ECLI:NL:RBNHO:2024:6480

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
15/202629-23 en 15/126657-19 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval op tachtigjarige vrouw met geweld en vrijheidsberoving

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een woningoverval op een tachtigjarige vrouw. De overval vond plaats op 5 juli 2023 in Haarlem. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich voorgedaan als bezorgers van PostNL om toegang te krijgen tot de woning van het slachtoffer. Eenmaal binnen heeft een van de medeverdachten het slachtoffer vastgebonden met een lichtsnoer en zijn zij er met sieraden vandoor gegaan. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld door de medeverdachte te bewegen de woning binnen te gaan en op de uitkijk te staan tijdens de overval. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat het opzet niet bewezen kon worden. Wel is de verdachte veroordeeld voor diefstal met geweld, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank heeft ook een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij, waarbij schadevergoeding is toegewezen voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/202629-23 en 15/126657-19 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 11 juni 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 mei 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
nu gedetineerd in P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. Booij, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt er – kort gezegd – onder feit 1 van beschuldigd dat hij zich op 5 juli 2023 in Haarlem in vereniging met één of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van sieraden van [slachtoffer] , waarbij [slachtoffer] in haar woning is vastgebonden met een lichtsnoer. Dit feitencomplex is cumulatief/alternatief ten laste gelegd als afpersing. Onder feit 2 wordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van die [slachtoffer] .
Subsidiair wordt de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan deze feiten.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die achter dit vonnis is gevoegd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit (medeplegen afpersing). Van de afgifte van enig goed door aangeefster is niet gebleken.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief (diefstal in vereniging met geweld) en 2 primair (medeplegen wederrechtelijke vrijheidsberoving) ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de zich in het dossier bevindende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) geen ‘sole and decisive evidence’ is en dus gebruikt kan worden voor het bewijs. Overigens zou ook wanneer de verklaring van [medeverdachte 1] wel zou worden uitgesloten van het bewijs, een bewezenverklaring kunnen volgen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – net als de officier van justitie – op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van afpersing.
De raadsman heeft bepleit dat de verklaring die [medeverdachte 1] , hierna bij de politie heeft afgelegd niet voor het bewijs mag worden gebruikt. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman aangevoerd dat zowel bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting is getracht [medeverdachte 1] als getuige te ondervragen, maar dat hij zich beide keren op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. De verdediging heeft hierdoor effectief geen gebruik kunnen maken van haar ondervragingsrecht. De verklaring van [medeverdachte 1] is niet het enige (‘sole’) bewijsmateriaal, maar wel doorslaggevend (‘decisive’) voor een bewezenverklaring. Bij gebrek aan een effectieve ondervragingsmogelijkheid voor de verdediging, dient de verklaring die [medeverdachte 1] bij de politie heeft afgelegd van het bewijs te worden uitgesloten. Mocht deze verklaring door de rechtbank wel worden gebruikt voor het bewijs, dan wordt het recht van de verdachte op een eerlijk proces geschonden.
Bij uitsluiting van de verklaring van [medeverdachte 1] voor het bewijs, dient de verdachte bij gebrek aan bewijs te worden vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten.
Indien de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 1] niet uitsluit van het bewijs, heeft de raadsman ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit dat alleen de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid bewezenverklaard kan worden. Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) had een leidende rol, de verdachte stond op de uitkijk. Uit de stukken in het dossier volgt niet dat de verdachte wist van het plan om aangeefster te overvallen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu onvoldoende uit het dossier blijkt dat de verdachte enige wetenschap had van het gegeven dat aangeefster zou worden vastgebonden. Dat [medeverdachte 1] haar heeft vastgebonden, is geen voorbereide handeling maar is een zelfstandige beslissing van [medeverdachte 1] geweest toen hij eenmaal in de woning van aangeefster was.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak 1 primair tweede cumulatief/alternatief en feit 2 primair en subsidiair
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair tweede cumulatief/alternatief (medeplegen afpersing) ten laste is gelegd. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Ook is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en subsidiair (medeplegen van c.q. medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving) ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat het vastbinden van aangeefster ten laste is gelegd als een feitelijke gedraging van de diefstal, maar ook als zelfstandig feit. Wanneer het gaat om een feitelijke gedraging bij het medeplegen van de diefstal, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van deze handeling. Uit het dossier volgt echter niet dat de verdachte opzet heeft gehad op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster
als zodanig, zoals hem onder feit 2 wordt verweten. De verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden feiten
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen die in bijlage 2 bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Gebruik van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]
De verdediging heeft – zo begrijpt de rechtbank het pleidooi – aangevoerd dat zij het ondervragingsrecht als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) niet effectief heeft kunnen uitoefenen, waardoor niet gesproken kan worden van een eerlijk proces (‘fair trial’).
