In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 3 juli 2024 een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen Stichting Ymere en twee gedaagde partijen die niet verschenen. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, en betaling van huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft ambtshalve de Algemene Huurvoorwaarden van juli 2005 getoetst op oneerlijke bedingen, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/13/EEG en artikel 6:233 BW. De kantonrechter constateerde dat de gedaagde partijen tekort waren geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en dat er sprake was van sociale huur. Bij de toetsing van de algemene voorwaarden werd vastgesteld dat bepaalde bedingen, zoals het incassokostenbeding, oneerlijk waren en vernietigd moesten worden. De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij grotendeels toegewezen, met inachtneming van de wettelijke bepalingen en de bescherming van de consument. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde partijen werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en gebruiksvergoeding, evenals de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.P.E. Oomens en is uitvoerbaar bij voorraad.