat [eiseres] al haar vorderingen tegelijkertijd en binnen een redelijke termijn van enkele maanden na april 2022, had moeten aanbrengen in dezelfde procedure. Er loopt nu nog een incassoprocedure bij de kantonrechter in verband met de onbetaalde einddeclaratie van [eiseres] en omdat [eiseres] de deurwaarderskosten daarin niet heeft meegenomen, stelt [gedaagde] dat hij er als consument op mocht vertrouwen dat de vordering na de termijn van twee jaar die geldt bij consumentenkoop, is verjaard. Ook dit betoog faalt.
4.11.
Vooropgesteld wordt dat de bepalingen van consumentenkoop op dit geschil niet van toepassing zijn. Bovendien heeft [eiseres] [gedaagde] meermalen betalingsherinneringen gestuurd. De enkele omstandigheid dat [eiseres] vergeten is deze kosten in de door haar aanhangig gemaakte bodemprocedure mee te nemen, maakt dan ook niet dat [eiseres] deze kosten niet meer kan vorderen.
4.12.
De vordering tot betaling van de deurwaarderskosten zal worden toegewezen. Ook de hierover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
De review
4.13.
[eiseres] vordert verwijdering van de door [gedaagde] op de Google site geplaatste review, omdat de inhoud onrechtmatig, feitelijk onjuist en leugenachtig is.
4.14.
Bij de beoordeling van deze vordering wordt vooropgesteld dat een ieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting en dit betekent dat ook negatieve reviews mogen worden geplaatst als de betreffende dienstverlening negatief is ervaren. Dit vormt echter geen vrijbrief om zich lasterlijk en/of smadelijk uit te laten. Ook aan het recht van vrije meningsuiting kunnen in dat geval grenzen worden gesteld.
4.15.
Het gaat hierbij om de botsing tussen fundamentele grondrechten, te weten het recht op vrijheid van meningsuiting beschermd door artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 EVRM, tegenover het recht op bescherming van de eer en goede naam en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer beschermd in artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 EVRM. In deze staan twee maatschappelijke belangen tegenover elkaar, namelijk aan de ene kant het belang van [gedaagde] om zich in het openbaar kritisch, informerend en/of waarschuwend te kunnen uitlaten over (beweerdelijk aanwezige) misstanden en aan de andere kant het belang van [eiseres] om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen die afbreuk doen aan haar integriteit, geloofwaardigheid, eer en goede naam. Welke van deze twee belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de geuite kritiek, de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de uitlatingen betrekking hebben, de mate waarin de uitlatingen steun vinden in beschikbaar feitenmateriaal, het gezag dat derden zullen toerekenen aan de persoon die de uitlatingen deed en het gedrag en de positie van de benadeelde.
4.16.
[gedaagde] beschuldigt [eiseres] er in zijn recensie van dat de betrokken advocaten zijn zaak opzettelijk hebben verpest, dat er valse facturen zijn opgemaakt en dat de betrokken advocaten onprofessioneel, leugenachtig en onbetrouwbaar zijn en hem chanteren tot het betalen van valse facturen. [eiseres] wordt in de geplaatste recensie aldus beschuldigd van oplichting, fraude, valsheid in geschrifte en chantage. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Voor deze beschuldigingen is in het aanwezige feitenmateriaal geen enkele steun te vinden. Vast staat dat de procedure waar de uitgebrachte dagvaardingen betrekking op hadden bij het hof aanhangig is, zodat de zaak van [gedaagde] niet is verpest, zoals hij beweert. Bovendien zijn de door [gedaagde] tegen mr. [betrokkene 2] en mr. [eiseres] ingediende klachten ongegrond verklaard. Van onprofessioneel, leugenachtig en onbetrouwbaar handelen is dan ook niet gebleken, laat staan van chanteren tot betaling van valse facturen. Dat [eiseres] door deze uitlatingen in haar eer en goede naam wordt geschaad is evident. De voorzieningenrechter is dan ook voorshands van oordeel dat [gedaagde] met het plaatsen van deze review de grenzen van hetgeen toelaatbaar is heeft overschreden. Nu geen van de door [gedaagde] in deze review geuite beschuldigingen steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal en [eiseres] hiervan schade ondervindt, is de vordering tot verwijdering van deze review toewijsbaar.
4.17.