Juridisch kader
In gevallen waarin de rechter voor het bewijs gebruik wil maken van een door een getuige afgelegde verklaring, terwijl de verdediging – ondanks het nodige initiatief – niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om ten aanzien van die getuige het ondervragingsrecht uit te oefenen, moet de rechter nagaan of het proces als geheel eerlijk is verlopen. Van belang hierbij zijn (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Deze beoordelingsfactoren moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd. (Vgl. HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, rechtsoverweging 2.12.2 en 2.12.3, en HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418, rechtsoverweging 2.4.2.)
In verband met de hiervoor als (ii) genoemde beoordelingsfactor is het volgende van belang. Voor de beantwoording van de daaraan verbonden vraag of de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaring van een, ondanks het nodige initiatief daartoe, niet door de verdediging ondervraagde getuige, is van belang in hoeverre die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel.
Toepassing op het onderhavige geval
De rechtbank stelt vast dat de verdediging het nodige initiatief heeft genomen, maar desondanks haar ondervragingsrecht ten aanzien van [medeverdachte 1] niet heeft kunnen effectueren omdat deze getuige zich op het hem toekomende verschoningsrecht heeft beroepen. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] voor het bewijs kunnen worden gebezigd, nu het bewijs dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan niet uitsluitend (‘sole’), of in beslissende mate (‘decisive’) op deze verklaringen is gebaseerd, maar ook steun vindt in de overige bewijsmiddelen die voor het bewijs worden gebruikt.
Uit de overige bewijsmiddelen volgt immers onder meer dat de verdachte betrokken is geweest bij een voorverkenning op de dag vóór de overval, waarbij hij de woning van aangeefster in heeft gekeken, en dat hij ten tijde van het feit aanwezig was bij de plaats delict. Uit de bewijsmiddelen volgt bovendien dat de verdachte, terwijl [medeverdachte 1] in de woning van aangeefster was, in contact stond met [medeverdachte 2] en dat [medeverdachte 2] weer contact had met [medeverdachte 1] aangaande de overval.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het gebruik van de verklaringen van [medeverdachte 1] geen strijd oplevert met artikel 6 EVRM en dat de procedure in haar geheel voldoet aan het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
3.3.4
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting
In het procesdossier wordt door de politie de verdachte aangewezen als de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op 0025. Dit nummer zat ten tijde van de ten laste gelegde feiten in een telefoontoestel waarvan het IMEI eindigt op 6503(4) [1] . Dit toestel is in de slaapkamer van de verdachte aangetroffen [2] . Ook is de stem van de gebruiker van nummer 0025 herkend als zijnde de stem van de verdachte [3] .
Ter terechtzitting heeft de verdachte zonder namen te noemen – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij de telefoon van iemand heeft geleend en dat hij deze telefoon ook uitleent aan anderen.
De rechtbank gaat aan deze verklaring voorbij nu deze pas ter terechtzitting is afgelegd en de verdachte in het geheel niet heeft toegelicht aan of van wie en wanneer hij de telefoon heeft (uit)geleend. Bovendien ligt het in het algemeen niet voor de hand om een telefoon, een persoonlijk gebruiksvoorwerp, telkens te lenen en weer uit te lenen. De verklaring strookt ook niet met andere zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte op 4 en 5 juli 2023 de gebruiker was van het telefoonnummer eindigend op 0025.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 5 juli 2023 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning gelegen aan [adres] , alwaar zijn mededader zich tegen de wil van de rechthebbende bevond, sieraden, die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] met een lichtsnoer vast te binden en die [slachtoffer] vastgebonden te houden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de onder 1 eerste cumulatief/alternatief en 2 primair ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte voor de duur van 5 jaren op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wordt opgelegd. De vervangende hechtenis bij het niet naleven van deze verboden dient te worden bepaald op 4 weken per overtreding.
