ECLI:NL:RBNHO:2024:5795

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
10823286 \ CV EXPL 23-3975
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van huurvoorwaarden en veroordeling tot betaling van huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 12 juni 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een huurachterstand en mutatieschade, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de toepasselijke algemene huurvoorwaarden getoetst op oneerlijke bedingen in de zin van de Richtlijn 93/13/EEG. De toetsing leidde tot de conclusie dat bepaalde bepalingen in de algemene voorwaarden, met name die met betrekking tot rente en incassokosten, oneerlijk zijn en in strijd met de wettelijke regeling. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 2.171,32, evenals de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering voor het overige is afgewezen. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10903690 CV EXPL 24-316
Uitspraakdatum: 12 juni 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland
te Alkmaar
de eisende partij
gemachtigde: Huting & van der Mije Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 14 februari 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om bij akte de toepasselijke algemene voorwaarden te overleggen en zich daarbij uit te laten over daarin opgenomen eventuele oneerlijke bedingen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft de eisende partij een akte ingediend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van een huurachterstand en mutatieschade, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proces- en nakosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Na beëindiging van de huurovereenkomst is gebleken dat er nog sprake was van een huurachterstand en dat de gedaagde partij het gehuurde niet in oude en goede staat heeft overgedragen.

3.De verdere beoordeling

Ambtshalve toetsing:Algemene Huurvoorwaarden Zelfstandige Woonruimte januari 2015(hierna: de algemene voorwaarden)
3.1.
De eisende partij heeft bij de akte de toepasselijke algemene voorwaarden overgelegd. Zoals ook in het tussenvonnis is overwogen zal de kantonrechter ambtshalve toetsen of in de algemene voorwaarden bedingen staan die verband houden met de vordering en oneerlijk zijn ten opzichte van de consument in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG.
Mutatiekosten
3.2.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van mutatiekosten. In artikel 11 van de Algemene Huurvoorwaarden is daarover een beding opgenomen. Omdat dit beding aansluit bij het bepaalde in artikel 7:224 BW en de eisende partij op grond van dit beding alleen de werkelijk gemaakte kosten in rekening kan brengen bij de gedaagde partij, is de kantonrechter van oordeel dat voornoemd artikel niet als oneerlijk kan worden beschouwd.
Buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten
3.3.
In de Algemene Huurvoorwaarden zijn verder onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 6.1: ‘
(…) Vanaf de eerste dag van de maand is huurder voor de termijn voor die maand in verzuim en is hij wettelijke rente verschuldigd.
Artikel 13.1: ‘
Indien één der partijen in verzuim is met de nakoming van enige verplichting, welke ingevolge de wet en/of de huurovereenkomst op hem rust en daardoor door de andere partij gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moeten worden genomen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van die ene partij.
Artikel 13.2: ‘
Indien één van de partijen een uit hoofde van de overeenkomst of uit andere hoofde overeengekomen verschuldigd bedrag niet volledig en stipt op de vervaldag voldoet, dan verkeert deze partij direct vanaf de vervaldag in verzuim en is deze partij vanaf die dag de wettelijke rente verschuldigd.
Daarnaast is de partij die in verzuim verkeert en die een natuurlijk persoon is, niet handelend in de uitvoering van beroep of bedrijf, een vergoeding verschuldigd voor de redelijke incassokosten, zulks met in acht neming van artikel 6:96, leden 2 tot en met 6 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de verschuldigde incassokosten wordt berekend conform artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, waarbij tenminste het aldaar opgenomen minimumbedrag van € 40,00 (exclusief BTW) verschuldigd zal zijn. (…)
Artikel 15: ‘
