ECLI:NL:RBNHO:2024:6095

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
24/2117 en 24/2118
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en alcoholmisbruik

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.T. Poort, heeft beroep aangetekend tegen het besluit van de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, vertegenwoordigd door P.A. Leerentveld, tot ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. De voorzieningenrechter heeft op 20 juni 2024 uitspraak gedaan na een zitting op 6 juni 2024.

De zaak draait om de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser, die meerdere keren is aangehouden voor rijden onder invloed. De politie heeft bij de aanhoudingen hoge ademalcoholgehaltes vastgesteld, wat heeft geleid tot de verplichting voor eiser om een cursus Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) te volgen en een onderzoek naar zijn alcoholgebruik te ondergaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het psychiatrisch rapport, dat concludeert dat eiser alcoholmisbruik vertoont, zorgvuldig is opgesteld en dat de conclusies daarvan gerechtvaardigd zijn.

Eiser betwist de vaststelling van alcoholmisbruik, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat eiser zijn alcoholgebruik heeft gestopt. De voorzieningenrechter concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 24/2117 en 24/2118
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 juni 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.T. Poort),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: P.A. Leerentveld).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen het besluit van verweerder tot ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.1.
Met het bestreden besluit van 25 april 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. De politie Eenheid Noord-West Holland heeft eiser op 30 oktober 2022 aangehouden. De politie heeft toen bij hem een ademalcoholgehalte geconstateerd van 855 μg/l (hetgeen overeen komt met een bloedalcoholgehalte van 1,967 promille). Eerder is verzoeker op 10 juli 2022 aangehouden, waar bij hem een ademalcoholgehalte is geconstateerd van 250 μg/l (0,575 promille). Eiser heeft een onderzoek moeten laten doen naar zijn alcoholgebruik. Op 28 februari 2023 heeft een onderzoek bij een psychiater plaatsgevonden (Rijbewijsbelang.nl). Naar aanleiding van het onderzoek is aan eiser per besluit van 14 maart 2023 opgelegd dat hij een cursus Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) moet volgen.
3. Op 21 mei 2023 is eiser aangehouden wegens rijden onder invloed. De politie heeft toen bij hem een ademalcoholgehalte geconstateerd van 620 μg/l (hetgeen overeen komt met een bloedalcoholgehalte van 1,4267 promille). Vervolgens is eiser op 12 juni 2023 per brief medegedeeld dat het besluit van 28 november 2022 wordt omgezet en dat de cursus niet meer de juiste maatregel is. Per besluit van 12 juni 2023 is aan eiser de verplichting opgelegd opnieuw een onderzoek te laten doen naar zijn alcoholgebruik.
4. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op 30 september 2023 en is uitgevoerd door psychiater B.M. Klop - De Vries (en mede ondertekend door C. Pavan, psycholoog). Het onderzoek bestond uit een bloedonderzoek, een lichamelijk onderzoek en een psychiatrisch onderzoek. De uitkomst van dit onderzoek was dat er bij eiser sprake was van alcoholmisbruik in de zin der wet. Verweerder heeft vervolgens besloten dat het rijbewijs van eiser ongeldig blijft tot eiser gestopt is met zijn alcoholmisbruik en hij dat een jaar heeft volgehouden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder het rijbewijs van eiser terecht ongeldig heeft verklaard. Hij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Gezondheidsverklaring
7. Ter inleiding overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In tegenstelling tot wat eiser meent (vgl. het beroepschrift onder nummer 30), betekent het einde van een recidivevrije periode niet dat eiser weer rijgeschikt wordt geacht en de geldigheid van het rijbewijs herleeft. Eiser dient namelijk eerst een herkeuring aan te vragen, op grond waarvan hij weer rijgeschikt kan worden geacht. Dat volgt uit paragraaf 8.8 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 in verbinding met de artikelen 97 en 103 van het Reglement rijbewijzen. Daarvoor moet eiser een gezondheidsverklaring indienen. Dit staat ook in het primaire besluit en in het bestreden besluit. Voor het afgeven van een verklaring van geschiktheid moet de aanvrager op grond van artikel 103 van het Reglement rijbewijzen voldoen aan de eisen die volgen uit de Regeling eisen geschiktheid 2000.
