3.3.2Bewijsoverweging zaak A onder 1: doodslag
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de behandeling ter zitting het volgende vast.
In de vroege ochtend van 1 januari 2023 is er een feestje thuis in de woning van [getuige] aan het [adres 1] in Hoorn waar negen personen aanwezig zijn. Dit zijn onder meer haar ex-partner [slachtoffer] (het slachtoffer) en de verdachte. Verschillende aanwezigen hebben alcohol gedronken en/of drugs gebruikt. Op enig moment krijgen het slachtoffer en de verdachte ruzie en beginnen met elkaar te vechten. Zij worden door andere aanwezigen enkele malen uit elkaar gehaald, maar vliegen elkaar steeds weer in de haren. De vechtpartij begint bij de hoekbank voor in de woonkamer, verplaatst zich door de woonkamer en eindigt in de open keuken, die zich aan de achterkant van de woning bevindt. Direct na de vechtpartij verlaten zowel het slachtoffer als de verdachte de woning. Het slachtoffer keert niet terug, ondanks het feit dat zijn jas en sleutels in de woning zijn achtergebleven. Op 1 januari 2023 rond 11:00 uur meldt [getuige] de vermissing van het slachtoffer bij de politie. Op 2 januari 2023 rond 14:00 uur wordt het levenloze lichaam van het slachtoffer gevonden in de achtertuin van de woning aan het [adres 3] [adres 2].
Forensisch pathologisch onderzoek wijst uit dat het slachtoffer twee steekletsels in de onderbuik heeft, waarvan de steekkanalen evenwijdig zijn en lengtes hebben tot circa 14,5 centimeter. De rechtbank gaat uit van steken met een mes aangezien het uiterlijk van de wonduiteinden sterk past bij letsels als gevolg van een éénzijdig snijdend voorwerp zoals een mes. Het mes waarmee de steekletsels zijn toegebracht is niet gevonden. Eén van de steekletsels liep door de buikholte met doorsteekletsel van de lichaamsslagader. Dit heeft geleid tot fors (inwendig en uitwendig) bloedverlies. Het slachtoffer is overleden door de verbloeding die dit steekletsel heeft veroorzaakt.
De getuigenverklaringen
In deze zaak heeft de politie veel getuigen gehoord, van wie sommigen meerdere malen. Geen van de getuigen heeft verklaard het steken te hebben gezien. De rechtbank constateert dat de verklaringen van de personen die de betreffende nacht in de woning aanwezig waren niet op alle onderdelen consistent zijn en soms zelfs tegenstrijdig. Dat wordt deels verklaard door het feit dat verschillende aanwezigen onder invloed waren van alcohol en/of drugs. Ook heeft de rechtbank de indruk gekregen dat niet iedereen in zijn of haar verhoor volledige openheid van zaken heeft gegeven en evenmin kan worden uitgesloten dat getuigen verklaringen op elkaar hebben afgestemd. De rechtbank ziet daarin dan ook aanleiding behoedzaam om te gaan met de getuigenverklaringen in het dossier. Verklaringen “van horen zeggen” gebruikt de rechtbank in deze zaak niet als bewijsmiddel.
Toedracht
Ondanks het feit dat er in dit dossier geen getuige is die heeft verklaard de verdachte te hebben zien steken en ook het daarbij gebruikte mes niet is gevonden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken waarbij één messteek het slachtoffer dodelijk heeft verwond. Daartoe vindt de rechtbank het volgende redengevend.
Vaststaat dat de verdachte met het slachtoffer in de woning heeft gevochten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het slachtoffer tijdens en vermoedelijk kort voor het einde van die vechtpartij moet zijn gestoken. Daarbij is allereerst van belang dat verschillende getuigen hebben gezien dat de verdachte en het slachtoffer als laatste in de keuken vochten. Uit het messenblok in de keuken ontbreekt sinds die nacht een groot mes, waarvan de afmeting (een totale lengte van ongeveer 30 cm) goed kan passen bij de diepte van de steekverwondingen van het slachtoffer. In de keuken en op de keukendeur zijn ook bloedsporen van het slachtoffer aangetroffen. Verder liepen de twee steekkanalen evenwijdig en waren zij even diep, wat er volgens forensisch onderzoek op duidt dat de steekwonden kort na elkaar - en dus door één dader - zijn toegebracht.
Dat het niet anders kan dan dat het slachtoffer tijdens het gevecht met de verdachte is gestoken, leidt de rechtbank daarnaast af uit de omstandigheid dat het slachtoffer kort na deze vechtpartij moet zijn overleden. Zo is op 1 januari 2023 om 7:44 uur door één van de aanwezigen in de woning een 112-melding gedaan van een vechtpartij aan het [adres 3]. Toen het slachtoffer de volgende dag in de achtertuin van [adres 3] [adres 2] - twee woningen verder - werd gevonden, had hij zijn mobiele telefoon nog in zijn zak. De telefoon is onderzocht en daaruit is gebleken dat hij zijn laatste 126 stappen heeft gezet op 1 januari 2023 tussen 7:41 uur en 7:43 uur. Dit betekent dat het slachtoffer kort voor de 112-melding zijn laatste stappen heeft gezet. De telefoon van het slachtoffer bevond zich rond deze tijdstippen ook in de omgeving van de woningen aan het [adres 4] De telefoon van de verdachte straalt op dat moment ook een zendmast aan die dekking geeft aan de plaats delict. Een getuige heeft gezien dat het slachtoffer na de vechtpartij de woning via de achterdeur heeft verlaten. Steun daarvoor is ook te vinden in het feit dat op het onderste deel van de afgesloten poortdeur in de achtertuin bloed van het slachtoffer is aangetroffen. Nabij deze poort stond een trapje. Aan de andere kant van de schutting is in de achtertuin van nummer [adres 5] een voetafdruk aangetroffen in het zand en onder de schoen van het slachtoffer zat soortgelijk zand. De schutting tussen de achtertuinen [adres 5] en [adres 2] was al eerder omgevallen en gaf een doorgang naar de achtertuin van nummer [adres 2], waar het slachtoffer is gevonden.
