ECLI:NL:RBNHO:2024:6286

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
Haa 23/842 en Haa 23/849
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 juni 2024 uitspraak gedaan in de beroepen van eiseres tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder. Eiseres had een aanvraag voor algemene bijstand ingediend, welke door het college op 11 januari 2021 werd afgewezen. Eiseres ontving wel periodiek bijzondere bijstand, maar het college beëindigde deze uitkering per 11 juni 2021. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk omdat ze niet tijdig waren ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de beroepen gelijktijdig behandeld op 16 mei 2024. De gemachtigde van eiseres voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij pas op 12 december 2022 kennisnam van de besluiten, die op 23 november 2022 waren verzonden. De rechtbank oordeelde echter dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en dat deze eindigde op 4 januari 2023. Het beroepschrift was pas op 23 januari 2023 ontvangen, wat te laat was. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank beide beroepen niet-ontvankelijk, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden van eiseres niet aan de orde kwam. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en er was geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/842 en 23/849

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2024 in de zaken tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: M.S.M. Viehoff),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder (het college), verweerder,
(gemachtigde: R.J. Visser).

Inleiding

1. Met het besluit van 11 januari 2021 (het primaire besluit I) heeft het college de aanvraag van eiseres voor algemene bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen. Bij het primaire besluit I is eiseres op grond van haar persoonlijke omstandigheden periodiek bijzondere bijstand toegekend op grond van artikel 35 Pw met ingang van 29 september 2020. Met het besluit van 11 juni 2021 (het primaire besluit II) heeft het college de uitkering beëindigd per 11 juni 2021 en ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.
2. Met de afzonderlijke besluiten van 23 november 2022 (de bestreden besluiten) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen de twee hiervoor genoemde primaire besluiten niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig is ingediend. Eiseres heeft tegen beide bestreden besluiten beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft de beroepen op 16 mei 2024 gelijktijdig op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank dient eerst te beoordelen of de beroepen van eiseres ontvankelijk zijn. Daarvoor is onder meer nodig om vast te stellen of de beroepen binnen de daarvoor gestelde termijn zijn ingediend.
Beoordelingskader
5. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn begint te lopen op de dag na de dagtekening van de beslissing op bezwaar. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien dit voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders wanneer het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar (te verontschuldigen) is. [1]
6. Bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding dient de rechtbank rekening te houden met bijzondere omstandigheden. [2] Eiseres wordt bijgestaan door haar gemachtigde. Dat betekent dat het handelen van de gemachtigde in beginsel aan eiseres wordt toegerekend en dat de rechtbank bij de beoordeling van de verschoonbaarheid de eventuele bijzondere omstandigheden van de gemachtigde betrekt. [3]
Standpunt eiseres
7. De gemachtigde van eiseres voert aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat hij wegens verblijf in het buitenland pas op 12 december 2022 kennis heeft kunnen nemen van de beslissingen op bezwaar van 23 november 2022. Deze beslissingen zijn uitsluitend per aangetekende post verzonden terwijl hij met het college heeft afgesproken dat de beslissingen niet alleen per aangetekende post, maar ook per reguliere post aan hem worden toegezonden. De gemachtigde verblijft namelijk regelmatig perioden van ongeveer twee weken aaneengesloten voor zijn werk in Duitsland. Zijn post wordt eenmaal per week door iemand opgehaald, maar deze persoon kan geen aangetekende post voor hem aannemen. De gemachtigde stelt dat hij op 2 januari 2023 het beroepschrift heeft ingediend. Hij heeft van de rechtbank echter geen ontvangstbevestiging ontvangen, zodat hij rond 16 januari 2023 telefonisch contact heeft opgenomen met de griffie van de rechtbank. De gemachtigde zegt dat hij daarbij te horen kreeg dat het stuk door grote drukte nog niet was ingeboekt of in het ongerede was geraakt. De gemachtigde heeft de stukken daarom nogmaals verzonden via ‘veilig mailen’. Deze stukken zijn op 23 januari 2023 ontvangen, dus binnen zes weken na het daadwerkelijk kennisnemen van de stukken op 12 december 2022. De gemachtigde stelt dat hij niet beschikt over verzendbewijzen van de per post verstuurde stukken.
Termijnoverschrijding
8. De rechtbank stelt vast dat de dagtekening van de bestreden besluiten 23 november 2022 is. De termijn voor het indienen van de beroepschriften eindigde dus op 4 januari 2023. Het beroepschrift tegen de twee besluiten is via ‘veilig mailen’ door de rechtbank ontvangen op 23 januari 2023. De rechtbank is daarom van oordeel dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
9. De gemachtigde van eiseres stelt dat hij het beroepschrift eerst op 2 januari 2023 per gewone post aan de rechtbank heeft verzonden, maar dat is niet nader onderbouwd met bewijsstukken. De rechtbank kan daar dus niet van uitgaan. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde aangevoerd dat een feit van algemene bekendheid is dat de postbezorging rond de feestdagen in december niet probleemloos is. Dat maakt het oordeel echter niet anders, omdat de gemachtigde niet heeft onderbouwd welke gevolgen dit heeft gehad voor de postbezorging in dit geval. Dat het beroepschrift is ontvangen binnen zes weken na de datum waarop de gemachtigde stelt te hebben kennisgenomen van de besluiten, leidt ook niet tot een ander oordeel. Uit het bij 5. genoemde beoordelingskader volgt immers dat de termijn aanvangt op de dag na dagtekening van de beslissing op bezwaar.
Verschoonbaarheid
10. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde naar eigen zeggen op 12 december 2022 heeft kennisgenomen van de besluiten en dat de termijn eindigde op 4 januari 2023, zodat de tussenliggende periode 24 dagen besloeg. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemachtigde daarmee voldoende gelegenheid gehad om het beroepschrift tijdig in te dienen en desgewenst juridisch advies in te winnen. De door de gemachtigde gestelde afspraak met het college over de toezending van de besluiten aan hem per gewone post brengt daarin geen verandering. Ook de door de gemachtigde genoemde omstandigheid dat er feestdagen gelegen waren in de tussenliggende periode, maakt het oordeel niet anders. Het hiervoor vermelde leidt tot de conclusie dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

Conclusie en gevolgen

11. Al het hiervoor vermelde leidt tot de conclusie dat de beroepen van eiseres niet-ontvankelijk zijn. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling van de beroepsgronden van eiseres tegen de bestreden besluiten van 23 november 2022. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Er bestaat ook geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beide beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.M. van Diepen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:7 en artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie uitspraak van 8 mei 2024 van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2024:935).
3.Zie uitspraak van 26 maart 2024 van de rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2024:2926).