6.2
Standpunt van de verdediging
Bij wijze van subsidiair standpunt heeft de raadsman verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van niet meer dan 18 maanden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de financiële draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval op een tachtigjarige vrouw. Eén van de medeverdachten heeft bij haar woning aangebeld terwijl hij was gekleed als bezorger van Post NL. Met een smoes is hij haar woning binnengedrongen. Eenmaal binnen heeft hij het slachtoffer vastgebonden en de sieraden die zij op dat moment droeg, van haar afgenomen. Vervolgens heeft hij de woning doorzocht en ook andere sieraden weggenomen. De rol van de verdachte bestond hieruit dat hij samen met een ander het idee heeft opgevat dit slachtoffer te beroven, de medeverdachte er toe heeft bewogen de woning in te gaan en tijdens het plegen van het feit op de uitkijk stond terwijl hij contact had met de medeverdachte in de vluchtauto. Een dag eerder heeft hij de omgeving bij de woning verkend.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een ernstig feit. Juist de eigen woning is een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Bovendien is sprake geweest van een kwetsbaar slachtoffer: een tachtigjarige vrouw die – alleen thuis en in haar eigen woning – geconfronteerd werd met de medeverdachte en door hem is vastgebonden. Dit heeft een grote impact op het slachtoffer gehad. Uit haar vordering tot schadevergoeding leidt de rechtbank af dat het feit grote angst bij haar heeft veroorzaakt. Met de omstandigheid dat dergelijke feiten doorgaans een diepe indruk maken op slachtoffers, heeft de verdachte kennelijk geen rekening gehouden. Hij heeft slechts gehandeld voor zijn eigen gewin. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor maatschappelijke onrust en versterken zij de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 18 maart 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte al meerdere keren onherroepelijk tot straffen is veroordeeld voor het plegen van gewelds- en vermogensfeiten. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten liep hij in twee proeftijden van eerdere veroordelingen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 31 januari 2024, opgesteld door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Fivoor.
Tot slot heeft de rechtbank in haar oordeel meegewogen dat sprake is van een jonge verdachte: hij was 21 jaar oud ten tijde van het feit.
De op te leggen straf
Op het bewezenverklaarde feit kan niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een gevangenisstraf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Geen maatregel ex artikel 38v Sr
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank op basis van het dossier geen reden om een maatregel als bedoeld in 38v Sr op te leggen.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon dient te worden verbeurdverklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van die telefoon, die aan de verdachte toebehoort, is begaan.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.007,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit een cameradeurbel (€ 207,00), gouden sieraden (€ 3.700,00), een lamp (€ 100,00) en smartengeld (€ 4.000,00).
8.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte dient hoofdelijk aansprakelijk te worden gesteld.
8.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag voor de schadeposten smartengeld en gouden juwelen dient te worden gematigd tot bedragen van € 500,00 respectievelijk € 2.000,00.
8.4
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding voor de gouden sieraden overweegt de rechtbank dat door de benadeelde partij onvoldoende duidelijk is onderbouwd waaruit het gevorderde bedrag is opgebouwd. Uit het dossier volgt immers dat een aantal sieraden van de benadeelde partij door verdachten zijn verkocht aan een juwelier, maar ook dat een aantal sieraden aan de benadeelde partij is teruggegeven. Welke sieraden naar de benadeelde partij terug zijn en wat de waarde is van de sieraden die zij
nietterug heeft gekregen, blijft onduidelijk. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en de te betalen schadevergoeding voor deze post bepalen op € 500,00. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in het deel van de vordering dat ziet op deze schadepost.
De kosten voor de cameradeurbel zal de rechtbank toewijzen.
