ECLI:NL:RBNHO:2024:6390

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
352129 KG ZA 24-233
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot opheffing beslag in kort geding met betrekking tot loonvordering en corporate opportunity's

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] vorderde tot opheffing van een beslag dat was gelegd door TECHMEDIC DEVELOPMENT INTERNATIONAL B.V. (TMDI). De vordering van [eiser] werd afgewezen omdat deze niet summierlijk ondeugdelijk was. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen schending was van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door TMDI, die had nagelaten te vermelden dat een eerdere vordering tot beslaglegging door een andere rechtbank was afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vordering van TMDI tot beslaglegging op de woning van [eiser] voldoende onderbouwd was en dat er geen sprake was van misleiding door TMDI.

In reconventie vorderde TMDI dat [eiser] zou worden veroordeeld tot het verstrekken van bescheiden en administratie, alsook tot betaling van een boete wegens overtreding van het concurrentiebeding. De voorzieningenrechter verklaarde TMDI echter niet-ontvankelijk in haar vorderingen, omdat deze niet geschikt waren voor behandeling in kort geding. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van TMDI een uitgebreid feitenonderzoek vereisten, wat niet mogelijk was in een kort geding. Beide partijen werden veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procedurele aanpak en de noodzaak om vorderingen in kort geding goed te onderbouwen, vooral wanneer er sprake is van complexe feiten en juridische kwesties.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/352129 / KG ZA 24-233
Vonnis in kort geding van 25 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. Y. Moszkowicz,
tegen
TECHMEDIC DEVELOPMENT INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: TMDI,
advocaat: mr. G.C. Vergouwen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2024 met 6 producties,
- de aanvullende producties 7 en 8,
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met 100 producties,
- de mondelinge behandeling van 11 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eiser] ,
- de pleitnota van TMDI.