Na ontvangst van de dagvaarding en kort voor de mondelinge behandeling van dit kort geding, heeft [gedaagde] de gewraakte review alsnog aangepast. Deze luidt nu als volgt:
Ernstig benadeeld door 2 advocaten die geld nemen maar de originele dagvaardingen en stukken van het Hof achterhielden. Brachten extra kosten in rekening in vaste kosten opdracht. Ik ben het met anderen eens dat zijn kampen met onbekwaamheid. Zaak geëscaleerd tot de tuchtrechtelijke gedingen.
4.18.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aangepaste review, waaruit de eerdere beschuldigingen van strafbare feiten zijn verwijderd, binnen de grenzen van het toelaatbare blijft. Weliswaar betwist [eiseres] de juistheid van de review en benadrukt zij dat er geen sprake was van een afgesproken vaste prijs zoals vermeld, maar dat is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om deze review als onrechtmatig aan te merken en de verwijdering hiervan te bevelen.
4.19.
Dit neemt niet weg dat, zoals hiervoor ook is overwogen, de eerder geplaatste review ten opzichte van [eiseres] onrechtmatig was. De inhoud van die review was lasterlijk en beledigend voor [eiseres] vanwege de ongefundeerde beschuldigingen van strafbare feiten en het gebruik van woorden zoals ‘chantage’, ‘leugenachtig’, ‘onprofessioneel’ en ‘onbetrouwbaar’ en levert voor [eiseres] imagoschade op. Van dergelijke bewoordingen moet [gedaagde] zich in het vervolg onthouden. [gedaagde] mag de oorspronkelijke review dan ook niet (geheel of gedeeltelijk) terugplaatsen of nieuwe reviews met vergelijkbare teksten plaatsen. Ook mag hij zich niet tegenover derden in gelijksoortige termen uitlaten. Dit betekent dat de daartoe strekkende vorderingen van [eiseres] onder III en V worden toegewezen.
4.20.
Aan deze veroordeling zal zoals gevorderd een dwangsom worden verbonden als prikkel tot nakoming. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de hoogte van de dwangsom en het daaraan verbonden maximum te matigen.
Het verbod tot dagvaarden van medewerkers [eiseres]
4.21.
vordert voorts dat het [gedaagde] wordt verboden om andere medewerkers van [eiseres] dan de bij de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden betrokken advocaten, te dagvaarden en hem te veroordelen om voor zover hij deze personen al heeft gedagvaard deze zaken weer in te trekken. [eiseres] stelt dat er voldoende grond bestaat om het recht van [gedaagde] om te procederen te begrenzen omdat sprake is van misbruik van recht.
4.22.
De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling van deze vordering voorop dat een onbelemmerde toegang tot de rechter tot de grondbeginselen van de rechtstaat behoort en is vastgelegd in artikel 17 Grondwet en artikel 6 EVRM. Dit betekent dat een procedeerverbod zoals gevorderd slechts kan worden toegewezen onder uitzonderlijke omstandigheden. Bijvoorbeeld wanneer evident sprake is van misbruik van bevoegdheid.
4.23.
Artikel 3:13 BW bepaalt dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt deze bevoegdheid niet kan inroepen voor zover hij die misbruikt. Het tweede lid bepaalt dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt door deze uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Misbruik van bevoegdheid kan ook bestaan in het misbruik van processuele bevoegdheden.
4.24.
Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure is in beginsel pas sprake als het instellen van de betreffende vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij, achterwege had moeten blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als de eiser zijn vordering heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van een dergelijk misbruik van procesrecht past terughoudendheid, gelet op het mede door artikel 6 EVRM gewaarborgde fundamentele recht op toegang tot de rechter (vgl. HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828 en HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360). Het recht op toegang tot de rechter mag alleen worden beperkt indien de beperking niet in essentie het recht op toegang tot de rechter schaadt, een gerechtvaardigd doel dient en proportioneel is.
4.25.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het gevorderde procedeerverbod toewijsbaar is. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.26.
[gedaagde] heeft in verband met de overeenkomst van opdracht die hij eind maart 2022 met [eiseres] heeft gesloten de navolgende procedures gevoerd:
  • een klachtprocedure bij de Raad van Discipline tegen mr. [betrokkene 2] en mr. [eiseres]. Deze klachten zijn beiden ongegrond verklaard.