Volgens de forensisch patholoog is de doodsoorzaak van verbloeding een overlijdensproces dat niet onmiddellijk plaatsvindt, maar eerder leidt tot overlijden (maximaal) meerdere tot tientallen minuten na het oplopen van het letsel. Gezien het feit dat letsel aan de lichaamsslagader fors (inwendig) bloedend letsel betreft, zal de periode tot overlijden eerder korter dan langer geweest zijn binnen dit opgegeven tijdsbestek. In deze periode was er, zo volgt uit het forensisch onderzoek aanvankelijk nog volledige handelingsbekwaamheid, maar nam deze stelselmatig af totdat handelingsonbekwaamheid en bewustzijnsverlies optraden.
Op grond van al deze bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, trekt de rechtbank de conclusie dat het slachtoffer, nadat hij door de verdachte was gestoken door de achterdeur de woning heeft verlaten, over de schutting tussen de achtertuinen van nummers [adres 6] en [adres 5] is geklommen, en via de al omgevallen schutting tussen de achtertuinen van nummers [adres 5] en [adres 2] naar de achtertuin van nummer [adres 2] is gelopen en daar is overleden.
DNA-bewijs
Aan de hiervoor vermelde conclusie draagt naar het oordeel van de rechtbank ook het DNA-bewijs bij. Van de nagels van de pink en de duim van het slachtoffer en van de steekbeschadiging in de onderzijde van de trui ter hoogte van de onderbuik, werden bemonsteringen genomen. Uit deze bemonsteringen zijn DNA-mengprofielen van minimaal 2 donoren verkregen. Het DNA-profiel van de verdachte komt overeen met deze DNA-mengprofielen. Het DNA-profiel is respectievelijk 2 miljoen (de pink) tot meer dan een miljard (duim en steekbeschadiging) keer waarschijnlijker wanneer - kort gezegd – de verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de verdachte donor is van een deel van het celmateriaal.
De verdediging heeft bepleit dat dit niet gebruikt kan worden als bewijsmiddel, omdat uitsluitend DNA-onderzoek is gedaan op bronniveau en niet op activiteitniveau. Met andere woorden: het NFI heeft niet onderzocht door welke activiteit de DNA-sporen zijn ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat het NFI in deze zaak geen onderzoek op activiteitniveau heeft kunnen doen, omdat geen sprake is van twee elkaar uitsluitende scenario’s. Het staat immers vast dat de verdachte en het slachtoffer flink met elkaar gevochten hebben, zodat het DNA-materiaal van de verdachte zowel door het vechten als door het steken onder de nagels en op de trui van het slachtoffer terecht kan zijn gekomen. De rechtbank acht het DNA-bewijs dan ook niet doorslaggevend, maar kent wel een zekere betekenis toe aan het feit dat er DNA van de verdachte rondom de steekbeschadiging in de trui zat. Dit gegeven draagt bezien in samenhang met de andere bewijsmiddelen, bij aan de door de rechtbank getrokken conclusie dat het de verdachte is geweest die het slachtoffer heeft gestoken.
Zwijgen
De verdachte heeft zich vanaf het moment van zijn aanhouding tot aan de zitting steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Op de zitting heeft de verdachte volstaan met het geven van enkel een korte verklaring (statement), inhoudende dat hij met het slachtoffer heeft gevochten, dat ze uit elkaar zijn gehaald, dat hij door de voordeur is weggegaan en het slachtoffer niet heeft gestoken. Op vragen van de rechtbank naar aanleiding van die verklaring als ook op vragen over de hiervoor vermelde belastende feiten en omstandigheden heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen. Ook dit weegt de rechtbank mee bij de waardering van het bewijs en maakt dat zij uitgaat van de hiervoor reeds getrokken conclusie(s).
Opzet op de dood
Voor een bewezenverklaring van doodslag is vereist dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
De verdachte heeft het slachtoffer tijdens een vechtpartij op korte afstand met een mes tweemaal snel achter elkaar diep, dus met een zekere kracht, in de buik gestoken. Daarbij is de lichaamsslagader geraakt met fors bloedverlies als gevolg. Het slachtoffer is korte tijd later overleden door verbloeding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte door het op deze manier met kracht en tweemaal steken van het slachtoffer met een mes in de buikstreek opzet op de dood van het slachtoffer gehad.
Conclusie
Het voorgaande, in samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd, door hem met een mes tweemaal in zijn buik te steken.