ECLI:NL:RBNHO:2024:2926

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
HAA 23/4379
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van het Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar gericht tegen het besluit van 3 februari 2023, waarbij haar aanvraag voor een tegemoetkoming uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar zus, moeder en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het bezwaar van eiseres te laat is ingediend, meer dan twee maanden na de wettelijke bezwaartermijn van zes weken. Eiseres heeft aangevoerd dat zij tijdig bezwaar heeft gemaakt per aangetekende post, maar heeft geen bewijs kunnen overleggen dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd. De rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, omdat eiseres en haar moeder in staat waren om digitaal bezwaar te maken en tijdig kennis hebben genomen van de beslissing op de aanvraag. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden gevonden die de termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigt de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. Eiseres krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/4379

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hepping).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar gericht tegen het besluit van 3 februari 2023.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de zus en moeder van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het verloop van de procedure
3.1
Eiseres heeft verweerder op 18 maart 2022 langs de digitale weg (met behulp van DigiD op de website van verweerder) verzocht om aan haar een tegemoetkoming uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven toe te kennen op basis van de Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 februari 2023 afgewezen. Verweerder kan niet beoordelen of in het geval van eiseres sprake was van (bovenmatig) fysiek geweld in de zin van de Tijdelijke regeling. Bij het besluit is aangegeven dat langs voornoemde digitale weg dan wel per post bezwaar kan worden gemaakt. Op dezelfde datum is eiseres op het door haar opgegeven e-mailadres bericht dat de beslissing op haar persoonlijke pagina van de website van verweerder staat.
3.2
Op 27 mei 2023 heeft eiseres langs eerdergenoemde digitale weg een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 3 februari 2023. De ontvangst daarvan is haar per brief van 30 mei 2023 bevestigd.
3.3
Bij brief van 30 mei 2023 heeft verweerder eiseres bericht dat het bezwaar te laat is ingediend. Verweerder heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om aan verweerder te laten weten waarom zij het bezwaar te laat heeft ingediend.
3.4
Per e-mail van 3 juni 2023 heeft eiseres verklaard dat zij al bezwaar had ingediend per gewone post. Eiseres heeft bij het uitblijven van een reactie telefonisch contact gezocht met verweerder en begreep toen dat zij via de website een bezwaarschrift moest indienen. Eiseres kreeg aan de telefoon te horen dat dit nog mogelijk was, aldus haar verklaring.
3.5
Bij besluit van 14 juni 2023, verzonden op 20 juni 2023, heeft verweerder het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
3.6
Op 5 juli 2023 is er telefonisch contact geweest tussen verweerder en eiseres. Eiseres geeft aan dat zij het bezwaarschrift aangetekend per post heeft gestuurd en dat wil inzien. Verweerder geeft aan dat hem geen per (aangetekende) post verzonden bezwaarschrift bekend is, en dat eiseres zelf in het bezit moet zijn van een bewijs van aangetekende verzending.
3.7
Op 7 juli 2023 heeft eiseres tijdig beroep ingesteld.
Betalingsonmacht
4.1
Eiseres heeft op 4 augustus 2023 een beroep op betalingsonmacht gedaan met betrekking tot het griffierecht dat zij voor de behandeling van dit beroep is verschuldigd. Zij heeft dat op 28 augustus 2023 met bewijsstukken onderbouwd.
4.2
De rechtbank heeft het beroep op betalingsonmacht bij brief van 31 augustus 2023 afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht. Eiseres heeft het griffierecht daarna (alsnog) betaald.
Het juridisch kader
5.1
Uit artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt.
5.2
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft op grond van artikel 6:11 van de Awb de niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dit wordt ook wel de beoordeling van de verschoonbaarheid genoemd. Beoordeeld wordt dan of de termijnoverschrijding wel of niet aan de indiener “kan worden toegerekend”. De rechtbank past bij deze beoordeling de uitspraak van de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven [1] van 30 januari 2024 toe.