2.De uitgangspunten

2.1.
TMDI is een joint-venture. Parinvest B.V. (hierna: Parinvest) houdt 95% van de aandelen. Bella Vita Holding B.V. (hierna: Bella Vita), de persoonlijke holding van [eiser] , houdt 5% van de aandelen.
2.2.
Parinvest is een houdstermaatschappij die zich bezighoudt met het investeren in en begeleiden van start-ups en scale-ups. Parinvest is, naast Bella Vita, bestuurder van TDMI.
Parinvest behoort tot een groep vennootschappen van investeerder [investeerder] (hierna: [investeerder] ).
2.3.
Techmedic International B.V. (hierna: TMI) is een dochtermaatschappij van TDMI. TMI drijft een onderneming die zich bezighoudt met de (door)ontwikkeling, productie en verkoop van medische apparatuur, medische applicaties en medische hulpproducten.
2.4.
[eiser] is uitvinder en ondernemer. [eiser] en TDMI hebben op 26 februari 2023 een arbeidsovereenkomst gesloten. [eiser] heeft deze overeenkomst op 30 december 2022 (met onmiddellijke ingang) opgezegd.
2.5.
Via zijn persoonlijke houdstermaatschappij Freedom Ventures B.V. houdt [eiser] de aandelen in de vennootschap O2 Health B.V. (hierna: O2). O2 richt zich anno 2020 op levering van apparaten voor warmte en koeltechniek en reparatie van machines.
O2 is gevestigd op het privéadres van [eiser] .
2.6.
Via O2 is in 2020 een order van de Nederlandse Staat voor mondmaskers uitgevoerd. De Staat heeft de overeenkomst voor de mondmaskers ontbonden. In de procedure tussen O2 en de staat heeft deze rechtbank bij vonnis van 21 december 2022 geoordeeld dat O2 een bedrag van € 43.444.950,- aan de Staat moet terugbetalen.
[eiser] is in hoger beroep gegaan.
2.7.
TDMI heeft bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verlof gevraagd tot het leggen van beslag. Ten aanzien van de loonvordering is op 18 oktober 2023 verlof verleend voor het leggen van beslag op de woning van [eiser] .
Deze vordering is begroot op een bedrag van € 445.645,93 (zonder rente en kosten).
De voorzieningenrechter achtte, na aanvulling van het rekest, de vordering ten aanzien van de corporate opportunity’s summierlijk ondeugdelijk. De voorzieningenrechter motiveerde dit als volgt:
‘Het is maar zeer de vraag of de verkoop van mondkapjes paste in het bedrijfsprofiel van Techmedic Development International B.V., dat als belangrijkste product de DVX Monitoring System verkoopt, een mobiel apparaatje dat vitale functies (..) monitort (..). Bijna het gehele voor de aanschaf van de mondkapjes betaalde voorschot van
€ 45.100.000,-- moet worden terugbetaald. Het lijkt er dus niet op dat er winst gemaakt is’.
2.8.
TDMI heeft op 10 november 2023 een dagvaarding laten betekenen aan het adres van [eiser] in [woonplaats] voor de roldatum van 28 februari 2024. De zaak is vervolgens niet aangebracht, maar TDMI is het hiervoor onder 2.8 genoemde kort geding gestart bij de rechtbank Oost-Brabant. Het beslag van TDMI op de woning is komen te vervallen door het niet aanbrengen van de bodemprocedure bij de rechtbank Amsterdam.
2.9.
TDMI heeft in kort geding bij de rechtbank Oost-Brabant gevorderd [eiser] te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding wegens enerzijds ten onrechte uitbetaald loon (door zichzelf een loonsverhoging toe te kennen) en de daarover afgedragen belasting en sociale premies en anderzijds wegens het niet aan TMDI toekennen van corporate opportunity’s betreffende de levering van de mondmaskers. Bij vonnis van
27 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant de vordering betreffende de loonsverhoging toegewezen en [eiser] veroordeeld om een bedrag van € 249.636,93 aan TDMI te betalen. Tegen dit vonnis is [eiser] ook in hoger beroep gegaan.
2.10.
Op 15 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank TMDI verlof verleend voor het leggen van beslag op de woning van [eiser] en onder de Rabobank. De vordering is, inclusief rente en kosten, begroot op € 1.742.830,94 en bestaat uit een loonvordering, een fiscale vordering en een kostenveroordeling en daarnaast uit achtergehouden corporate opportunity’s met betrekking tot de levering van mondkapjes aan de Nederlandse Staat en aan het Duitse Ministerie van Gezondheid.
2.11.
TDMI en Parinvest hebben op 28 mei 2024 [eiser] , O2 en Bella Vita gedagvaard tegen de rol van 26 juni 2024.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert primair de opheffing van de gelegde beslagen en subsidiair TMDI op straffe van verbeurte van een dwangsom te gelasten het beslag op de woning en de bankrekening binnen 2 dagen na de betekening van dit vonnis op te heffen.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat TMDI artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft geschonden door de hiervoor onder 2.9 genoemde afwijzing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam onbenoemd te laten. In die procedure is dezelfde vordering afgewezen, namelijk de vordering op grond van de stelling dat [eiser] TMDI een corporate opportunity heeft onthouden. De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant heeft in het vonnis van 27 februari 2024 de door de beslagrechter geconstateerde hiaten onbesproken gelaten en de vordering op een andere grondslag onvoldoende aannemelijk geacht, namelijk dat onvoldoende zou zijn gesteld om te kunnen oordelen dat de order met middelen van TMDI zou zijn afgewikkeld. De loonvordering is vervolgens toegewezen en hiervoor is eerder ook al beslag gelegd. TMDI heeft het beslag echter laten vervallen, door niet tijdig een eis in de hoofdzaak in te stellen. Dit betekent niet dat de motivering van de afwijzing door de eerdere beslagrechter geen opgeld meer zou doen. Daarnaast heeft TMDI onvermeld gelaten dat in een eerder vonnis van deze rechtbank de ontbinding van de overeenkomst met de Staat is bevestigd. Beide aspecten zijn essentieel voor een volledig beeld van de vordering die TMDI meent te hebben. Tot slot probeert TMDI de indruk te wekken dat zij naderhand pas heeft ontdekt dat O2 op het adres van [eiser] is gevestigd. Het uittreksel van de Kamer van Koophandel was in de kortgedingprocedure al als productie overgelegd, zodat er geen sprake was van nieuwe informatie. Onder verwijzing naar de beslagsyllabus concludeert [eiser] dat er sprake is van misleiding door onvoldoende toelichting en is er reden om het gehele beslag op te heffen.