  • Hoger beroep tegen de beslissingen van de Raad van Discipline bij het Hof van Discipline. Het Hof heeft geoordeeld dat [gedaagde] zijn beroep te laat heeft ingediend, waarna [gedaagde] het Hof heeft gewraakt. [gedaagde] heeft zijn wrakingsbeslissing ingetrokken toen het Hof hem aanbood toch een mondelinge behandeling te houden. Het Hof heeft [gedaagde] hierna alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.
  • een tweede klachtprocedure bij de Raad van Discipline tegen mr. [betrokkene 2]. Deze klacht is ongegrond en kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd meegedeeld dat een nieuwe klacht over mr. [betrokkene 2] niet meer in behandeling genomen zou worden in verband met misbruik van procesrecht.
  • een tweetal nieuwe klachtprocedures bij de Raad van Discipline. Deze klachten zijn in een voorzittersbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
  • een derde klachtprocedure tegen mr. [betrokkene 2] en mr. [eiseres] bij het Hof van Discipline. In deze klacht had [gedaagde] ook een klacht over de Deken van de Orde van Advocaten opgenomen. Dit klachtschrift was ingediend bij de verkeerde instantie en is om die reden door het Hof niet in behandeling genomen.
  • een kort geding procedure bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht tegen [eiseres], mr. [betrokkene 2] en mr. [eiseres]. [gedaagde] heeft de dagvaardingen te laat en zonder producties laten betekenen. De kantonrechter heeft de dagvaardingen daarom nietig verklaard.
  • [gedaagde] heeft een nieuw kort geding tegen mr. [eiseres] en mr. [betrokkene 2] aangekondigd, ditmaal bij de rechtbank Amsterdam.
  • Verder is een kort geding tegen [betrokkene 5] en [betrokkene 6] bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht aangekondigd.
  • een inmiddels aangebracht kort geding tegen mevrouw [betrokkene 3], de secretaresse, bij deze rechtbank, locatie Haarlem.
4.27.
[eiseres] stelt dat uit deze opsomming van door [gedaagde] ingestelde procedures blijkt dat hij zich niet wenst neer te leggen bij een gegeven beslissing als deze hem niet welgevallig is. [eiseres] heeft in dit verband tevens gewezen op de beslissing van de Raad van State van 6 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:978) in een procedure die [gedaagde] – in twee instanties – heeft gevoerd tegen de school van zijn zoon. Deze beslissing houdt onder meer het volgende in:
(…)
11.6.
Zoals de stichting nadrukkelijk naar voren heeft gebracht, vormt het gedrag van de zoon van [appellant] geen reden voor zijn verwijdering van de school. De zoon wordt niets verweten. De ouders en met name [appellant] wordt grensoverschrijdend gedrag verweten. Het is dat gedrag dat ten grondslag is gelegd aan het besluit tot verwijdering. (…)
11.7.
Uit het hiervoor onder 11.3. beschreven feitenrelaas volgt dat sprake is van grensoverschrijdend gedrag van de ouders, met name van [appellant], en dat de relatie tussen de school en de ouders zodanig verstoord is geraakt, dat de stichting zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet meer mogelijk is om de leerling op de school ingeschreven te houden. [appellant] heeft gelijk als hij stelt dat ouders recht hebben op inzage in de (wijze van) beoordeling door leerkrachten van de prestaties van zijn zoon. Dat wat een normaal gespreksonderwerp had moeten zijn tussen ouders en de betreffende leerkrachten is, door het handelen van de ouders, met name van [appellant], ontaard in een situatie waarin normaal communiceren niet meer tot de mogelijkheden behoorde. De wijze van communiceren door de ouders, en met name van [appellant], met agressief en onbehoorlijk taalgebruik, in combinatie met het veelvuldig uitbrengen van dagvaardingen aan schoolleiding en leerkrachten in persoon aan hun huisadres, heeft geleid tot een situatie waarbij de schoolleiding heeft kunnen oordelen dat orde, rust en veiligheid binnen de school dermate onder druk zijn gekomen dat ingrijpen noodzakelijk was. De verwijdering van de zoon van [appellant] van het Haarlemmermeer Lyceum is een zware maatregel, maar is in dit geval geschikt om de orde binnen de school te herstellen. Omdat herhaalde pogingen vanuit de school om met de ouders in gesprek te treden en het wederzijds vertrouwen te herstellen hebben gefaald en de ouders en met name [appellant] niet bereid bleek de relatie te normaliseren en andere - minder verstrekkende - maatregelen niet het gewenste effect zouden sorteren, is deze maatregel ook noodzakelijk. Gelet op de hele voorgeschiedenis is dit besluit ook evenwichtig. Het bestuur van de school dient enerzijds de belangen van de leerlingen te behartigen, maar ook die van de school en - als werkgever - die van de medewerkers.