5.3
Ter zitting is gebleken dat eiseres door haar moeder is bijgestaan bij haar verzoek en het maken van bezwaar. Daaruit volgt enerzijds dat het handelen van de moeder in beginsel aan eiseres kan worden toegerekend. Anderzijds zal bij de beoordeling van de verschoonbaarheid de rechtbank dus ook de eventuele bijzondere omstandigheden van de moeder betrekken.
Het bestreden besluit
6. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder stelt dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Hij heeft pas op 27 mei 2023, ruim twee maanden na het verstrijken van de bezwaartermijn, het digitaal door eiseres ingediende bezwaarschrift ontvangen. Een (aangetekend) per post gemaakt bezwaar is verweerder niet bekend. In uitzonderingsgevallen wordt een termijnoverschrijding geaccepteerd. Verweerder is van oordeel dat eiseres de bezwaartermijn heeft overschreden zonder geldige reden. De problemen die eiseres aanvoert over verzending per post en het digitaal bezwaar maken zijn zaken die voor eigen rekening en risico van eiseres komen. Omdat het bezwaarschrift niet aan de gestelde wettelijke vereisten voldoet, komt verweerder tot de conclusie dat het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is. Verweerder ziet in de door eiseres opgegeven redenen dus geen grond om haar te laat ingediende bezwaarschrift alsnog inhoudelijk te behandelen.
De beroepsgronden van eiseres
7. Eiseres voert - zakelijk weergegeven en gelezen in samenhang met hetgeen zij eerder in de procedure heeft aangevoerd - aan dat zij een bezwaarschrift heeft ingediend per aangetekende post, maar dat dit niet is aangekomen. Eiseres heeft telefonisch contact gehad met verweerder omdat zij op haar brief geen reactie ontving. Zij kreeg te horen dat zij het bezwaarschrift ook online kon indienen. Dit lukte eiseres in eerste instantie niet met de op de computer van haar moeder geinstalleerde browser Google Chrome. Op aanbevelen van haar vriend heeft eiseres alsnog op 27 mei 2023 bezwaar ingediend na installatie van de browser Firefox. De bezwaartermijn was toen al verstreken.
De beoordeling van de termijnoverschrijding
8.1
Niet in geschil is dat de bezwaartermijn is aangevangen op 4 februari 2023 en dat de laatste dag daarvan 17 maart 2023 is. Eiseres stelt allereerst dat zij tijdig per post een bezwaarschrift heeft ingediend, maar dat zij hier geen reactie op kreeg van verweerder. Ter zitting is gebleken dat de moeder van eiseres dacht dat in de afwijzing stond dat je per post bezwaar diende te maken. De moeder van eiseres zag later pas dat er op twee manieren (zowel digitaal als per post) bezwaar kon worden gemaakt. Eiseres zegt het bezwaarschrift per aangetekende post te hebben verzonden bij een postagentschap in de [naam winkel] . Het verzendbewijs is eiseres verloren, zij heeft ook geen bericht gekregen dat de aangetekende brief niet in ontvangst is genomen dan wel de brief retour ontvangen. Eiseres en haar moeder hebben geprobeerd bij het postagentschap in de [naam winkel] een afleverbewijs te ontvangen, maar dit kon niet worden teruggevonden in hun systeem.
8.2
Uit vaste rechtspraak volgt dat bij de vaststelling van de dag waarop een brief ter post is bezorgd, uitgegaan wordt van de op de enveloppe geplaatste poststempel, tenzij de verzender aannemelijk maakt dat de brief ter post is bezorgd vóór de datum van afstempeling door het postvervoerbedrijf. [2] De bewijslast hiervoor ligt bij de partij die stelt dat zij het poststuk voor die datum ter post heeft bezorgd. [3] Ook kan door middel van een bewijs van aangetekende verzending tijdige ter postbezorging aangetoond worden. Eiseres heeft haar stelling dat een bezwaarschrift voor het verstrijken van de bezwaartermijn, dus uiterlijk op 17 maart 2023, per post is bezorgd niet met enig bewijsstuk onderbouwd en ook niet op een andere manier aannemelijk gemaakt. Wat daarover is gesteld en ter zitting is toegelicht, is daarvoor onvoldoende.