3.3.
TMDI voert verweer. TMDI concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
TMDI voert aan dat zij de voorzieningenrechter juist heeft geïnformeerd over de afgewezen vordering. In het verzoekschrift van 15 april 2024 schrijft zij immers onder randnummer 12:
‘een tweede vordering (de “Vordering Achtergehouden Corporate Opportunity”) is in kort geding afgewezen, omdat de gegeven onderbouwing onvoldoende werd geacht in het licht van het ter zitting gevoerde verweer’.
3.5.
Het is weliswaar een omissie van de kant van TMDI geweest om te vermelden dat voorafgaand aan het kort geding, in oktober 2023 ook beslag was verzocht voor de (afgewezen) vordering, maar TMDI heeft de voorzieningenrechter niet met een verkeerde voorstelling van zaken op het verkeerde been gezet. Met de (herhaalde) erkenning dat de vordering in een eerder kort geding was afgewezen, was voor deze voorzieningenrechter duidelijk dat de vordering eerder negatief was beoordeeld door een andere voorzieningenrechter en dat TMDI een herbeoordeling vroeg in het kader van de nadere toelichting en onderbouwing van haar vordering. Het verwijt dat TMDI niet transparant zou procederen, wordt ten onrechte gemaakt. TMDI heeft recent contact gehad met de Staat en de van de Staat verkregen informatie heeft ertoe geleid dat TMDI over nieuw en overtuigend bewijs is komen te beschikken ten aanzien van de vorderingen van TMDI die eerder waren afgewezen. TMDI heeft daarop besloten een bodemzaak in te stellen bij dezelfde rechtbank als waar de zaak van de Staat dient. Er is zodoende geen sprake van haar geluk elders beproeven, zoals [eiser] suggereert.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.7.
TMDI vordert - samengevat - [eiser] op straffe van verbeurte van een dwangsom te gebieden om binnen 5 werkdagen na de betekening van dit vonnis alle in de sommatie van 27 mei 2024 en 5 juni 2024 gespecificeerde bescheiden en administratie aan TMDI ter beschikking te stellen en verder [eiser] te veroordelen om een bedrag van € 250.000,- aan boete aan TMDI te betalen wegens overschrijding van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentieverbod en/of het verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden, een en ander onder veroordeling van [eiser] in de kosten van dit geding.
3.8.
TMDI legt - ook samengevat - aan de vordering het volgende ten grondslag.
Met steun van de bewijsstukken die zij van de Staat heeft uitgewisseld, heeft TMDI vastgesteld dat [eiser] de goodwill en marktcontacten bij de UMC’s heeft gebruikt om de order voor de levering van de mondkapjes te verwerven in zijn eigen onderneming O2, die (in tegenstelling tot TMDI) geen bewezen leverancier van Nederlandse UMC’s was en geen ervaring had in het leveren van medische stukgoederen en/of medische hulpmiddelen. De order heeft [eiser] vervolgens laten uitvoeren door werknemers van TMDI, onder gebruikmaking van haar bedrijfslocatie en bedrijfsinfrastructuur. Dit zonder de order te melden en te laten aan TMDI. O2 heeft miljoenen omzet en bijbehorende marge gerealiseerd over de door de Nederlandse en Duits Staat goedgekeurde, behouden en betaalde mondkapjes (en klipjes). [eiser] heeft met deze handelwijze niet alleen het concurrentiebeding, maar ook het voor hem geldende verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden overtreden.
3.9.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van TMDI, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van TMDI, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van TMDI in de kosten van deze procedure.
3.10.
[eiser] voert aan dat het spoedeisend belang bij de vorderingen van TMDI ontbreekt. De arbeidsovereenkomst is anderhalf jaar geleden opgezegd en er wordt in deze procedure pas voor het eerst een vordering op dit punt ingesteld, gebaseerd op een algemeen financieel belang. Ten aanzien van de gewenste stukken had TMDI ervoor kunnen kiezen om in de bodemprocedure een provisionele vordering in te stellen, maar zij heeft dit om onduidelijke redenen niet gedaan. [eiser] heeft vooruitlopend op dit kort geding in redelijkheid niet de kans gekregen om te beoordelen of hij wel over de informatie beschikt en deze kan verstrekken. De vordering is prematuur ingesteld en leent zich bovendien niet voor behandeling in kort geding. Een kort geding leent zich niet voor een uitgebreid feitenonderzoek, terwijl het feitencomplex van de vorderingen juridisch ingewikkeld is. In relatie tot deze complexiteit is de eis in reconventie uit strategische overwegingen pas anderhalve dag voor de zitting ingesteld. De datum daarvan was al zes weken geleden bekend en de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld en waar de vorderingen in reconventie op zijn gebaseerd, hebben zich al geruime tijd geleden afgespeeld. TMDI heeft gehandeld in strijd met de beginselen van een goede procesorde en dit moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van TMDI, aldus [eiser] .
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Volgens artikel 705 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een conservatoir beslag te worden opgeheven indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht.
Schending artikel 21 Rv?
4.2.