Ter zitting van de voorzieningenrechter van de Afdeling is door de rector en teamleider toegelicht dat de docent Frans heeft aangegeven niet langer les te willen geven aan de zoon in vrees geconfronteerd te worden met zijn ouders. Ook is toegelicht dat het handelen van [appellant] veel impact heeft gehad op andere docenten en dat door die docenten is besproken hoe om te gaan met de zoon uit vrees te maken te krijgen met de ouders. Dit alles leidt ertoe dat de stichting naar het oordeel van de voorzieningenrechter tot de conclusie heeft kunnen komen dat het belang van de zoon van [appellant] om zijn opleiding te kunnen voortzetten op het Haarlemmermeer Lyceum niet c.q. niet langer opweegt tegen het belang van de stichting en haar medewerkers bij orde, rust en veiligheid op de school. Gelet hierop heeft de stichting uiteindelijk kunnen kiezen voor het zwaarste middel, namelijk verwijdering van de zoon van [appellant] van het Haarlemmermeer Lyceum. (…)
4.28.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in het onderhavige geschil zich een zelfde patroon lijkt te herhalen. Ook in dit geschil is [gedaagde] voornemens [betrokkene 3] en [betrokkene 6] en [betrokkene 5] te dagvaarden op hun huisadres, enkel en alleen vanwege het feit dat zij werkzaam zijn bij [eiseres]. [eiseres] is daarmee gerechtigd om ten behoeve van deze werknemers de betreffende vorderingen in te stellen. Zij dient als werkgever immers een veilige werkomgeving te waarborgen. Dat gevoel van veiligheid wordt door [gedaagde] aangetast. Bovendien heeft het er alle schijn van dat deze procedures door [gedaagde] uitsluitend worden aangespannen met het doel om [eiseres] te beschadigen.
4.29.
Vast staat, en [gedaagde] heeft dit ter zitting ook erkend, dat [betrokkene 3], [betrokkene 6] en [betrokkene 5] niet betrokken zijn geweest bij de uitvoering van de met [eiseres] gesloten overeenkomst van opdracht. Zij staan dan ook in geen enkele rechtsverhouding met [gedaagde]. Uit de overgelegde conceptdagvaardingen blijkt dat [gedaagde] deze medewerkers het handelen van mr. [betrokkene 2] en mr. [eiseres] aanrekent en hen verwijt dat zijn zaak verpest is. [gedaagde] vordert van hen een schadevergoeding van € 20.000,- respectievelijk € 22.000,- en een dwangsom van € 1.000,- per keer voor elke keer dat [eiseres] dreigt met het doen van aangifte jegens [gedaagde] of zich lasterlijk zou uitlaten over [gedaagde] en zijn gezin. Deze vorderingen zijn evident kansloos. De aan het adres van mr. [betrokkene 2] en mr. [eiseres] gemaakte verwijten zijn immers ongegrond verklaard en ook overigens valt niet in te zien op grond waarvan de secretaresse en/of andere medewerkers van het kantoor in persoon aansprakelijk kunnen worden gehouden voor het handelen van mr. [betrokkene 2] en mr. [eiseres]. Ook de stelling van [gedaagde] dat [betrokkene 6] aan hem een schadevergoeding moet betalen omdat hij als bestuurder en directeur als toeschouwer is blijven kijken terwijl onder de naam [eiseres] allerlei strafrechtelijke en civielrechtelijke activiteiten zijn gedaan en hij daarmee tekort is geschoten om te voorkomen dat er criminele, schadelijke en schandalige activiteiten in en namens het bedrijf worden gedaan, is evident ongegrond. Uit de uitkomsten van de procedures bij de Raad van Discipline en het Hof van Discipline volgt immers dat die verwijten van [gedaagde] aan het adres van mr. [betrokkene 2] en mr. [eiseres] niet terecht zijn.