Alcoholmisbruik
8. Eiser betwist dat sprake is van alcoholmisbruik, maar voert dit wegens opportuniteitsoverwegingen niet aan als beroepsgrond en refereert zich aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
9. De voorzieningenrechter stelt voorop dat, zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) eerder heeft overwogen [1] , verweerder mag afgaan op het psychiatrisch rapport dat aan hem is uitgebracht, nadat het is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag verweerder niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan. Zo nodig vraagt verweerder de adviseur een reactie op wat de belanghebbende over het advies heeft aangevoerd.
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de psychiatrische rapportage aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, is de redenering daarin begrijpelijk is en kunnen de getrokken conclusies daarop aansluiten. Er heeft een anamnese, lichamelijk- en psychiatrisch onderzoek plaatsgevonden. Verder is het dossier bestudeerd. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om de vaststelling dat sprake is van alcoholmisbruik voor onjuist te houden.
De stopdatum van het alcoholmisbruik
11. Eiser stelt dat het rapport van de psychiater, voor wat betreft de stopdatum, onvoldoende concludent en onderbouwd is. Eiser stelt dat de psychiater onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geoordeeld zou kunnen worden dat eiser niet zou zijn gestopt met het beweerdelijke misbruik. Er moet worden uitgegaan van de verklaring van eiser. Eiser heeft na zijn aanhouding zijn alcoholgebruik geminderd en hij drinkt alleen nog op speciale gelegenheden en feestjes. Ook is eiser na 21 mei 2023 niet meer aangehouden voor rijden onder invloed.
12. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De voorzieningenrechter ziet niet in waarom ter zake de vaststelling dat sprake is van alcoholmisbruik wel van de psychiatrische rapportage uit zo mogen worden gegaan en ter zake de stopdatum niet. Het gaat om hetzelfde onderzoek, met gebruikmaking van dezelfde gegevens. Het betoog van eiser geeft ook geen aanleiding daar anders over te oordelen. Daartoe het volgende.
13. In de rapportage van de psychiater en psycholoog van 18 april 2024 staat vermeld:
“Anamnestisch is sinds de laatste aanhouding het alcoholgebruik van betrokkene onveranderd tot het drinken van 4-5 AE ongelegenheden. Dit is dezelfde hoeveelheid als dat betrokkene aangaf te drinken ten tijde van het onderzoek. Hij blijft dus bij zijn standpunt dat er sprake is van een sociaal drinkpatroon. Betrokkene is echter in korte tijd driemaal aangehouden, hetgeen gezien de pakkans weliswaar mogelijk, maar niet erg waarschijnlijk is bij dit sociale drinkpatroon. Hetgeen niet alleen onderrapportage van het gebruik ten tijde van de aanhouding, maar ook over algehele drinkpatroon aannemelijk maakt. (…) Concluderend lijkt niet aannemelijk dat bij betrokkene het alcoholmisbruik is gestopt, gezien het onveranderde alcoholgebruik en de geconstateerde onderrapportage bij de anamnese”.
14. De bevindingen van de psychiater vinden bevestiging in het dossier. Bij twee van de drie aanhoudingen was sprake van een fors verhoogd promillage. Daarbij werd bij het eerdere geschiktheidsonderzoek van 28 februari 2023 door psychiater F. Derks al aannemelijk geacht dat sprake is van onderrapportage van het alcoholgebruik. De derde aanhouding (op 21 mei 2023) vond nota bene twee weken vóór de eerste EMA-cursusdag (op 5 juni 2023) plaats. Ook heeft eiser eerder, al in 2011, meegewerkt aan een EMA-cursusdag, waaruit eiser blijkbaar geen lering heeft getrokken. In deze zin is ook opmerkelijk dat uit het dossier volgt dat eiser tot tweemaal toe door een melding van buurtbewoners staande is gehouden voor een voorlopig ademonderzoek, terwijl eiser op 21 mei 2023 om 08.46 uur in de ochtend is staande gehouden. Door verweerder is verder navraag gedaan bij de psychiater en is gebleken dat in tegenstelling tot wat vermeld staat in het rapport onder 3.2 er naar het oordeel van de psychiater sprake is van onveranderd alcoholgebruik. Op grond hiervan kon verweerder naar oordeel van de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk achten dat eiser nog niet gestopt was met het alcoholmisbruik.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:678.