De kosten voor de lamp zal de rechtbank afwijzen, omdat niet is gebleken van een causaal verband tussen deze gestelde schade en het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank is aldus van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 707,00 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte geestelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op aard en ernst van de normschending kan dit worden aangenomen. De benadeelde partij is in haar eigen woning overvallen en vastgebonden. Zij was op dat moment tachtig jaar oud. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De benadeelde partij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
Gelet op de gevolgen die het bewezenverklaarde voor de benadeelde partij heeft gehad, de onderbouwing daarvan en in aanmerking genomen de bedragen aan immateriële schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen plegen te worden toegekend, komt de rechtbank een bedrag van € 500,00 billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige wijst de rechtbank de vordering tot immateriële schadevergoeding af.
Hoofdelijkheid
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een (van de) medeverdachte(n) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Proceskosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal in vereniging met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 9 september 2019 in de zaak met parketnummer 15/126657-19 heeft de rechtbank Noord-Holland de verdachte veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 18 oktober 2019 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 24 september 2019.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen. Deze voorwaardelijke straf is al volledig tenuitvoergelegd bij de beslissing van gerechtshof Amsterdam met rolnummer 23/002614-20. Het arrest is onherroepelijk.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36f, 311, 312 Sr.

11. Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair tweede cumulatief/alternatief en onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd: 1 STK Telefoontoestel (PL1100-2023142617-1543466, zwart, merk: Apple).
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.207,00 (twaalfhonderdzeven euro), bestaande uit € 707,00 als vergoeding voor de materiële schade en € 500,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door (een van) de medeverdachte(en) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor een bedrag van € 3.200,00 (bestaande uit materiële schade).
Wijst af het gevorderde bedrag van € 3.600,00 (bestaande uit € 100,00 materiële schade en € 3.500,00 immateriële schade).
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.207,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(en) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland in de zaak met parketnummer 15/126657-19 opgelegde voorwaardelijke straf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mr. M.A.J. van Beek en mr. H.P.H.I. Cleerdin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M.T. Sluis en mr. F.G. van der Erve,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2024.
Bijlage 1
De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich voor te doen als een bezorger van PostNL en in die hoedanigheid met een babbeltruc zich de toegang tot de woning te verschaffen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) te knevelen en/of vast te binden en die [slachtoffer] vastgebonden te houden
en/of
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde(n) welk geweld en/of welke bedreigingen met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich voor hebben gedaan als een bezorger van PostNL en in die hoedanigheid met een babbeltruc zich de toegang tot de woning heeft/hebben verschaft en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) hebben gekneveld en/of vastgebonden en die [slachtoffer] vastgebonden hebben gehouden
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , althans één of meerdere dader(s) in of omstreeks de periode van 4 juli 2023 tot en met 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van eenof meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), door
- zich voor te doen als een bezorger van PostNL en in die hoedanigheid met een babbeltruc zich de toegang tot de woning te verschaffen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) te knevelen en/of vast te binden en die [slachtoffer] vastgebonden te houden
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 4 juli 2023 tot en met 5 juli 2023 te Haarlem, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- voorafgaand aan de overval een voorverkenning te verrichten om en rond de woning van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) gedurende de overval op die [slachtoffer] op de uitkijk te staan en/of
- ( vervolgens) gedurende de overval op die [slachtoffer] met medeverdachte telefonisch contact te hebben en/of te vragen of de medeverdachte "al iets gevonden had"
2.
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) te knevelen en/of vast te binden en die [slachtoffer] vastgebonden te houden
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , althans één of meerdere dader(s), in of omstreeks de periode van 4 juli 2023 tot en met 5 juli 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] met een lichtsnoer (te weten kerstverlichting) te knevelen en/of vast te binden en die [slachtoffer] vastgebonden te houden
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 4 juli 2023 tot en met 5 juli 2023 te Haarlem, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- voorafgaand aan de overval een voorverkenning te verrichten om en rond de woning van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) gedurende de overval op die [slachtoffer] op de uitkijk te staan en/of
- ( vervolgens) gedurende de overval op die [slachtoffer] met medeverdachte telefonisch contact te hebben en/of te vragen of de medeverdachte "al iets gevonden had".

Voetnoten

1.Dossierpagina 255.
2.Dossierpagina 53.
3.Dossierpagina 251 e.v.