4.30.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het dagvaarden van voornoemde personen misbruik van recht oplevert en onrechtmatig is. De voorzieningenrechter zal daarom de desbetreffende vorderingen van [eiseres] onder VIII, IX en X toewijzen. Anders dan [gedaagde] aanvoert wordt door toewijzing van deze vorderingen aan hem de toegang tot de rechter niet ontzegd. Aan hem wordt immers uitsluitend verboden tegen andere medewerkers van [eiseres] dan mr. [betrokkene 2] en mr. [eiseres], die als advocaten daadwerkelijk direct betrokken zijn geweest bij de uitvoering van de werkzaamheden, te procederen.
4.31.
De gevorderde dwangsombepaling als prikkel tot nakoming zal eveneens worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de hoogte van de dwangsommen en het gevorderde maximum te matigen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.32.
[eiseres] vordert tenslotte dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Door [eiseres] is aangevoerd dat zij [gedaagde] meermalen heeft verzocht over te gaan tot betaling van de deurwaarderskosten en tot verwijdering van de review. [eiseres] heeft echter geen zogenoemde 14-dagen brief in het geding gebracht zodat de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.33.
[gedaagde] wordt als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van dit geding. [eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen in de reële proceskosten, maar die vordering wordt afgewezen. Een veroordeling tot betaling van de werkelijk gemaakte kosten kan worden toegewezen als geoordeeld wordt dat sprake is van misbruik van procesrecht. In dit geding kan echter niet worden geoordeeld dat er sprake is van misbruik van procesrecht door [gedaagde] nu [eiseres] zelf de onderhavige procedure aanhangig heeft gemaakt. De proceskosten, op basis van het geldende liquidatietarief, worden tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
dagvaarding € 112,99
vastrecht € 688,00
salaris advocaat
€ 1.107,00
totaal € 1.907,99
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is ook toewijsbaar.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 524,32 (vijfhonderdvierentwintig euro en tweeëndertig cent) aan deurwaarderskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 april 2022 tot aan de dag van algehele betaling,
5.2.
beveelt [gedaagde] de eerder door hem op Google geplaatste review verwijderd te houden en verbiedt [gedaagde] om zich mondeling of schriftelijk lasterlijk en/of beledigend, althans op een gelijksoortige wijze zoals in de eerder door [gedaagde] geplaatste review het geval was en of in termen zoals hiervoor in r.o. 4.19.vermeld in het openbaar of tegenover derden uit te laten over [eiseres] en/of haar medewerkers, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per keer dat [gedaagde] handelt in strijd met deze veroordeling, totdat een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 50.000,- zal zijn bereikt,
5.3.
verbiedt [gedaagde] om tegen [betrokkene 3] een gerechtelijke procedure aan te spannen wegens secretariële werkzaamheden die zij heeft verricht in opdracht van advocaten van [eiseres], dan wel een dagvaarding tegen haar aan te brengen bij de rechtbank, en beveelt [gedaagde] de procedure tegen [betrokkene 3] in te trekken als deze reeds is gestart,
5.4.
verbiedt [gedaagde] om wegens het aandeelhouderschap in [eiseres] een gerechtelijke procedure aan te spannen tegen [betrokkene 6] dan wel een dagvaarding gericht tegen hem aan te brengen bij de rechtbank, en beveelt [gedaagde] de procedure tegen [betrokkene 6] in te trekken als deze reeds is gestart,
5.5.
verbiedt [gedaagde] om wegens het aandeelhouderschap in [eiseres] een gerechtelijke procedure aan te spannen tegen [betrokkene 5] dan wel een dagvaarding gericht tegen haar aan te brengen bij de rechtbank, en beveelt [gedaagde] de procedure tegen [betrokkene 5] in te trekken als deze reeds is gestart,
5.6.
bepaalt dat als [gedaagde] zich niet houdt aan de verboden en/of bevelen hiervoor vermeld in 5.3. t/m 5.5. hij een dwangsom verbeurt van € 5.000,- per overtreding, alsmede een dwangsom van € 1.000,- per dag dat een overtreding voortduurt tot dat een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 50.000,- zal zijn bereikt,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 1.907,99 ter zake van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 2 juli 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155