Indien één van de partijen enige bepaling uit deze Algemene Huurvoorwaarden overtreedt, is die partij verplicht ten behoeve van de andere partij een onmiddellijk opeisbare boete te betalen van € 25,- (prijspeil november 2013 geïndexeerd volgens de CBS Consumentenprijsindex, Alle Huishoudens) per kalenderdag met een maximum van
€ 15.000,-- verschuldigd, onverminderd de verplichting van die partij om alsnog overeenkomstig deze Algemene Huurvoorwaarden te handelen en onverminderd de overige rechten van de andere partij op schadevergoeding.
Deze boete zal, zonder rechterlijke tussenkomst voor elke dag gedurende welke de overtreding voortduurt, verschuldigd zijn.
3.4.
De rentebedingen in artikel 6.1 en 13.2, eerste alinea, van de algemene voorwaarden zijn in overeenstemming met de regeling in artikel 6:119 BW. Deze bedingen zijn daarom op zichzelf voor wat betreft de verschuldigdheid van rente niet oneerlijk.
3.5.
Het incassobeding in artikel 13.2, tweede alinea, van de algemene voorwaarden verwijst naar de (deels) dwingendrechtelijke regeling in artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Op zichzelf is dit dan ook geen oneerlijk beding.
3.6.
In combinatie met artikel 13.1 en het boetebeding in artikel 15 van de algemene voorwaarden zijn de rente- en incassobedingen in artikel 6.1 en 13.2 van de algemene voorwaarden wel oneerlijk. Het boetebeding wijkt immers ten nadele van de consument aanzienlijk af van de aanvullend rechtelijke bepalingen in artikel 6:92 BW. Voor wat betreft artikel 6.1 is van belang dat in artikel 15 is bepaald dat op iedere tekortkoming, dus ook niet tijdige huurbetaling, de huurder een boete van € 25,00 per dag is verschuldigd. Op grond van deze bedingen zou de eisende partij in geval van niet tijdige huurbetaling door de huurder wettelijke rente én een boete in rekening kunnen brengen, terwijl de huurder op grond van de wettelijke regeling uitsluitend wettelijke rente verschuldigd zou zijn. Hiermee wordt het evenwicht tussen de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de gedaagde partij verstoord. Bovendien kunnen op grond van artikel 13.1 naast de boete van artikel 15 alle kosten, in en buiten rechte, op de consument worden verhaald indien er als gevolg van een niet-nakomen door de consument maatregelen moeten worden genomen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 [1] onredelijk bezwarend in de zin van art. 6:233, aanhef en onder a, BW en daarmee oneerlijk in de zin van de Richtlijn.
3.7.
Gelet op het voorgaande gaat de stelling van de eisende partij dat de verzuimbepalingen niet oneerlijk zijn omdat deze aansluiten bij de wet, niet op. De kantonrechter volgt evenmin de stelling dat artikel 15 van de algemene voorwaarden een specifieke boetebepaling betreft die betrekking heeft op overtredingen en geheel losstaat van de verzuimbepalingen. Dat regulier betalingsverzuim niet valt onder artikel 15, zoals de eisende partij stelt, volgt niet (duidelijk) uit dat beding. Daarin staat immers dat een boete is verschuldigd als huurder “
enige bepaling uit deze Algemene Huurvoorwaarden overtreedt.” Het op tijd betalen van de huur staat ook in een bepaling in de huurovereenkomst (artikel 6.1.) en artikel 15 van de algemene voorwaarden bevat geen uitzondering ten aanzien van die verplichting van de huurder.
3.8.
Artikel 13.1 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Gevolgen van deze toetsing
3.9.
De kantonrechter vernietigt artikel 6.1, 13.1 en 13.2 van de algemene voorwaarden voor zover deze betrekking hebben op rente en buitengerechtelijke incassokosten. Dit heeft tot gevolg dat de buitengerechtelijke incassokosten en de rente zullen worden afgewezen.
Hoofdsom
3.10.
De gedaagde partij moet de hoofdsom betalen. De hoofdsom bedraagt € 2.171,32
(€ 3.921,48 – deelbetalingen van € 1.750,16). Dit bedrag zal worden toegewezen.
Proceskosten
3.11.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal worden veroordeeld in de proceskosten. Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van
€ 102,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van
€ 2.171,32;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 130,48 wegens dagvaardingskosten,
€ 496,00 wegens griffierecht en
€ 204,00 wegens salaris gemachtigde;
4.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 102,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
4.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4