8.3
Binnen de bezwaartermijn heeft eiseres - naar zij stelt - contact gezocht met verweerder of de brief was aangekomen. Aan de telefoon kreeg zij te horen dat de bezwaartermijn nog niet is verstreken en zij binnen de termijn nog digitaal bezwaar kan maken. Eiseres voert aan dat zij online geprobeerd heeft bezwaar te maken, maar dat dit niet lukte. De moeder van eiseres heeft één computer in huis. Het inloggen op de website lukte, maar zodra er een formulier ingevuld werd blokkeerde de website. De moeder van eiseres heeft naar haar zeggen meerdere pogingen gedaan. Uiteindelijk is er weer contact gezocht met verweerder, aldus eiseres. Verweerder heeft van de gestelde telefonische communicatie in zijn systemen geen vastlegging kunnen achterhalen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in deze periode sprake is geweest van inloggen door eiseres op 3 februari, 6 februari en 11 maart 2023. Van een digitaal gemaakt bezwaar binnen de bezwaartermijn is hem echter niet gebleken en van aanknopingspunten om aan te nemen dat de gestelde blokkades te wijten zijn aan verweerders website evenmin. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen.
8.4
Uit het vorenstaande volgt dat niet is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat tijdig per post dan wel tijdig digitaal bezwaar is gemaakt. De rechtbank moet dus uitgaan van het bezwaarschrift van 27 mei 2023, ingediend ruim twee maanden na afloop van de bezwaartermijn.
De beoordeling van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding
9.1
Desgevraagd heeft de moeder van eiseres ter zitting bevestigd dat zij wist dat zij tijdig bezwaar diende te maken, en daarover met eiseres ook heeft gesproken. Ook staat vast dat zij in staat waren de aanvraag digitaal te doen, en langs de digitale weg ook tijdig kennis hebben genomen van de beslissing op die aanvraag. Ook is het hen gelukt, zij het na afloop van de bezwaartermijn, digitaal bezwaar te maken. De te beantwoorden vraag is of sprake is van persoonlijke of externe omstandigheden bij eiseres en/of haar moeder al gevolg waarvan hen de termijnoverschrijding niet kan worden verweten.
9.2
In de door eiseres overgelegde stukken wordt melding gemaakt van het feit dat bij eiseres sprake is van een licht verstandelijke beperking (hetgeen eiseres zelf overigens betwist). De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat dit als een direct aanwijsbare reden is aan te merken om een gebrek aan doenvermogen en/of grip en persoonlijke controle [4] aan te nemen ten aanzien van hetgeen in dit geval van eiseres verwacht had mogen worden. De moeder van eiseres heeft ter zitting aangegeven dat zij vaak gezondheidsproblemen heeft, maar dat haar gezondheidsproblemen in de periode rond de bezwaartermijn niet zodanig waren dat zij niet tijdig bezwaar had kunnen maken. Van andere bijzondere persoonlijke dan wel externe omstandigheden bij eiseres en/of haar moeder (permanent of tijdelijk van aard) ter zake van de toerekenbaarheid of verminderde toerekenbaarheid ten aanzien de termijnoverschrijding is de rechtbank, ook na navraag ter zitting, niet gebleken. Evenmin is de rechtbank gebleken van handelen of nalaten van verweerder dat hierbij voor eiseres in negatieve zin van invloed kan zijn geweest. De termijnoverschrijding kan dus aan eiseres worden toegerekend, en is niet verschoonbaar.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, het beroep van eiseres niet slaagt, zij dus geen gelijk krijgt, en aan een inhoudelijke beoordeling van de afwijzing van de aanvraag van eiseres niet kan worden toegekomen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Wammes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Te vinden op
4.Zie hiervoor: WRR-rapport nr. 97: Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid. 24/04/2017, en WRR-rapport nr. 108: Grip. Het maatschappelijk belang van persoonlijke controle. 30/11/2023.