ECLI:NL:RBNHO:2024:6199

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
C/15/353222 / KG RK 24/375
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in huurovereenkomstzaak

Op 14 juni 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, die zich richtte tegen de kantonrechter mr. J.S. Reid. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 7 juni 2024, naar aanleiding van een procesbeslissing van de kantonrechter om geen mondelinge behandeling te gelasten in een lopende huurovereenkomstzaak. Verzoekster stelde dat de beslissing blijk gaf van vooringenomenheid en dat de kantonrechter de indruk wekte de belangen van de wederpartij, [bedrijfsnaam] B.V., te beschermen.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was. De wrakingskamer benadrukte dat wraking alleen aan de orde is als er sprake is van vooringenomenheid of de schijn van partijdigheid. In dit geval was er geen bewijs dat de kantonrechter vooringenomen was of dat de beslissing om geen mondelinge behandeling te houden, een grond voor wraking opleverde. De wrakingskamer stelde vast dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen betekent dat een procesbeslissing op zich geen basis voor wraking kan zijn. De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/353222 / KG RK 24/375
Beslissing van 14 juni 2024
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. J.S. Reid,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekster heeft op 7 juni 2024 schriftelijk de wraking verzocht van de kantonrechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Bewind locatie Alkmaar aanhangige zaak met als zaaknummer C/15/353222 / KG RK 24/375, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van dit verzoek en bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De uitgangspunten

2.1
Verzoekster heeft met (een rechtsvoorganger van) [bedrijfsnaam] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam] ) een huurovereenkomst gesloten die ziet op de huur van bedrijfsruimte door verzoekster.
2.2
[bedrijfsnaam] heeft de huurovereenkomst opgezegd en de ontruiming aan verzoekster aangezegd.
2.3
Op 28 maart 2024 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter, dat ertoe strekt dat de kantonrechter de ontruimingstermijn verlengt. Deze verzoekschriftprocedure is de hoofdzaak.
2.4
[bedrijfsnaam] heeft in de hoofdzaak op 15 mei 2024 een verweerschrift ingediend tegen het door verzoekster gedane verzoek.
2.5
Bij brief van 27 mei 2024 heeft de griffier in verband met een in de hoofdzaak te houden mondelinge behandeling verzoekster en [bedrijfsnaam] in de gelegenheid gesteld om verhinderdata op te geven.
2.6
Op 5 juni 2024 heeft de griffier aan verzoekster de volgende brief gestuurd:
“Voor de goede orde doe ik u hierbij toekomen een afschrift van het verweerschrift alsmede een afschrift van de e-mail d.d. 28 mei jl. van de gemachtigde van de wederpartij.Gezien de mededeling van verweerster dat zij niet ter zitting zal verschijnen heeft de kantonrechter besloten dat in deze procedure geen mondelinge behandeling zal plaatsvinden.U wordt in de gelegenheid gesteld om uw reactie op het verweerschrift schriftelijk kenbaar te maken, en wel uiterlijk 2 juli 2024.”
2.7
Op 7 juni 2024 heeft verzoekster het wrakingsverzoek ingediend. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de motivering van de procesbeslissing om de zitting te annuleren in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid. De beslissing kan niet anders worden gezien dan dat de rechter er alles aan doet te voorkomen dat verzoekster in de tussentijd (want het plannen en houden van een zitting kost veel meer tijd) nog andere procedures kan voeren/ uitspraken uitlokken c.q. gronden nader kan toelichten en mogelijkerwijs aanvullen en/of wijzigen. De indruk van verzoekster is dat de rechter maar één doel nastreeft: het beschermen van de (illegale) belangen van [bedrijfsnaam] .

3.De beoordeling

3.1
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking moet worden afgewezen, omdat het kennelijk ongegrond is. Hierbij neemt de wrakingskamer tot uitgangspunt dat wraking van een rechter alleen aan de orde is indien, kort samengevat, de rechter (i) jegens een partij een vooringenomenheid koestert of (ii) wanneer de schijn van partijdigheid gewekt is.
3.2
In deze zaak is van beide gevallen geen sprake.
3.3
Het wrakingsverzoek richt zich feitelijk alleen tegen de op 5 juni 2024 aan verzoekster bekend gemaakte beslissing van de kantonrechter om geen mondelinge behandeling te gelasten, maar verzoekster een gelegenheid te bieden schriftelijk te reageren op het verweerschrift van [bedrijfsnaam] .
Dat kan geen grond voor wraking opleveren. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing of de motivering daarvan als zodanig geen grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het enkele feit dat de rechter een voor een partij negatieve (proces)beslissing neemt, levert geen grond voor wraking op. Dat is vaste rechtspraak sinds het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.4
Het voorgaande geldt ook, indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering.
Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
Dat deze uitzonderingssituatie zich hier voordoet, heeft verzoekster niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd en ook overigens is de wrakingskamer daarvan niet gebleken.
3.5
De slotsom is dat het verzoek kennelijk ongegrond is.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
verklaart het verzoek kennelijk ongegrond,
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de kantonrechter en de wederpartij in de hoofdzaak een eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. N. Boots, voorzitter, mr. S.W.S. Kiliç en mr. J.M. Jongkind, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.