Vast staat dat TMDI ten aanzien van de loonvordering eerder succesvol beslag heeft gelegd nadat zij daartoe verlof had verkregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2023. De vordering uit hoofde van een gemiste corporate opportunity en de in dat verband misgelopen marge werd door de betreffende voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geacht. Na het betekenen van een dagvaarding is TMDI een kort geding gestart en heeft zij er kennelijk voor gekozen om de bodemprocedure op dat moment niet door te zetten. De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant heeft in kort geding onvoldoende aannemelijk geacht dat [eiser] de order voor de mondkapjes ten onrechte niet binnen TMDI heeft ingebracht.
4.3.
TMDI heeft melding gemaakt van het kort geding vonnis van 27 februari 2024 en de hiervoor genoemde afwijzing. De vraag is of TMDI hiermee kon volstaan en kon nalaten om de eerdere afwijzende beslissing van het verzoek tot beslaglegging te vermelden.
Hoewel zij dit uitermate slordig acht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit niet leidt tot een schending van artikel 21 Rv. In regel 38 van het verzoekschrift tot beslaglegging staat:
“Eerder is succesvol beslag gelegd op het huis van [eiser] , maar dit beslag is vervallen omdat de bodemzaak voor de Loonvordering niet is aangebracht”. TMDI is hiermee weliswaar niet volledig geweest, maar het is onvoldoende aannemelijk dat TMDI de voorzieningenrechter opzettelijk onjuiste informatie heeft verschaft.
Summierlijk ondeugdelijk?
4.4.
Inhoudelijk geldt dat de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk acht dat [eiser] zijn contacten via TMDI met UMC’s heeft gebruikt om de order voor de levering van mondkapjes via O2 te laten lopen. Weliswaar oordeelde de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam dat het maar zeer de vraag is of de verkoop van mondkapjes paste binnen het bedrijfsprofiel van TMDI. Inmiddels is echter aannemelijk dat de order niet paste binnen het bedrijfsprofiel van O2, zoals TMDI in het onderhavige verzoek tot beslaglegging terecht heeft aangevoerd.
4.5.
TMDI heeft met stukken onderbouwd dat zij in de periode voorafgaande aan de corona-uitbraak al medische stukgoederen en medische hulpmiddelen aan Nederlandse UMC’s en perifere ziekenhuizen leverde. Vanuit zijn rol als directeur van TMDI fungeerde [eiser] daarin als de contactpersoon. Aannemelijk is dat [eiser] in die hoedanigheid is benaderd voor de levering van mondkapjes. Uit niets blijkt namelijk dat O2 met Nederlandse UMC’s en perifere ziekenhuizen enig zakelijk contact onderhield.
4.6.
Anders dan [eiser] stelt, staat het de voorzieningenrechter in beginsel vrij om zijn beslissing om het beslag niet op te heffen, (mede) te baseren op feiten en omstandigheden die niet in het beslagrekest waren vermeld, maar in het opheffingsgeding nader door de beslaglegger ten grondslag zijn gelegd aan de vordering ter verzekering waarvan het beslag is gelegd. [1]
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook voor wat betreft de gemiste corporate opportunity’s niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het door TMDI ingeroepen recht. De vordering tot de opheffing van het beslag zal daarom worden afgewezen.
4.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van TMDI worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.705,00
in reconventie
Niet-ontvankelijkheid TMDI
4.9.
[eiser] heeft onbetwist gesteld dat TMDI al zes weken voor de aanvang van de inhoudelijke behandeling van dit kort geding beschikte over de conceptdagvaarding.
TMDI heeft haar vorderingen in reconventie vervolgens zeer laat, maar nog net binnen de daarvoor geldende termijn ingediend. TMDI heeft nieuwe juridische grondslagen aangevoerd en niet eerder aangevoerde stellingen ingenomen. Deze heeft zij nader uitgewerkt in de dagvaarding in de bodemprocedure waar zij in dit kort geding naar verwijst. Bij die dagvaarding zitten 100 producties.
Weliswaar waren deze producties deels al bekend bij [eiser] , maar het is duidelijk dat het een zeer omvangrijk dossier is. Dit vraagt om een uitgebreid feitenonderzoek, waarvoor een kort geding zich niet leent. De datum van dit kort geding was op 13 mei 2024 al bij TMDI bekend.
4.10.
Het wachten tot de dagvaarding daadwerkelijk werd betekend op 31 mei 2024 als verklaring voor de late indiening acht de voorzieningenrechter onnavolgbaar. Bovendien heeft TMDI vervolgens gewacht tot 7 juni 2024 met de indiening van de vordering in reconventie, terwijl TMDI intussen op 28 mei 2024 de dagvaarding in de bodemprocedure heeft uitgebracht.
4.11.
Gelet op voorgaande omstandigheden, in samenhang bezien met de procedurele keuzes van TMDI zoals hiervoor uiteengezet onder 2.7.- 2.9., is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering in reconventie in dit kort geding strijdig is met de beginselen van een goede procesorde. De vorderingen in reconventie hadden als provisionele vordering ingesteld kunnen worden in de bodemprocedure en dit was (en is) ook de geëigende weg. TMDI heeft niet voldoende kunnen verklaren waarom zij daarvoor niet heeft gekozen.
Alles bij elkaar genomen is de voorzieningenrechter van oordeel dat TMDI niet in haar vorderingen kan worden ontvangen. Zij zal TMDI daarom niet-ontvankelijk verklaren.
4.12.
TMDI is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.285,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.705,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
verklaart TMDI in haar vorderingen niet-ontvankelijk,
5.5.
veroordeelt TMDI in de proceskosten van € 1.285,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als TMDI niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.
LK/FL

Voetnoten

1.Hoge Raad 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1074